Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Onbegonnen werk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Onbegonnen werk

Handreiking aan ouderlingen (2)

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Jonge gemeente

'Met het oog op de jonge gemeente' is de titel van het vierde hoofdstuk, waarin dhr. N. Belo, provinciaal jeugdwerkleider voor de H. G. J. B., heel wat behartenswaardige dingen schrijft over de jeugdouderling en zijn werk in de gemeente. De veelomvattende taak van een jeugdouderling vat hij samen in de volgende drie punten:1. Jongeren bewaren bij het Evangelie; 2. Jongeren in aanraking brengen met het Evangelie; 3. Jongeren daadwerkelijk bijstand geven in het leven. Waarbij de taak van de jeugdouderling steeds tweeledig is: astoraal en organisatorisch (blz. 65). Het laatste mag daarbij niet alle tijd opslokken. Dreigt dat gevaar, dan is het misschien goed om te zien naar een coördinator, die heel wat organisatorisch werk uit handen kan nemen. Dan blijft er tenminste tijd over voor het pastoraat onder de jongeren (blz. 66, 67). Na een aantal praktische opmerkingen over de aanpak van dit jongerenpastoraat, eindigt de schrijver zijn bijdrage door de vraag: Is jongerenpastoraat dan zo nodig? ', met nadruk bevestigend te beantwoorden (blz. 69).

Regeren

In hoofdstuk 5, 'Regeren-beheren', schrijft dhr. K. A. Gort over de verhouding tussen kerkeraad en kerkvoogdij. De vrees van de schrijver dat zijn bijdrage in dit boek mogelijk als een dissonant zal worden aangemerkt (blz. 72) lijkt me geheel ongegrond. Het hoofdstuk is één doorlopend pleidooi voor een goede samenwerking tussen beide college's. Daarom alleen al is dit hoofdstuk van belang. Maar u zult er bovendien heel wat informatie in aantreffen, die het inzicht in de verhouding tussen kerkvoogdij en kerkeraad zal verdiepen en daarmee de samenwerking kan bevorderen.

Pastoraal gesprek

Een vruchtbaar hoofdstuk voor de pastorale praktijk is het nu volgende hoofdstuk: 'Verwoord vertrouwen', waarin drs. D. Kok wenken geeft voor het pastorale gesprek. Aan de hand van twee gesprekssituaties worden de verschillende wenken concreet gemaakt. Zorg in een gesprek dat in elk geval het contact bewaard blijft (blz. 87), en let daarbij op uw woorden. Een enkel woord, al of niet bewust gekozen, kan een hoop stuk maken (blz. 90), Luister in het gesprek met echte belangstelling voor de ander. Dat betekent ook: zoveel mogelijk onbevangen en je oriënterend op de ander (blz. 92, 93). Laatje eigen mening gerust een poosje wachten (blz. 94). Een echte gedachtenwisseling is nog iets anders dan een poging om elkaar te beleren (blz. 95).

Tot zover dit hoofdstuk. Misschien had in het kader van het pastorale gesprek het getuigende en verkondigende element (nog) wat meer aandacht mogen hebben. Want juist deze elementen maken een gesprek toch tot een pastoraal gesprek? Maar misschien is de belichting van die aspecten bewust overgelaten aan de schrijvers van de volgende hoofdstukken.

Vervreemd

Ds. R. J. V. d. Hoef schrijft in hoofdstuk 7 over een pastorale ontmoeting met hen, die van de kerk vervreemd zijn, onder de titel: 'Kom, ga met ons en doe als wij'.

Als evangelisatieouderling lees je zo'n hoofdstuk met dubbele belangstelling. Hoewel, ik denk dat ieders belangstelling zich hier wel verdubbelen moet. Niet alleen de inhoud van dit hoofdstuk, maar ook de zaak waarom het gaat, is dat dubbele zeker waard. Ds. v. d. Hoef schrijft over zijn eigen bijdrage: 'Een pastorale handreiking. Niet meer dan dat' (blz. 109). Wel, dat zal waar zijn; maar het is ook niet minder!

Op een pastorale manier wordt de hand gereikt aan (hen die in gesprek zijn met) de onverschilligen; de natuurliefhebbers ('De natuur heeft me zoveel te zeggen betreffende het bestaan van de grote Schepper, dat ik daar genoeg aan heb', blz. 101); de twijfelaars (met name hen die twijfelen aan het bestaan van God en aan de waarheid van de Heilige Schrift, de zgn. rationeel-objectieve twijfelaars); de .gemengd gehuwden; mensen met allerlei kritiek op de kerk (Geloven kan best zonder de kerk. Waarom al die verdeeldheid? Waarom zo weinig blijdschap? ). In kort bestek wordt veel geboden. Bedankt daarvoor. Slechts één vraag terzijde. Op blz. 103 schrijft ds. V. d. Hoef dat je de objectieve twijfel 'ook met name tegenkomt bij rand-en buitenkerkelijken' . Dat is zeker waar. Maar worden ook sommigen van Gods kinderen niet vaak geplaagd door die fundamentele, objectieve twijfel aan de inhoud van de Heilige Schrift? Vooral ook omdat Gods openbaring ons denken te boven gaat. Als dat ook waar is, zou er dan in de prediking ook niet (meer) aandacht voor die vorm van twijfel mogen zijn, naast de aandacht die er gelukkig is voor de subjectieve twijfel (Is het heil wel voor mij? ).

De doop

In hoofdstuk 8, 'Rondom het doopvont', geeft dr. A. van Brummelen aanwijzingen voor het doopbezoek. Het hoofdstuk valt in twee delen uiteen:1. De betekenis van de Heilige doop; 2. De Heilige doop in de praktijk van het kerkelijk leven.

Uit het eerste gedeelte een enkel citaat. Bij de doop noemt God 'onze naam reeds voordat wij de Zijne kunnen stamelen. Bij de doop is Hij als Vader boven ons. Hij is in Christus Zijn Zoon met ons en door deze Christus begint Hij opnieuw met ons. Ja, deze God wil in ons wonen door de Heilige Geest, want Hij roept en bidt ons tot de gemeenschap van dat geestelijk lichaam, waarin de Geest krachtig werkt' (blz. 114). 'Gedoopten hebben geen mindere bestemming dan om met Christus gestorven en begraven, nu ook met Hem op te staan tot een nieuwe Gode geheiligde wandel' (blz. 116).

In het tweede gedeelte geeft de schrijver een korte schets van de drie groepen die in elke gemeente voorkomen. De on-kerkelijken (d.w.z degenen die nog wel lid zijn, maar 'er niet meer aan doen'), de nog-kerkelijken (de mensen van de eenmalige kerkgang) en de kerkelijk meelevenden. Met elk van deze groepen zal de pastorale bemoeienis verschillend zijn. 'Gezien de gemengde achtergrond van het gemeentelijk leven is een bewuste praktijk van de doop noodzakelijk (...). Het is onverantwoord alles maar te dopen wat zich aanbiedt, en toch moet in onze dooppraktijk iets zichtbaar worden van de royaliteit van

Gods bemoeienis met de wereld en de stijl van Gods Koninkrijk' (blz. 123). De suggestie om aan niet-meelevende gezinnen rondom de doop niet alleen voorzorg, maar ook nazorg te besteden namens de kerkeraad (blz. 123), lijkt mij zeker het overwegen waard.

Avondmaal

'Aan ' s Heeren tafel', is de titel van hoofdstuk 9, waarin ds. L. Blok schrijft over het pastorale gesprek rondom het Heilig Avondmaal. Na enkele opmerkingen over de noodzaak van onderwijs, geeft de schrijver zelf onderwijs door in het eerste gedeelte van dit hoofdstuk te schrijven over de betekenis en de bedoeling van de sacramenten. Wat dat laatste betreft: 'Opnieuw (nl. in het Heilig Avondmaal; W.M.) klinkt ons de belofte tegen, die ook bij onze doop werd uitgesproken: 'U komt de belofte toe', ja we mogen het nog voller zien: 'U komt de Beloofde toe' (blz. 133).

In het tweede gedeelte wordt geschreven over: 'Geloof en zwakheid van het geloof' (eis en veronderstelling van het Heilig Avondmaal) en in het derde gedeelte snijdt ds. Blok verschillende problemen aan m.b.t. het Heilig Avondmaal, zoals: 'Kinderen aan het avondmaal? ' (blz. 144); 'Avondmaal met zieken'; 'Wel ambtsdrager - geen avondmaalganger? ' (blz. 149). Over dat laatste schrijft ds. Blok: 'Historisch is dit verzuim gegroeid en daarna aanvaard, ja soms verdedigd, maar bijbels gezien is het onverantwoord. Wat historisch gegroeid is, kan niet in een handomdraai veranderd worden, maar geen predikant, geen ouderling, geen diaken kan daar vrede mee hebben, mag daar overheen leven. Hoe kunnen wij anderen onderwijzen in deze geestelijke en tere dingen, als wij er zelf geen kennis aan hebben en geen goed voorbeeld kunnen geven? ' (blz. 50).

Moeilijkheden

Ds. W. Vroegindewey geeft in hoofdstuk 10 een 'pastorale handreiking bij het gesprek over geloofsmoeilijkheden'. Het is wat jammer dat deze handreiking zich voornamelijk beperkt tot het stellen van een diagnose (een uiteenzetting van de verschillende geloofsmoeilijkheden), maar aan de therapie (hoe in een gesprek het helpende woord te spreken) weinig aandacht besteedt. Behoudens de algemene opmerkingen daarover in het begin van het hoofdstuk en aan het einde ervan ('Hoe kom je aan dit geloof? ', blz. 169). De geloofsmoeilijkheden die besproken worden zijn: 'Schriftkritiek levert geloofsmoeilijkheden' (blz. 158); 'Moeilijkheden, omdat we het Godsbestuur niet kunnen volgen' (blz. 160); 'Niet durven geloven' (blz. 163); 'Van het pad af door aan eigen inzichten vast te houden' (blz. 166).

Stervensbegeleiding

In het voorlaatste hoofdstuk: 'Op de grens van tijd en eeuwigheid' schrijft ds. C. den Boer over stervensbegeleiding. Is dat sterven een schokkend gebeuren of iets doodgewoons, vraagt de schrijver zich op blz. 174 af. In elk geval wil ook de moderne psychologie de dood bespreekbaar maken. 'Er moet gewoon, ontspannen over kunnen worden gepraat. Doodgewoon' (blz. 175). 'Welnu, dat de naderende dood bespreekbaar is, veel meer dan vroeger, dat zouden we een winst kunnen noemen. Toch worden juist daardoor de vragen voor ons, die in het pastoraat bezig zijn, alleen maar groter' (blz. 176). 'Dat schokkende gebeuren van het sterven is vandaag soms iets doodgewoons. Dat is geen winst' (blz.

176). In de Bijbel is de dood: 'vreemde indringer, verstoorder van Gods schone schepping en tegelijk gevolg, vrucht van de zonde' (blz. 176). Dezelfde Bijbel kan ook nameloos vertroostend spreken over de dood, want, 'Hij, Jezus, had een geweer in deze strijd, hij overwon, die sterke Held. Hij brak er doorheen. Hij haalde de prikkel eruit weg. Hij maakte het graf tot een doorgang naar het eeuwige leven' (blz. 177).

'Mag de waarheid altijd gezegd worden? ' (blz. 177), is een vraag die een grote rol speelt in de begeleiding van stervenden. Zeker voor de pastorale begeleider, die immers een dienaar van de volle waarheid wil zijn. In de beantwoording van deze vraag wijst de schrijver erop dat het niet altijd verkeerd is om een zieke of stervende onrustig te maken. Maar ook in het zeggen van de waarheid kent de wijze zijn 'tijd en wijze' (blz. 178). We moeten een stervende 'niet overweldigen, maar begeleiden. Niets forceren. We kunnen soms de waarheid het beste dienen door nog even de volle waarheid te bedekken' (blz. 179). In het gedeelte: 'Verwerking en benadering' plaatst ds. Den Boer een aantal bijbelse kanttekeningen bij de door psychiater Elisabeth Kübler-Ross genoemde vijf perioden, waar vele terminale patiënten doorheen moeten gaan. Het hoofdstuk eindigt met een aantal opmerkingen over: 'Sterven-erven'. Met weinig woorden staan wij aan het stefbed, waar de hemelse glans overheen ligt. Dan, als alle bange aanklachten in de ziel zijn verstomd en overstemd door de vrijspraak: 'Ik ben uw heil alleen' (blz. 185).

In het laatste hoofdstuk, , 'Coram-Deo - Voor het aangezicht van God', geeft ds. Den Boer een aantal wijzigingen voor de Schriftlezing en het gebed tijdens het huisbezoek. Compleet met een lijst van bijbelplaatsen voor verschillende gelegenheden.

De vrouw

Tenslotte. Het is begrijpelijk dat in een boekje voor en over de herv.-geref. ouderling de vrouw de grote afwezige is. Dat is, denk ik, ook begrijpelijk gezien de gegevens hierover in de Schrift. Tot m'n genoegen las ik dat over enige tijd deze Schriftgegevens in de Waarheidsvriend nog weer eens op een rijtje worden gezet. Zoiets is een goede zaak. Het wordt tenslotte in het geheel van de Herv. Kerk nauwelijks meer begrepen dat wij en waarom wij tegen de vrouw in het ambt zijn. En in hoeverre zijn we zelf al be'invloed door de gemeente van de vrouw in het ambt? Ik bedoel dit: ot mijn vreugde heb ik een voortreffelijke vrouw, die naar mijn gevoel uitstekend geschikt zou zijn voor ouderling of diaken. En misschien zijn er wel meer herv.-geref. ambtsdragers met voortreffelijke vrouwen en dezelfde gevoelens. Maar onze gevoelens zijn niet de norm voor ons handelen, dat is alleen de Heilige Schrift. Juist daarom is het goed als weer eens duidelijk wordt aangeven dat de vrouwelijke ambtsdrager niet alleen in de Bijbel niet voorkomt, (geen priesteressen, geen vrouwelijke apostelen of oudsten enz.), maar ook door de inhoud van de Bijbel niet wordt toegelaten. Daarbij zal de exegese van allerlei oud-en nieuwtestamentische gegevens wel een grote rol spelen. Wat bedoelt Paulus bijvoorbeeld als hij schrijft dat de vrouw in de gemeente niet mag leren maar in stilheid moet zijn (1 Tim. 2 : 12)? Elders schrijft hij dat de vrouw die bidt of profeteert in de gemeente, haar hoofd moet bedekken (1 Kor. 12 : 5). Wel, bidden of profeteren in een gemeente kun je moeilijk zwijgende doen. Die vragen kent ieder, die met anders-denkenden een gesprek over deze dingen is aangegaan. Met enige spanning zie ik uit naar de bezinning op deze vragen in de waarheidsvriend.

Tot zover 'een aantal opmerkingen over en naar aanleiding van de inhoud van 'Onbegonnen werk? ' Hopelijk voldoende om u ervan te overtuigen dat u als ouderling aan dit boek niet voorbij kunt gaan. Neem, lees en werk er mee. Opdat allerlei onbegonnen werk een begin krijgt en u al doende merkt, dat ons werk geen onbegonnen werk is. Omdat Christus, de grote Ambtsdrager, reeds lang begonnen is. En het ook voleindigen zal, bij Zijn komst in heerlijkheid. Wij kunnen daarom de toekomst met vreugde tegemoet zien.

(N.a.v.: 'Onbegonnen werk? ', Pastorale handreiking ten dienste van de ouderling. Eindredactie: ds. C. den Boer, 195 blz., uitg. J. H. Kok, Kampen 1982. Prijs ƒ 16, 50.)

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 januari 1983

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Onbegonnen werk

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 januari 1983

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's