Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Christelijke toekomstverwachting (3)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Christelijke toekomstverwachting (3)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

De zogenaamde pre-millenniaristen stellen dat de oud-testamentische profeten niets hebben geweten en dan ook niets hebben voorzegd van het ontstaan van een kerk uit joden en heidenen tezamen.

Opzet van deze serie

De lijn die we volgen in deze serie artikelen is deze dat allereerst een samenvatting wordt gegeven van de gedachten van de engelse theoloog W. J. Grier, zoals deze zijn neergelegd in diens boek 'The momentous event' (het beslissende gebeuren, nl. de wederkomst van Christus). Bij deze weergave plaats ik nu en dan kritische kanttekeningen en vragen, hoewel ik mij met de strekking van Grier's betoog over het algemeen verenigen kan. Aan het eind van deze reeks volgt een wat bredere eigen beoordeling.

Het Nieuwe Testament over het Oude Testament

De zogenaamde pre-millenniaristen stellen dat de oud-testamentische profeten niets hebben geweten en dan ook niets hebben voorzegd van het ontstaan van een kerk uit joden en heidenen tezamen. Ze hebben alleen gesproken van de toekomst van Israël en daarbij slechts terzijde zo nu en dan aangetekend, dat heidenen tot op zekere hoogte zouden delen in het heil van Israël. Maar dat de scheidsmuur tussen Israël en de volkeren in de volheid des tijds zou worden doorbroken, en dat door de prediking van het evangelie wereldwijd een christelijke kerk zou worden gebouwd - daarvan is geen letter geschreven in het Oude Testament. In dit verband wordt dan ook de opvatting verdedigd dat Christus gekomen is om een zichtbaar rijk op aarde te vestigen en als koning te heersen op de Davidstroon in Jeruzalem. Maar omdat de Joden het koninkrijk niet wilden accepteren op de voorwaarden van geloof en bekering die Jezus stelde, werd het goddelijke aanbod voorlopig ingetrokken en het koninkrijk verschoven en uitgesteld tot Christus' tweede komst. Hier dringt zich de vergelijking op met de woestijntijd van het oude Israël: ook toen werd de intocht in het beloofde land uitgesteld vanwege het ongeloof van het volk. Door dit uitstel, dat dus in eerste aanleg niet was bedoeld, kwam er plaats voor een tussentijd. Die tussentijd, in de verwachting van de nog uitstaande nationale bekering van Israël, is dan de tijd van de nieuwtestamentische kerk. Die kerk is dan in feite een intermezzo-kerk. God gaat zijn weg met Israël - de kerk uit de heidenen is daarbij een parenthesis, een tussenvoegsel. H. A. Ironside gaat zo ver op te merken dat de profetische klok stopte op Golgotha. Sinds die tijd zou hij niet één keer meer getikt hebben! Maar - zegt Grier daartegenover volkomen terecht - horen we dan bijv. in het boek Handelingen en in de brieven de profetische klok niet duidelijk tikken, wanneer het Woord onverhinderd gaat vanuit Jeruzalem naar Rome en van Rome tot de einden der aarde? Trouwens, talrijke malen wordt door de apostelen met zovele woorden teruggegrepen op de stem van de profetie, juist met het oog op de groei en de uitbouw van de éne kerk van Jezus Christus, die uit Jood en Griek, Scyth en Barbaar bestaat. Enkele voorbeelden daarvan:

a) Romeinen 9 : 24-26. De apostel Paulus grijpt terug op de profetie van Hosea (2 : 22), waarin gezegd wordt dat Lo-Ammi Ammi zal heten en dat Lo-Ruchama genoemd zal worden Ruchama. Wanneer in Hosea 1 : 10 gezegd wordt dat het getal van de kinderen Israels zijn zal als het zand der zee dat niet gemeten noch geteld kan worden - dan legt Paulus onmiddellijk een verband tussen het: niét Mijn volk' wordt 'Mijn volk'. Zo hebben de heidenen de rechtvaardigheid verkregen die uit het geloof is.

b) Een andere tekst uit de kleine profeten, Amos 9 : 11, 12, kwam naar voren op een zeer ingrijpend moment voor de vroege kerk, namelijk het zogenaamde 'apostelkonvent' dat in Handelingen 15 wordt beschreven. Het ging hier om de wettiging van de toelating van heidenen, die zich niét lieten besnijden en de joodse spijswetten niét volgden, als volwaardige lidmaten van de gemeente van Christus. Op een beslissend ogenblik grijpt Jacobus, geleid door de Heilige Geest, terug op het profetische woord: 'Na deze zal Ik weerkeren, en weer opbouwen de tabernakel van David, die vervallen is, en wat daarvan verbroken is, weer opbouwen en Ik zal die weer oprichten opdat de overblijvende mensen de Heere zoeken en al de heidenen, over wie Mijn Naam aangeroepen is, spreekt de Heere Die dit alles doet'.

c) Vergelijk voorts Efeze 3 : 4-6. De verborgenheid van Christus, het grote geheimenis dat nu geopenbaard is, is 'dat de heidenen mede-erfgenamen zijn en van hetzelfde lichaam, en mededeelgenoten van Zijn belofte in Christus, door het evangelie'. Het woord verborgenheid betekent hier (evenals in Romeinen 16 : 25, 26) niet dat er tevoren niets van bekend is geweest, maar dat de onthulling heeft plaatsgevonden van hetgeen tot nog toe verhuld was vermoed en voorzegd.

d) Van betekenis is ook de wijze waarop in Romeinen 4 en in Galaten 3 de belofte van Abraham wordt getypeerd in zijn universele strekking, terwijl met nadruk wordt betoogd dat het geestelijk zaad van Abraham wordt gevormd door allen, joden en heidenen, die door het geloof wandelen in Abrahams voetstappen.

e) Heel bekend is ook de wijze waarop Petrus in zijn Pinksterpreek de universele reikwijdte aangeeft van het woord uit Joel 2: 'Ik zal uitstorten van Mijn Geest op alle vlees'.

f) In Hebreeën 8 en 10 wordt teruggegrepen op Gods belofte uit Jeremia 31 over het nieuwe verbond. Volgens de schrijver is Jezus de Middelaar van dit nieuwe en betere verbond. De realisering van de beloften van dit verbond vindt plaats in de gemeente van Christus.

Opnieuw: voorlopige konklusie

Op grond van deze tekstwoorden en meerdere die te noemen zouden zijn, moet in alle beslistheid worden gesteld dat in de nieuw-testamentische gemeente, bestaande uit joden en heidenen, de vervulling is te zien van vele oud-testamentische profetieën. Wanneer de kerk vanuit de volkeren wordt verzameld tezamen met het Christus-belijdende Israël (de bekeerde Joden), dan is daarbij geen sprake van een tijdelijk zijspoor of een schaduwachtig intermezzo. Integendeel, de doorbraak van Pinksteren is een helder teken dat het laatste der dagen is ingegaan, dat om zo te zeggen het laatste station vóór het eindstation van de geschiedenis is gepasseerd. Voortaan zal de kerk bestaan uit Jood en Heiden die één geworden zijn in Christus. Dat is het verbrede spoor van het nieuwe verbond. De vervallen hut van David is hersteld doordat de Geest een levende tempel heeft gebouwd: de kerk van Jezus Christus. Deze kerk is het nieuwe Israël, dat wil zeggen het Israël Gods in een nieuwe, wereldwijde, ontgrensde gestalte. Zo is het in Gods raad ook te voren bepaald. De doorbraak van het evangelie haar de volkeren is geen tijdelijke noodmaatregel. Geen 'reculer pour mieux sauter', een stap terug doen om beter te kunnen springen. Dat de tussenmuur is afgebroken is een stuk vervulling van Gods eeuwenoude toezeggingen, mogelijk geworden door het volbrachte werk van Christus in kruisdood en opstanding.

Met deze konklusie zijn al heel wat gedachtenspinsels van radicale chiliasten als onhoudbaar afgewezen. Toch is het uitdrukkelijk nog maar een voorlopige konklusie. Grier benadrukt sterk - en terecht - de éénheid van de kerk onder het oude en nieuwe verbond (toch naar het inzicht van Calvijn tweeërlei bediening of administratie van het ene genadeverbond Gods). Hij doet dat onder verwijzing naar het bekende en sprekende beeld van de olijfboom in Romeinen 11 : 17-24. Geen twee olijfbomen, maar één olijfboom. Derhalve spreken de profeten ook rechtstreeks over de nieuw-testamentische gemeente. Tot zover ga ik volkomen accoord. Maar dan zou ik Grier in de rede willen vallen en vragen: zeg nu ook even duidelijk en krachtig dat de nieuw-testamentische kerk geen heiden-kerk is. Maar een kerk van Israël én in-Israël-ingelijfde-heidenen! Dat schriftuurlijke inzicht roept meteen ook wakker het besef van blijvende verbondenheid met het huidige Israël, waarin we als heidenen hartelijk meevoelen met Paulus' grote droefheid en gedurige smart over zijn volk (Romeinen 9 : 1-5). Met vrezen en beven zullen we vanuit 't ootmoedig besef dat we in Israël mogen zijn ingelijfd, in de geheimnisvolle weg van de Heere met 't bondsvolk respecteren. Dat betekent dat we hartgrondig verwerpen het zo vaak gehanteerde denkschema: 'de kerk is in de plaats van Israël gekomen en het huidige Israël heeft dan ook geen bijzondere plaats meer in het heilsplan van God'. Niet alleen komen we met zo' n botte redenering in direkt konflikt met Romeinen 11 : 24-32, maar bovendien blijkt dan duidelijk dat we als heidenen nog niet werkelijk de God van Israël hebben leren kennen, wiens verkiezing onberouweiijk is. Er is nog iets. We dienen ons te hoeden voor een al te gemakkelijk hanteren van het schema beloftevervulling. Het is zeker niet zo dat we het Oude Testament en het Nieuwe Testament zonder meer tegenover elkaar kunnen stellen als belofte en vervulling. Heel de bijbel is boek van verwachting én van voorlopige vervulling. De vervulling in Christus heeft de gestalte van de verzoening en betekent in de éénmaligheid van het 'het is volbracht' een beslissende censuur tussen oud en nieuw. Maar vanuit de verzoening is de hoop gespannen naar de verlossing toe - de voleinding der eeuwen. Hier komt dan opnieuw en voluit het Oude Testament in het vizier, waarin we horen van Gods laatste uiteindelijke bedoelingen met mens en wereld - met Israël en de volkeren. Dat betekent bijvoorbeeld ten aanzien van een beloftewoord als Amos 9 : 11 en 12 dat dit - ook in onmiddellijke samenhang met het vervolg in vers 13-15 - nog weer boven zijn vervulling (in de nieuw-testamentische kerk) uitwijst naar een nieuwe belofte-horizon. Het beloftekarakter van Gods heil brengt met zich dat iedere vervulling partieel is en een nieuwe verwachting oproept, totdat de volkomenheid van Gods rijk aanbreekt waarin Hij alles zal zijn en in allen.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 juli 1982

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Christelijke toekomstverwachting (3)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 juli 1982

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's