Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de pers

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de pers

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Relaties

We kennen dit woord in allerlei verbanden, b.v. vriendenrelaties, zakenrelaties. De laatste jaren horen we steeds meer geluiden die ten aanzien van huwelijk en sexualiteit alles zetten op de kaart van het relatiedenken. Men acht het mogelijk dat men in liefde en trouw een variatie in relaties kan beleven, b.v. huwelijk, samenwonen, homofiele relaties enz. Een relatie wordt dan gezien als bestaande uit wederkerige, elkaar geborgenheid biedende trouw. Consequentie van deze visie is dat men de huwelijksvorm niet mag opleggen als model voor elke andere vorm van samenleven. Een sexuele relatie is dan ook b.v. mogelijk buiten het huwelijk. Deze visie die door verschillende theologen verdedigd wordt als een eigentijdse christelijk-ethische visie, vinden we ook in het boekje van de Gezinsweekcommissie Variaties in relaties. Ik trof in de kerkelijke pers enige kritische stemmen aan over dit boekje. Zo schrijft dr. Rietveld in het Centraal Weekblad van 6 oktober:

'Het grondeuvel in de tegenwoordige discussie over het huwelijk ligt in het uit elkaar halen van vorm en inhoud. De inhoud ligt in dat zuivere omgaan met elkaar naar de genoemde grondregel van wederkerige, elkaar geborgenheid biedende trouw. De vorm is (of was) die van het huwelijksinstituut. Inderdaad kan een gave vorm een rotte inhoud hebben. Ik kan een walnoot bij mijn oor schudden. Als ik hem hoor rammelen, weet ik wel dat de vrucht verpieterd is. Zo kan een formeel in stand gehouden huwelijk een verpieterde of zelfs rotte inhoud hebben. Maar helpt daartegen het afschaffen van het instituut? Wanneer men van een vrucht de schil wegneemt, treedt onmiddellijk de ontbinding in. De schil heeft wel degelijk zijn onmisbare functie.

In vraag mij af of de samenstellers van dit boekje de toestand waarin onze westerse beschaving verkeert, mee in hun overwegingen betrokken hebben, dan wel of zij blind zijn voor wat er met onze cultuur, die zijn basis in het christelijk geloof bezig is te vaten, gebeurt. Het optimisme, waarmee de schrijvers van dit boekje hun verhalen vertellen, doet mij denken aan de gedachten dat met de afschaffing van alle instituten en autoriteiten het paradijs zou komen, waarin ieder mens vrij zou zijn, eigen identiteit zou vinden en tot zijn recht zou komen.'

Rietveld is door dit boekje zoals hij schrijft verdrietig gestemd omdat hij de bijbels, geestelijke leiding mist. Ook mr. dr. J. Meulink heeft op bijbelse gronden kritiek op de uitlatingen van dr. Dekker in genoemd geschrift:

'De grondregel is, zo schrijft hij, dat een relatie bestaat uit wederkerige elkaar geborgenheid biedende trouw. Dat lijkt me een juiste grondregel. Je zou verwachten, dat hij vanuit deze regel zou concluderen, dat het huwelijk dus dé mogelijkheid is. Maar neen, zijn conclusie is, dat het huwelijk slechts een van de mogelijkheden is. Als illustratie gebruikt hij daarvoor het Hooglied. Twee mensen zijn gelukkig met elkaar zonder officieel getrouwd te zijn.

Nu is de uitlegging van dit bijbelboek erg moeilijk, maar het is toch wel duidelijk, dat hierin de liefde tussen een bruidegom en een bruid bezongen wordt. Het lijkt me niet mogelijk uit het Hooglied te concluderen, dat er naast het huwelijk nog meer dergelijke goede relaties zijn.

Voor de homofiele relaties wordt gewezen op de vriendschap tussen David en Jonathan. Het is naar mijn opvatting een stuk inlegkunde om uit de hechte vriendschap tussen David en Jonathan te concluderen, dat er tussen beide dus wel een homofiele relatie bestaan zal hebben. David misgaat zich in zijn leven nogal eens op sexueel gebied, maar daar zijn altijd vrouwen in betrokken. Het feit, dat de Bijbel op meerdere plaatsen homofiele relaties verbiedt, wordt door Dekker niet aangeroerd. Wel zit Dekker dan nog met uitspraken van Paulus in het Nieuwe Testament. Paulus vergelijkt b.v. de band van Christus met Zijn gemeente met het verbond van man en vrouw in het huwelijk. Paulus laat duidelijk zien, dat het huwelijk niet meer een mogelijkheid, maar dé mogelijkheid is. Maar ja, zegt Dekker, dat is iets waar wij vandaag anders tegen aan kijken. Dekker zit hier op de lijn van het gereformeerde rapport "God met ons". Volgens dat rapport moet je er aan denken, dat in de Schrift niet alleen de stem van God doorklinkt, maar dat die verhalen mede het stempel van Paulus dragen. Die menselijk auteur, zo zegt men, is toch niet immuun voor de heersende opvatdngen van die tijd. En zo heeft men het huwelijk wel danig ondergraven.’

Relaties en reformatie

In het Hervormd Weekblad van 28 oktober gaat G. de Klerk in op de Schriftbeschouwing die achter deze relatie-ethiek ligt. Ook hij verzet zich tegen de tendens het huwelijk te zien als een variant naast andere leefvormen:

’Als je dit leest vraag je je wel af hoe wordt hier de Schrift gelezen? Nog niet zo lang geleden las je in elk zichzelf respecterend kerkelijk of theologisch tijdschrift dat het domste wat we gedaan hadden was het helleniseren van het evangelie. Daardoor waren inhoud en vorm van de belangrijke zaken in het leven, die in de joodse Schrift onlosmakelijk bijeen horen, uit elkaar gehaald en waren we het zicht op Gods bedoelingen met de aarde kwijtgeraakt. Hier geeft de bijbel de inhoud - bijna hetzelfde als de idee? - aan en bepalen we zelf de vorm. En omdat het zo modieus is, staan we allemaal aan de inwerking van deze denkbeelden bloot. We ademen het in met de lucht buiten en binnen de kerk. Het is immers geput uit de tweede openbaringsbron: de algemene menselijke ervaring.

Je kunt dan nog beter de tweeëenheid van Schrift en (kerkelijke) tradide aanvaarden! En dat op 31 oktober eerlijk tegen elkaar zeggen. Een verwante ontwikkeling is dat zeer recent steeds gesproken werd van de God van de bijbel als de God van de geschiedenis. Hoe is het dan te rijmen dat een instelling van deze God het huwelijk dat het in de joods-christelijke traditie die door deze God werd bepaald, eeuwen uithield, ineens zo neerbuigend als slechts een "historisch gegeven" wordt gewaardeerd? En de parallel van de verhouding Christus-gemeente en het huwelijk, is die toepasbaar op alle relaties? Ook op relaties die zich niet door "grote beloften" willen laten beïnvloeden? Wat zijn ons dan Zijn grote beloften waard? En ons antwoord aan Hem? Individueel en samen? Spreekt uit alles ook niet een ontzettend optimistisch mensbeeld? Zeker, we kunnen onderschrijven "dat elke mens grote capaciteiten heeft van genegenheid, trouw en liefde die door de wederkerigheid, het gekozen worden door de ander, worden losgemaakt''. Maar heft dat de andere kant van ons menszijn... "dat ik van nature geneigd ben God en mijn naaste te haten" (Heidelbergse Catechismus, antwoord 5) op? En wordt deze bijbelse waarheid ook niet door onze ervaringen bevestigd? Is het juist daarom geen goede zaak het heilzame van Gods gebod - ook voor de vormgeving van ons leven te benadrukken? ’

De Klerk trekt een lijn naar het reformatorisch verstaan van het Evangelie. De Gezinsweek ligt immers in de buurt van de 31e oktober.

‘Door allerlei ontwikkelingen worden normen en waarden onder kritiek gesteld en herijkt. In dat opzicht lijkt onze tijd op de tijd van de Reformatie in de 16e eeuw. Toen had de grote gisting tot gevolg dat de mens vrij werd van het middeleeuwse kerkelijk leergezag. Dat leergezag werd vanuit het Woord Gods onder kritiek gesteld. Vandaag beleven wij dat vanuit het autonoom geachte denken van de mens de kritiek zich richt op de normatieve waarde van Gods Woord zelf. Zien wij de toegespitste toepassing van de verregaande schriftkritiek niet in de standpunten van de hierboven genoemde publicades? De Reformatie stelde de mens in de vrijheid - omdat hij, gebonden aan het heilzame woord van God, kon leven overeenkomstig zijn bestemming. Het loslaten van Gods Woord zou ons echter buiten de kerk van alle eeuwen en ook buiten het koninkrijk van God plaatsen. We zouden dan onze bestemming missen. Hoe zal de West-Europese mens uit deze turbulente ontwikkeling tevoorschijn komen? ’

Ik ben met De Klerk van mening dat de beslissing valt in het Schriftgezag en dan met name het lezen en verstaan van de Schrift, d. w.z. de hermeneutische vraagstelling. Daarbij komt dat men de bijzondere betekenis van het huwelijk zoals de Schrift die stelt, bij voorbaat ondergraaft als men de bijbelse gegevens door de filter van het moderne relatie-denken laat gaan. Ik meen dat de gereformeerde positie in de lijn van het belijden der kerk haaks staat op deze eigentijdse wijie van Bijbellezen vanuit het zelf verstaan van de mens. Wordt hier nog wezenlijk geluisterd naar de Schrift? Ik geef direct toe, dat deze vraag ons allen raakt.

Reformatie en reformatorisch

Leven we waarlijk uit het Woord, zoals dat in 1517 en volgende jaren opnieuw verstaan is, ontdaan van de korst van de r.k.-traditie? Wat verstaan we onder reformatorisch leven? In het blad De Wekker schrijft prof. dr. W. v. 't Spijker over het gevaar dat we vandaag ook bespeuren, nl. de veruitwendiging van het begrip ‘reformatorisch’.

‘“Reformatorisch" zondert men gaarne af vandaag voor een wijze van kerkelijke beleving, die men in de kringen van de Gereformeerde Gemeenten en in de nog wat oudere Oudgereformeerde hoek aantreft. Kenmerkend wordt voor déze opvatting van het "reformatorische" dan geacht de manier waarop men zingt in de kerk en het standpunt dat men inneemt ten aanzien van de nieuwe vertaling van de Heilige Schrift. Op deze manier wordt, betreurenswaardig genoeg, een historische aanduiding uit haar voegen gelicht, op een goedkope manier herkenbaar gemaakt, en vervolgens geoctrooieerd voor één bepaalde laag van het rijke leven der gereformeerde gezindte in Nederland. Het begrip wordt zodoende aan de overige leden van diezelfde gereformeerde gezindte diefelijk ontstolen, het krijgt een bijsmaak, die het niet had en zo kan het gebeuren, dat een grote verwarring ontstaat, wanneer iemand iets aanduidt met reformatorisch, alsof het een muzikale term was voor een wijze van zingen op een bepaald standpunt vertegenwoordigde ten aanzien van bijbelvertalingen.

Tegen dit ontstelen van het woord aan hen die erfgenamen van de Reformatie willen zijn zouden wij unaniem moeten protesteren. Om verschillende redenen. De kracht van de Reformatie lag niet in haar wijze van zingen, ofschoon het van de allergrootste betekenis moet worden geacht, dat zij de mensen heeft leren zingen. Ontroerende mededelingen zouden daarover te geven zijn. Hoe men in het lied kracht en sterkte vond. Inderdaad God woont op de lofzangen Israels. En dikwijls kan alleen de gedachte ons reeds aangrijpen, hoe de gemeente van Christus zich door allerlei crises heeft heengezongen. Niet voor niets zijn er psalmen die men kan aanduiden als klassieke liederen van de kerk van zo vele eeuwen. Maar reformatorisch was men niet omdat men zong, of om de vraag hoe men zong. Men kan eveneens zeggen dat het eigen-reformatorische ook niet afhankelijk werd gesteld van de vraag welke vertaling van de bijbel men las. Er werd gepreekt. Vaak vanuit de Vulgaat, of vanuit de door Erasmus bezorgde griekse tekst van de boeken van het nieuwe verbond. Het moest duren tot de late na-dagen van de Reformatie voor men, althans hier in Nederland, kon beschikken over een vertaling die men authentiek zou kunnen noemen, d.w.z. dat het niet een vertaling van een vertaling was, maar een overzetting vanuit de oorspronkelijke talen. Maar de Reformatie zelf heeft ervaren dat het Woord wies, niet deze of gene vertaling van het Woord. Daarom raakt ons protest tegen de vereenzelviging van het begrip "reformatorisch" met een wijze van zingen of met een manier van bijbellezen een veruitwendiging die bij de reformatoren zelf tevergeefs wordt gezocht. Vraag Luther hoe hij zong, sla Calvijn gade in zijn manier van bijbelvertalen, dan hebt u iets gezien van hun reformatorische arbeid. Maar dan hebt u nog niet het wezen daarvan gezien. Het wezen daarvan was niets anders, dan het buigen voor de majesteit van God in de wetenschap dat uiterlijke dingen, zelfs zulke vrome uiterlijke dingen voor de eeuwigheid niet doorslaggevend zijn. Doorslaggevend is dan de vraag, of men zich door genade aan genade heeft leren toevertrouwen. Of men iets verstaan heeft van de énige troost in leven en in sterven beide. Zie dat is dan beslissend. Daarom moeten wij inderdaad wel zeggen, dat het reserveren van het begrip "reformatorisch" in déze zin de veruitwendiging in de hand werkt, alsof het voldoende zou zijn in uiterlijke zaken herkenbaar te wezen. En deze veruitwendiging is des te bedriegelijker, omdat het om dingen gaat, die op zichzelf heel goed en heel godvruchtig kunnen zijn in de diepste zin van het woord. Zij kunnen dat zijn. Zij zijn het echter niet altijd en overal vanzelfsprekend. Daarom zou déze veruitwendiging ook wel eens een bedriegelijke zaak kunnen zijn voor de eeuwigheid. Het woord "reformatorisch" is dan een leus geworden.'

Van 't Spijker pleit voor een ernst maken met de diepste bedoelingen van de Reformatie en een erkennen van de breedte van de Reformatie (Luther én Calvijn én Zwingli, en zoveel anderen). Men kan dit woord z.i. niet in beslag nemen voor één sector van het gereformeerde leven van onze tijd. Ik zou tenslotte nog willen wijzen op een ander aspect in verband met de eerstgenoemde auteurs. Laten we juist nu er op het punt van Schriftuitlfeg en Schriftverstaan zulke belangrijke beslissingen vallen onze kracht niet verdoen aan uitwendigheden en aan zaken van minder belang, maar de krachten bundelen in een gezamenlijk protest tegen een tijdgeest die én het kerkelijk leven aantast, maar ook de krisis in onze kuituur alleen maar versterkt. Tegen deze kultuurkrisis, deze verloedering van het leven in eigenwettelijkheid, baat alleen de gelovige onderwerping aan de God der Schriften en Zijn Woord.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 november 1982

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Uit de pers

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 november 1982

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's