Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Zelfdiscipline voor ambtsdragers

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Zelfdiscipline voor ambtsdragers

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Iemand toch, die altijd en overal moet geven is daartoe onmogelijk in staat, wanneer hij op zijn tijd en wijze niet ook eens kan ontvangen.

Het formulier tot bevestiging van ouderlingen en diakenen bevat een paar merkwaardige aanwijzingen om het ambt naar behoren te kunnen vervullen. Er staat voor de ouderlingen, dat zij verplicht zijn Gods Woord naarstig te doorzoeken én zichzelf gedurig te oefenen in de overlegging van de verborgenheden des geloofs. Voor de diakenen luidt het overigens anders: zij moeten ook met troostelijke redenen uit het Woord van God aan de armen en ellendigen hulp bewijzen. In deze korte zinsneden zit een wereld van gedachten verborgen. Zij bevatten als het ware een niet nader uitgewerkte ethiek voor de vervulling van het ambt. En het is goed ook eens daar op te letten.

Iemand toch, die altijd en overal moet geven is daartoe onmogelijk in staat, wanneer hij op zijn tijd en wijze niet ook eens kan ontvangen. Ja, iemand die voortdurend in gesprek moet zijn met gemeenteleden en anderen verschrompelt onherroepelijk op den duur wanneer hij niet tijden in acht neemt om eens aan eigen leven te denken. De gemeente heeft daar doorgaans geen erg in. Een ambtsdrager die de stille tijd verwaarloost, verdort, wordt een eendagsvlieg en raakt de aanraking met de eeuwige dingen beslist kwijt. Om dat te voorkomen moet hij voor het minst enige leefregels onderhouden. Deze regels gelden voor alle predikanten en overige ambtsdragers. In de grond der zaak voor iedere christen. Wij willen ze weer eens uit de vergetelheid terugroepen onder de titel van onze causerie: Zelfdiscipline.

Wij overwegen de inhoud, de middelen en het doel van deze zelfdiscipline.

De inhoud van deze zelfdiscipline

Wij lezen in 1 Timotheüs 4 : 7 een merkwaardig woord: oefen uzelven in godzaligheid. Het grondwoord hier gebruikt is verwant met ons 'gymnastiek' en dat brengt onze gedachten al terstond naar oefening, inspanning en training. Bij Paulus doet zijn beeldspraak voor sportbeoefening voornamelijk dienst om beelden te leveren van hoger gehalte. Training, tucht, zelfcontrole, spanning, volharding, het zijn vormen, die waarde hebben voor zuiver wereldlijk terrein én voor het geestelijk gebied. De sportbeoefening was voor de Grieken allesbehalve een zaak van dilettantisme. Het mag er niet op aankomen in het geestelijk leven te zeer alles op het toeval over te laten. Beslist niet. Het geestelijk leven is een zaak, waar men wel degelijk iets voor 'doen' kan. De godsvrucht, de godzaligheid, de vroomheid, ligt niet slechts in het gevoel, maar heeft evenzeer met de wil te maken. En de lichamelijke oefening moge dan voor Paulus niet zo'n grote betekenis hebben, zijn waardering is nog altijd positief. Van weinig nut. In dit punt is het dus noodzakelijk te wijzen op de onderhouding, de voeding en de oefening van het geestelijk leven. Geestelijk leven is evenzeer een zaak van voeding, van achtzaamheid, van beantwoording aan bepaalde wetten van onderhoud. De Heere heeft ons gebonden aan het gebruik van de middelen en dit geldt onverzwakt óók voor het geestesleven in de breedste zin des Woords. Als de Heere het geloof in ons wekken wil door het gehoor van het gepredikte Woord, mogen wij dan menen dat de instandhouding, verdieping en verbreding van het geloof van het Woord wordt losgemaakt? Neen, laat ons gedurig waakzaam zijn om bij elkaar te houden wat de Heere tezamen voegt. Hij laat niets om zo te zeggen uit de Hemel vallen. Hij gebiedt ons er ook voor te arbeiden, ook al is het geheel van Zijn gaven altijd een vrucht van de Heilige Geest.

Men moet er zich dus niet over verwonderen, dat het geloofsleven verdort en verschrompelt wanneer men ontrouw is in het gebruik van de middelen. Ja, wanneer men zijn geest voortdurend voedt en doordringt met gedachten van tegengestelde aard. Er zijn mensen die zelden of nooit in de bijbel lezen, zich daarentegen dronken voeden met het lezen van onbenullige boeken, bladen en tijdschriften. Doorgaans beklijft dan in onze geest een zekere droesem van de opinie van de dag, van de volks-of de dorpspraat. Het is daarom van oudsher een wijze wenk geweest op zijn minst iedere dag enkele ogenblikken bezig te zijn met een boek van betekenis. Dat behoeven niet vele boeken te zijn, juist bij voorkeur niet, maar één enkel boek met voldoende substantiële inhoud. Het kan zijn de bestudering van een deel uit de Bijbel of anderszins als het maar een stuk is dat ons opheft uit de praat, de twist, de afval van de dag. Wij hebben gemeenteleden gekend die een jaar lang deden over bijvoorbeeld de Belijdenissen van Augustinus. Dat waren weliswaar geen snellezers, maar wel dieplezers. Ze verwerkten grondig wat ze lazen, het werd een deel van hun geestelijk eigendom. Bij deze discipline komt het niet aan op de kwantiteit, maar op de kwaliteit. Het gaat om diepe ernst. De oprechte bedoeling moet er voor ons zijn om uit het gruis der meningen van de dag de sporen van het eeuwige Woord voor de geest te halen. Men moet zichzelf bovenal op peil houden. Wanneer men anderen wil dienen met de goede leer. Dat is een punt dat wij willen beklemtonen. Wij moeten ons voeden met de woorden des geloofs en den goede leer. Het eigen geestelijk leven moet worden gevoed in en met de geloofsleer naar Gods Woord. De kennis van de hoofdzaken van Gods Woord is onder ons niet bijster goed. In dat opzicht betalen wij de tol aan de moderne wereldgeest, die wel veel praat en kijkt, maar weinig denkt. En juist een grondige kennis van de geloofsleer is levenslang een voorrecht. Het biedt een 'tegenweer' tegen allerlei onbeproefde modegedachten. Wie grondig geschoold is in de leer van de kerk is gewapend tegen allerlei moderne en antieke dwalingen.

Er moet onder ons oefening zijn. In roomskatholieke kringen spreekt men van geestelijke exercitie. Al wat daarbij behoort - oud of nieuw - kan, welgebruikt, van nut zijn. Naar twee kanten is daarin winst te zoeken: er is het negatieve element van de afkeer van verkeerde invloeden. Daarnaast de positieve zijde van de ontwikkeling van de aanwezige krachten. Zeg nu niet dat de leer veel te moeilijk is. Een grondige lezing van een frisse catechismusverklaring met een potlood gewapend, is een stap in de goede richting. Er zijn boeken genoeg. Trouwens, na uw dagelijks werk eens een uurtje stilte in huis is ook geen gevaar en bovendien, al te veel gevaar voor de tongspieren is ook het overvloedig vergaderen.

Eén ding kan bij de oefening en de ernst daarin niet worden gemist: het nut van een strenge gewoonte. De oefening en inspanning zijn niet maar willekeurige bezigheden van de geest, die de eigen persoonlijkheid bedoelen te ontwikkelen. Ze zijn vormen van gelovig bezig zijn met God en zijn openbaring. Al kan de geestelijke exercitie in de Roomse kerk verworden tot een gevaarlijk 'goed werk', er ligt een waarde in, waar de protestant menigmaal geen oog meer voor heeft. De zelftucht, de levenstijl, de gewoonte in het persoonlijk leven, het gezin en de kerk zijn van onschatbare betekenis. Wij moeten in deze zaken niet teveel toegeven aan een eenzijde voorliefde tot spontaniteit. Er zijn wel eens mensen, die zozeer afschuw hebben van vaste vormen, regels, gangen, dat zij van de weeromstuit vervallen in grenzeloze grilligheid. Zo verspelen zij menige kostbare traditie. Te sterke vrijheidszin berooft ons van de vormende betekenis van de grondige regels. Een huis zonder vaste huisregels wordt een huishouden van Jan Steen. Een kerk zonder goede gewoonten en tradities wordt een gebouw waarin alle ramen openstaan en alles in-en uitwaait. Wij weten wel, het moet nooit uit gewoonte gaan, dan ware de gewoonte een al te dor motief, maar men kan gebed en bijbellezing zeer wel beoefenen volgens gewoonte. Dan is de gewoonte de vorm, die een waardevolle materie voor uiteenvallen behoedt. De gewoonte is niet het koren zelf, maar de band, die de kostelijke aren bijeenhoudt.

Niet wat uit de aandrift van het ogenblik gebeurt, wat door tijd en gelegenheid in het voorbijgaan wordt veroorzaakt, maar dat gene wat constant wordt volgehouden, geeft richting aan het leven, bepaalt de toon ervan, bakent de grenzen af, schept de atmosfeer. Traditie en continuïteit bestaan in het zich voegen naar, het aannemen van goede gewoonten. Wij moeten volharden en leven, volharden in gestadige kracht, leven met al het verrassende en onvoorziene van het ogenblik. Goede gewoonten graven de geul waardoor het water van Gods Geest ons leven kan bevruchten. De inhoud van de zelfdiscipline: dat vraagt oefening, training, diepe ernst, maar dat is alles samengevat in de stevige gewoonte: elke dag opnieuw. Dat is de formule voor het christelijk leven. Een beroemd man heeft het gezegd: de gewoonte is één van de grootste krachten der... zwakheid!

De middelen van de zelfdiscipline

Reeds hebben wij in het voorafgaande deel enkele aanwijzingen gegeven voor een goede zelfdiscipline als ambtsdrager. Nu zou misschien iemand denken dat je daar een halve geleerde voor diende te zijn. Niets is minder waar. Trouwens de ervaring weerspreekt dit ook. Wat zijn er in iedere gemeente niet ambtsdragers geweest, eenvoudige mensen, met een diep geloofsleven én gewapend met een nuchtere levenswijsheid. Ze hadden niet vele boeken gelezen, maar grondig en herhaaldelijk één boek, het Boek. Daarnaast kwam dan een enkel boek van een oud schrijver en voorts leerden zij de wereld bezien met de ogen van de Schrift. Het zou toch wel vreemd zijn, wanneer je alleen maar ouderling of diaken kon wezen als doctorandus in dit of dat. Dan ging het in de kerk beslist onwelvoeglijk rieken. Neen, eenvoud siert alles. Toch vraagt de oefening en overlegging in de verborgenheden des geloofs op zijn minst wel enkele vereisten. Enige parate bijbelkennis. Daarover is al het nodige gezegd. Wij willen daarover niet verder uitweiden. Maar u zoudt voor uzelf enorm winnen, wanneer u eens een bijbelboek consciëntieus doorlas aan de hand van de korte verklaring of met behulp van een andere toelichting. Wij leven zo vaak bij wazigheden en onduidelijkheden. Grondige bijbelkennis is beslist noodzakelijk en vooral overdachte bijbelkennis. Daar kunnen de belijdenisgeschriften van de kerk ook niet weinig toe bijdragen. Er is materiaal genoeg.

Laten wij hierbij maar aantekenen, dat zulke omgang met de Bijbel de blik scherpt voor de wereld van God en voor de wereld van beneden. Vooral de belijdenisgeschriften willen daartoe opscherpen. Een bron van kennis voor de vragen over het geestelijk leven hebt u daarin. En, als u als ouderling eerlijk bekennen moet, deze nog nooit goed doorgenomen te hebben, dan moet u daar eens heel spoedig mee beginnen. Daar hebt u de weg om u te oefenen in de verborgenheden des geloofs. Geen wonder, want deze geschriften zijn de eeuwen door voor de kerk leidsterren geweest in de voorlichting van en onderscheiding van geestelijke vragen. Daartegenover mogen wij het gebed en de trouwe kerkgang niet vergeten. Natuurlijk zijn dit middelen voor ieder christen, maar vooral de ambtsdrager mag hier wel dubbel profijt van trekken, al was het alleen maar door een schrift aan te leggen, waarin hij summier enige indrukken over een gehoorde preek noteerde. De oude gewoonte van het schrijven is een eenvoudig middel om in de algehele wazigheid van het geestelijk denken van onze tijd een paar concrete lijnen te trekken. Het schrijven dwingt tot scherpte, helderheid en het oefent op zeldzame manier het geheugen. Het leert tevens praktisch onderscheiden. Want - de gave om preken te kunnen horen en onderscheiden - dat is voor elke ambtsdrager nodig. De gave van het onderscheid is nodig. Wij hebben er jaren voor nodig; maar wij kunnen er wel het noodzakelijke voor doen.

Wij voegen daaraan toe: voor iedere ambtsdrager is een vereiste de gave van het onderscheiden der geesten. Dat leert u het allerbeste in diepe eenvoud. Twee lijnen tekenen wij: vooreerst dienen wij thuis te zijn in het geestelijk leven van de kinderen Gods. Met name kunnen ons daarin helpen de belijdenisgeschriften. Wij behoeven daarover nu niet veel meer te zeggen. Maar daarnaast dienen wij inzicht te hebben in het gewone mensenleven en het natuurlijk mensenhart. Zonder dat inzicht is onderkennen van geestelijk leven niet mogelijk, want het genadeleven heft de natuur niet op, maar heiligt deze. Ge moet daartoe een levend mens zijn, die in de goede zin des woords zijn tijd kent en zelf midden in de actuele vragen en concrete moeilijkheden van het leven van vandaag staat. U moet trachten de geesten te proeven, die achter het leven van vandaag werken en door de gisting der tijden invloed proberen uit te oefenen. Misschien vraagt u: hoe kom ik aan dit alles? Doordat u naast uw bijbel ook uw krant en de tegenwoordige boekenlectuur leest. Doordat u in het licht van de Schrift alles poogt te beproeven en te waarderen wat in deze tijd onder de mensen opkomt en het zo kritisch leert schiften. Voeg daarbij nu een gezonde zelfkennis, zodat u weet wat in uw eigen hart tegen genade indruist en daar hebt u het oude, edele drietal: Godskennis, wereldkennis en mensenkennis, dat vanouds werd genoemd om een ambt naar behoren te kunnen vervullen.

Misschien komt bij enkelen de gedachte op, dat het geschetste toch wel veel bij onszelf doet verwijten. Dat is inderdaad ook het geval, maar dat dient het peil van het ambt. Paulus spreekt tot Timotheüs in 1 Tim. 4:16 heb acht op uzelf. Timotheüs moet zichzelf in het oog houden. Paulus heeft zich ook als verkondiger van het Evangelie onder controle. Je kunt namelijk ook wel eens de fout maken oeverloos met de zuivere leer bezig te zijn. Wij verwaarlozen dan het rechte leven, ja, ons eigen leven voor God. Weer anderen denken dat zij eerst aktief moeten zijn en met opdrachten vervuld, willen zij zichzelf kunnen vergeten. Zij menen dat zij zich dan aan hun eigen ongeordende verhoudingen kunnen onttrekken of die zelf kunnen verbeteren. Maar het overrompelende aktivisme kan nooit het acht hebben op onszelf vervangen. Er is hier geen sprake van vroom egoïsme, van zelfzuchtige zielszorg om de wille van het eigen welzijn. Wij mogen ons eigen hart niet vergeten. Jezus verwaarloosde ook niet de persoonlijke omgang met God in de stilte en de teruggetrokkenheid. Vóór, middenin en na alle dienst voor anderen trok Hij zich terug, dikwijls ook afgezonderd van zijn jongeren en was alleen met God!

Het doel van deze zelfdiscipline

Een goede ambtsbediening brengt reeds op aarde genadeloon met zich. Een goede opgang, dat is het opklimmen naar hoger plan. Zo vertolkt althans de apostel Paulus het in de eerste brief aan Timotheüs 3:3; die wél gediend hebben, verkrijgen zichzelven een goede opgang en veel vrijmoedigheid in het geloof, hetwelk is in Christus Jezus. Paulus bedoelt met die opgang het opstijgen in de schatting der gemeente. Of meer in het algemeen, de sfeer van het genadeleven, dat steeds hoger klimt. Bijzonder een blijmoedig geloofsleven, zonder vrees voor verdiende bestraffing door anderen. Zulke christenen kunnen vrij het hoofd opheffen zonder vrees voor verdiende berisping over hun leven én ze kunnen spreken met gezag. Maar deze vrijmoedigheid rust alleen in het geloof in Christus en is dus te danken aan wat Christus hem gaf, niet aan eigen kracht; het is alles gave, waarop ze kunnen roemen.

Met deze woorden wordt wel allereerst de vrucht van het ambt voor de ambtsdragers getekend. Een goede discipline geeft zegen voor onszelf. Maar er is nog een rijker gevolg. Goede discipline ten aanzien van onszelf en ten aanzien van de gezonde leer is een zegen voor de gehele gemeente. Ons optreden in de gemeente moet immers niet alleen beheerd worden door onze persoonlijke eigenschappen, het moet zakelijk gegrond zijn in de gezonde leer. Gezonde leer brengt gezonde omgang met mensen met zich mee. Het blijft moeilijk zich in te stellen op de zo grote verscheidenheid van mensen en met hen allen om te gaan, hun eigenaardigheden, zwakheden en gevaren op te merken, er rekening mee te houden en ze toch niet te ontzien. Men is niet klaar met het vluchtig hanteren van een paar dorre voorschriften, maar men heeft nodig wezenlijke, gevoelige, liefdevolle mensenkennis en tact in de hogere zin des woords. Een geweldig moeilijke en nooit voleindigende taak is het om voor ieder zo het woord Gods te prediken, dat hij aan zijn eigen zonde en gevaarlijke neigingen ontdekt wordt. Het is oppassen hier voor de duidelijkharde en voor de vaag - zachte woorden.

Het moge ons er om gaan de gemeente voor te gaan naar hoger plan van leven. De brieven aan de gemeenten van Klein-Azië vertonen ons een divers patroon van geestelijk niveau. Er is verschil tussen het niveau van Efeze en Laodicea. Sursum Corda: dit moet onze doelstelling zijn. Een nuchter leven des geloofs met de Schrift, met de leer der kerk, onafgebroken trouw op de plaats waar God ons stelt, is daarvoor nodig. Het betekent niet dat wij onszelf dan op de voorgrond plaatsen. Het gaat er alleen om door voortdurende zelfdiscipline betere dienstknechten te worden van Hem die op aarde kwam opdat Hij zou dienen!

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 september 1982

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Zelfdiscipline voor ambtsdragers

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 september 1982

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's