Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De wraakgedachte in de psalmen (6)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De wraakgedachte in de psalmen (6)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Psalm 137 is deels een wraakpsalm, waarbij over de vijand op de meest hartstochtelijke wijze vergelding wordt afgebeden.

Psalm 137

Deze psalm is deels een wraakpsalm, waarbij over de vijand op de meest hartstochtelijke wijze vergelding wordt afgebeden. Met de vijand worden hier uitsluitend vreemde mogendheden bedoeld. Twee naties worden voor het voetlicht gehaald. Dat zijn Edom en Babel.

Psalm 137 is een lied, dat stamt uit de Babylonische Ballingschap. De psalm spreekt van het heimwee naar huis, naar Jeruzalem, naar Sion. 'Aan de rivieren van Babel, daar zaten wij, ook weenden wij, als wij gedachten aan Sion'.

Met weemoed en felheid wordt gememoreerd het leed, dat Babel aan Juda heeft aangedaan. Het vreugdelied verstomt. Als door degenen, die hen gevangen houden wordt gevraagd: 'Zingt ons een van de liederen Sions', dan is het antwoord: 'Hoe zouden wij een lied des Heeren zingen in een vreemd land? Indien ik u vergeet, o Jeruzalem, zo vergete mijn rechterhand zichzelf'. (verzen 4 en 5). In de verzen 7, 8 en 9 volgen dan de beden om wraak over Edom en over Babel.

Edom was het broedervolk van Israël. De Edomieten stamden immers af van Ezau, de broer van Jacob. Sinds de dagen van David is Edom sterk de mindere geweest van Israël.

Toen echter koning Nebukadnezar van Babel in 586 voor Chr. het volk van Juda naar Babel deporteerde, hebben zij daarbij aan Babels troepen hulp en steun geboden. Op de dag van de ondergang van Jeruzalem hebben zij de vernielzucht van de Babylonische overwinnaars geprikkeld. Ze hebben immers Babel aangemoedigd en geroepen: 'Ontbloot ze, ontbloot ze, tot haar fundament toe!', (vers 7). Voor die vijandige gezindheid van het broedervolk bidt de psalmist vergelding af. 'Heere, gedenk aan de kinderen van Edom, aan de dag van Jeruzalem'. Bedoelt is hier: Gedenk aan hen in ongunstige zin, breng vergelding op hun hoofd, vanwege het leed en de smaad aan Uw volk aangedaan.

Dan volgt in vers 8 en 9 de strafverwensing tegen Babel. 'O dochter van Babel, die verwoest zult worden, welgelukzalig zal hij zijn, die u uw misdaad vergelden zal, die gij aan ons misdaan hebt'. En dan volgt in vers 9 de krasse wens, die helemaal boven de wraakteksten uitspringt en die de inzet was van deze artikelenreeks, in vers 9, : 'Welgelukzalig zal hij zijn, die uw kinderkens grijpen en aan de steenrots verpletteren zal'. Wat moeten we aan met deze wraakbeden, in het bijzonder die tegen Babel en daarvan met name het laatst geciteerde vers?

Uitgangspunt

Bij de exegese van deze verzen is het uitgangspunt van het allergrootste belang. Gaat men er vanuit, dat deze teksten ook een deel zijn van de openbaring Gods in het Oude Testament? Of ziet men deze teksten slechts als een neerslag van het Oude Israëlitische denken? Gaat men van dit laatste uit, dan komt men onvermijdelijk, tot de conclusie dat deze teksten een (begrijpelijke) reactie vormen op de vernedering, die het volk is aangedaan door de wegvoering in ballingschap. Een reactie echter, die ver beneden het niveau blijft, dat het Nieuwe Testament van ons vraagt. H. J. Kraus komt tot de conclusie, dat de christelijke gemeente weliswaar de klaagzang van heimwee naar Gods huis mag overnemen, doch slechts met uiterst kritisch voorbehoud de teneur van de verzen 7, 8 en 9 mag benaderen. In dit verband komt men onvermijdelijk tot een onderwaardering van het Oude Testament ten opzichte van het Nieuwe Testament. Ondertussen doet men dan wel tekort aan de veelkleurigheid van de rijkdom van Gods openbaring.

Het wordt trouwens zeer gevaarlijk, als men de ene tekst wel als woord van God ziet, doch andere teksten, omdat men deze niet zeer wel kan plaatsen, slechts beschouwt als neerslag van een extreme vorm van nationalistisch denken. Men is dan bezig om het Woord Gods naar eigen inzicht uit één te rafelen en te schiften.

Calvijn

Een helder licht wordt op de zaak geworpen door de duidelijke en evenwichtige exegese van Calvijn. Ik laat Calvijn zelf aan het woord, als hij opmerkt: 'En hoewel het nu een wreedheid schijnt, als hij begeert dat de kinderkens, die nog teder en onschuldig zijn, tegen de rotsen verpletterd worden, zo is dit toch omdat hij niet spreekt uit eigen beweging, maar de woorden ontvangt als vanuit Gods mond, niet anders dan een loven van het rechtvaardig oordeel'. We moeten immers niet uit het oog verliezen, dat Babel als grootmacht het symbool is van al het Gode-vijandige, dat slechts de bedoeling heeft om Gods Naam, Gods Zaak en Gods Volk uit te roeien. Zo verschijnt in de openbaring aan Johannes het trotse Babylon, als de macht die de kerk teistert. De toekomst des Heeren zal zich pas baanbreken, als de macht van Babel gebroken is voor eens en voor goed. De kinderen zijn het symbool van de toekomst. Babel mag geen toekomst rneer hebben, van daar dat de psalmist wenst en bidt dat het jonge aankomende geslacht van Babel wordt uitgeroeid, waarmee de toekomst voor Babel eveneens zal zijn afgesneden. Het gaat heen naar het grote eindgericht, waarin God afrekening zal houden en zijn gemeente voorgoed van al de bedreigende machten zal verlossen. Die dag verwachten wij als gemeente met groot verlangen. Ondertussen kunnen we vaak huiveren onder de bedreiging van de Gode-vijandige machten. Daarom mogen we bidden, dat God die machten ten onder zal brengen. Van dat verlangen klinkt ook iets door in psalm 137. In dat licht moeten we met name het 9e vers van die psalm bezien. God zal opstaan tot de strijd en zal zijn haters wijd en zijd, verjaagd, verstrooid doen zuchten. Ondertussen kan dan wel de verzuchting oprijzen: O God, hoe lang nog!

Het onheil, dat aan het geslacht van Babel wordt toegewenst, is het verdiende loon voor al hetgeen Babel aan het volk van Juda heeft aangedaan. Met de maat, waarmee men anderen meet, zal men ook zelf gemeten worden. Het gekerm vanwege het leed, door Babel aangedaan, moge opklimmen tot voor Gods troon. Ook al is dit leed een straf op Israels zonden. Het leedvermaak van Babel en Edom roept om vergelding. Calvijn merkt in dit verband nog op, dat hier geen plaats mag zijn voor het laten botvieren van een persoonlijke wrevel. Integendeel, de Heilige Geest moet al onze neigingen en aandoeningen door zijn rechtheid temperen. Alle onzuiverheden dienen zo verwijderd te worden. Zo blijft er over een Lof op Gods rechtvaardig oordeel.

Jesaja 13

Overigens is psalm 137 een weerklank op de profetie van Jesaja 13, waarin ook de ondergang van Babel wordt aangekondigd. Daarin wordt ook beschreven hoe die ondergang van Babel zal toegaan. Zo zegt Jesaja 13 : 16: 'Ook zullen hun kinderkens voor hun ogen verpletterd worden'. Het beeld van psalm 137 : 9 is dus niet nieuw, maar een weerklank op de profetie van Jesaja 13. Psalm 137 ligt dus volkomen in de lijn van de oordeelsaanzegging aan Babel, die door het Oude Testament heen loopt. Babel was weliswaar een instrument in Gods hand om Juda te tuchtigen, maar Babel zal om haar wrede gedrag en leedvermaak eveneens gestraft worden, en wel met de totale ondergang. Het jonge geslacht zal uitgeroeid worden, zodat de toekomst wegvalt. Dat geeft voor Juda een troostvol uitzicht. Dit sprak temeer in de concrete situatie waarin psalm 137 is gedicht. Het was toch de tijd van de ballingschap, de tijd van de knechting door Babel. Niet Babel zal de geschiedenis bepalen. Voor Babel zal de toekomst afgesneden worden (en daar bidt de psalmist om). De toekomst is in Gods hand, de rechter der ganse aarde, die zijn oordelen uitvoert en daarbij nooit beschaamd allen die op Hem vertrouwen.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 maart 1983

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

De wraakgedachte in de psalmen (6)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 maart 1983

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's