Levensvernieuwing
Het wederbarende werk van de Heilige Geest
Hij wederbaart mij - Hij leidt mij in alle waarheid - Hij troost mij - Hij blijft tot in eeuwigheid bij mij.
Het is u misschien wel eens opgevallen, dat er een klein verschil is tussen de formulering van de Heidelbergse Catechismus betreffende de Heilige Geest en die van het Kort Begrip aangaande hetzelfde onderwerp. Ons leerboek zegt op de vraag: wat gelooft gij van de Heilige Geest? Eerstelijk, dat Hij tezamen met de Vader en de Zoon waarachtig en eeuwig God is. Ten andere, dat Hij ook mij gegeven is, opdat Hij mij door een waar geloof Christus en al zijn weldaden deelachtig maken, mij trooste en bij mij eeuwig blijve. Het Kort Begrip voelt het iets aan. De weergave is aldus: dat Hij tezamen met de Vader en de Zoon waarachtig en eeuwig God is; en dat Hij mij van de Vader door Christus gegeven zijnde, wederbaart, in alle waarheid leidt, mij troost en in eeuwigheid bij mij zal blijven.
Accenten
Het gaat hier uiteraard niet om wezens verschillen. Wij zouden het nadere accentueringen willen noemen. Het Kort Begrip legt de nadruk op het wederbarende werk van de Heilige Geest en zegt daarmee geen wezenlijk andere zaak dan de catechismus. Maar noemt het anders. Wij zouden willen zeggen: het Kort Begrip spant het anders in, de aanslag is nauwkeuriger, vermoedelijk ook al omdat het Kort Begrip jonger is dan de catechismus. Het Kort Begrip is opgesteld door Hermannes Faukelius, dienaar des Woords te Middelburg. Hij ontving daartoe in het jaar 1608 van zijn kerkeraad de opdracht. Het heeft geen ander kerkelijk gezag, dan dat het in de kerk van Middelburg als vragenboekje diende. Het was oorspronkelijk bedoeld als een soort stel van vragen, te doen bij de belijdenis, die door de kerkeraad afgevraagd werd voor de toelating tot het Heilig Avondmaal. Door de besluiten van de Dordtse Synode is dat laatste veranderd. Eerst wilde de Synode zelf een kleinere catechismus voor de jongste catechisanten samenstellen. Zij kwam later op dit besluit terug en beval het Kort Begrip aan om als zodanig dienst te doen.
Werkingen
Dit Kort Begrip preciseert de catechismus op het onderwerp aan de Heilige Geest. Evenzeer als het leerboek houdt het Kort Begrip de onmisbaarheid en de voortreffelijkheid van de gave aan de Heilige Geest hoog. Dit blijkt uit een nadere beschouwing van de werkingen van de Heilige Geest in onze harten. Daarvan wordt hier gezegd: Hij wederbaart mij - Hij leidt mij in alle waarheid - Hij troost mij - Hij blijft tot in eeuwigheid bij mij. In een artikel als dit bedoelen wij geen brede betogen te geven. Waar het ons om gaat is enkel stof aan te dragen voor zinvolle meditatie. Er is immers geen diepere bezigheid in het geloofsleven dan om aan de hand van een of ander leerboek de waarheid van de Schrift te overpeinzen. Samengevat uit Gods Woord laten wij het Woord Gods door middel van een leerboek aan onze geest voofbijgaan. Het komt daarbij niet zozeer aan om nieuwe dingen te horen als veeleer om de oude beproefde waarheid te ontmoeten. Vermoedelijk is de schraalheid van veler geestelijk bestaan voornamelijk te wijten aan het verzuimen van geestelijke oefening. Te velen jagen voortdurend naar de ervaring van nieuwe dingen. Ze willen hun kennis verrijken. Het is er evenwel eerder om begonnen, dat wij in ons diepste wezen aangeraakt worden. Dat wij buigen voor de hoge God,
Zaligmakend
Hij wederbaart mij - de wedergeboorte is het schoonste, alomvattendste zaligmakende werk in het hart van de zondaar. Zij wordt ook wel genoemd: vernieuwing van het hart of herschepping, of levendmaking. Johannes 6 : 3 leert: de Geest is het, die levend maakt. Van onze natuur uit zijn wij geestelijk dood, dat wil zeggen onbekwaam tot enig goed en geneigd tot alle kwaad. De Heilige Geest nu maakt ons van geestelijk dood geestelijk levend. Op het voetspoor van de Nederlandse Geloofsbelijdenis (art. 24) willen wij die wedergeboorte nu bezien als de voortgaande dagelijkse vernieuwing van hart en leven, wat wij ook wel heiligmaking noemen.
Levendmaking
Het is ons niet onbekend, dat de wedergeboorte ook in andere zin genomen kan worden. Namelijk, als de eerste daad van levendmaking, de uitstorting van het nieuwe levensbeginsel. Zij geschiedt in een enkel ogenblik, geheel zonder menselijk toedoen en buiten ons bewustzijn, ofschoon niet altijd onmiddellijk. Deze opvatting heeft echter in de kerkgeschiedenis geleid tot een zodanig automatisme, dat het wonder van genade tot een rationele reflexie is geworden. De vanzelfsprekendheid kwam in de plaats van de verrassing over Gods ontferming. Bovendien komt bij deze opvatting welhaast onmiddellijk de filosofie de theologie van haar plaats verdringen. Het geheim wordt verworpen en verwordt tot een discussie. De aanbidding wordt een zakelijke bespreking. Laat ons plaats geven aan het mysterie van de vernieuwing van ons leven. Er blijft een sluier over de eerste beginselen liggen. Genoeg moet het voor ons zijn, dat uit de wortel van dat nieuwe leven op 's Heeren tijd het geloof en de bekering voortkomen. Hoe deze wedergeboorte toe gaat is een verborgenheid. Reeds het natuurlijke leven van de mens is een geheimenis, dat zich aan alle nasporingen onttrekt, gelijk trouwens de oorsprong van alle leven, hetzij van dier of plant. Jezus heeft zelf op dit mysterieuze karakter gewezen, sprekende over de Geest, die blaast als de wind waarheen Hij wil en waarvan men het geluid wel hoort, doch die een geheimzinnig verschijnsel is en blijft. Zoveel is uit deze woorden echter zeker, dat de Heilige Geest de bewerker der wedergeboorte is, waardoor ons een kiem van het nieuwe leven wordt ingeplant. Deze Geest dringt in ons innerlijke wezen door en herschept dit in beginsel geheel. Ons verstand wordt erdoor verlicht. Onze wil wordt erdoor vermurwd. Onze aandoeningen worden erdoor geheiligd. In één woord: waar wij vroeger dood in de zonden en misdaden waren, worden wij door die Geest levendgemaakt en staan wij als nieuwe schepselen op uit het zondegraf, waarin wij van onze eerste geboorte af verkeerden.
Woord en Geest
De Geest des Heeren is dus de bewerker van de wedergeboorte, maar daarbij is toch niet uit het oog te verliezen, dat Hij zich er in de regel van bedient van het Woord van God. Woord en Geest werken steeds samen. Men heeft dit wel eens betwijfeld. Men maakte de Geest dan los van het Woord en liet de wedergeboorte uitsluitend door Hem bewerken. Nu zullen wij niet zeggen, dat deze gang van zaken op zichzelf ondenkbaar is. Maar het is veiliger zich te laten leiden door wat in de brief van Petrus te lezen staat: 'Gij die wedergeboren zijt, niet uit vergankelijk, maar uit onvergankelijk zaad, door het levende en eeuwig blijvende Woord van God'. Uit deze achtergrond van de wedergeboorte komt nu zowel het geloof als de bekering op. Het nieuwe, geestelijke leven dat ons bij de wedergeboorte als kiem is ingeplant, moet niet absoluut, wijsgerig worden beschouwd. Het blijft natuurlijk niet sluimeren, al is het aanvankelijk verborgen. Het nieuwe leven heeft de drang in zich om zich te uiten, om zich te ontwikkelen, om heerschappij te voeren en door deze innerlijke levensaandrift strekt het nieuwe leven zich uit over de verstandelijke zijde van ons wezen en wordt dan openbaar in geloof, kennis, inzicht en wijsheid. Het strekt zich echter eveneens uit over de zedelijke zijde van ons wezen, over het leven van onze wil dus, en dan openbaart het zich als bekering. In de bekering komt dan voor aller oog te voorschijn wat aanvankelijk als wedergeboorte in de diepte van het hart verborgen was. Geen wonder derhalve, dat wedergeboorte welhaast nog geschikter in bredere zin genomen wordt. De totale levensherschepping door God, naar God toe.
Voortdurend
Wij behoeven die wedergeboorte niet slechts als een ogenblikkelijke levendmakende daad van de Heilige Geest, maar ook als een voortdurende bewerking, vernieuwing, verandering en herschepping. Naar ons oordeel bedoelt het Kort Begrip vooral die voortdurende wederbaring, aangezien in de tegenwoordige tijd gesproken wordt: Hij wederbaart mij; niet: Hij heeft mij wedergeboren. Het is goed, het is nodig onszelf in dezen te onderzoeken. Bij dit onderzoek dient vooral gelet op de vruchten der wedergeboorte, of op de voortdurende werkingen van de Heilige Geest. De Heere Jezus zegt: de wind kent men aan zijn geluid; zo is de aanwezigheid van de Heilige Geest kenbaar aan zijn uitwerkselen. En welke zijn die? Gevoel van zonde en onwaardigheid, behoefte aan Gods genade in Christus, afkeer van de zonde en lust tot de godzaligheid, liefde tot God, tot de Heere Jezus, tot zijn volk, tot zijn Woord, - zo in iemand deze dingen zijn, die is niet zonder wedergeboorte, ook al kan hij niet verklaren: toen en toen ben ik van dood levend gemaakt.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 mei 1982
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 mei 1982
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's