Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Globaal bekeken

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Globaal bekeken

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Comelius Lambregtse zond ons de volgende kersverse pennevrucht.

'Het ganse schepsel

De moedereend trekt door het kroos haar zwarte voren
en 't rijtje kroost volgt druk en driftig in haar sporen;
iets verder staat heel stil een reiger bij het riet
waaruit het rap geschal klinkt van een karekiet

De blauwe lucht is vol van verre vogelkoren
waarin de leeuwerik 't uitbundigst zich laat horen;
het zomert en het zingt als was er geen verdriet
en ook mijn ziel zingt mee in 't jubelende lied.

Verbeeld ik het mij maar, dat 'k nog iets anders hoor:
en klinkt er echt geen vreemd ver ruisen tot mij door
en hoor ik dus geen bom of geen bazuinen schallen?

Want deze dingen gaan vooraf aan 't heerlijke uur
als alles eeuwig nieuw zal zijn in de natuur
en mens en dier weer delen in Gods welgevallen.'

***

In een huis-aan-huis-folder biedt een begrafenisen krematieonderneming haar diensten aan. Op de voorpagina lees ik: Krematie? Begrafenis? U behoeft nu toch niet te beslissen? Zo gaat dat vandaag. Vroeger moest er een codicil zijn als men zich wilde laten cremeren. Misschien moeten mensen in bepaalde omstandigheden nu gaan beslissen om vast te leggen dat ze begraven willen worden. Opdat straks niet anderen over hen beslissen. 'U behoeft nu toch niet te beslissen? ', zegt de folder. Misschien toch wél!

***

Areopagus is de naam van het studentenblad van de Utrechtse Universiteit (redactieadres Koningslaan 25, 3583 GE Utrecht, tel. 030-522034). De redactie gaf een buitengewoon interessant themanummer uit over de dichter Gerrit Achterberg, waarin ook opgenomen is het stuk van ds. J. T. Doornebal bij diens overlijden (weergegeven in ons blad door dr. J. de Gier te Ede). Uit dit nummer laten we het volgende afdrukken uit de bijdrage van prof. dr. G. Quispel onder de titel 'Bevindelijk Neerlangbroek':

'Ook met de theologen had Achterberg het niet getroffen. Zij waren destijds gefascineerd door gortdroge, prozaïsche Zwitserse theologie, die religieuze ervaring, te vuur en te zwaard bestreed. Zij koesterden woordspelige dominees-poëzie, die in psalmboek en gezangenbundel haar neerslag vond. Maar bij mijn weten bleef hun aandacht tot die kleine, enigszins exclusieve kring beperkt. Terwijl de Katholieke dichtkunst, zo bloeiend en prachtig voor de oorlog, was ingestort en Gorter of Henriëtte Roland Holst geen opvolger hadden gevonden, bracht het protestantse erf na vier schrale eeuwen twee levensgrote poëten voort, Ida Gerhardt en Gerrit Achterberg. De theologen zagen hen over het hoofd. Kregen zij zo weinig aandacht omdat zij uitgesproken religieus waren? Wat had men dan wel moeten doen om Achterberg juist te verstaan? Men had moeten bedenken, dat hij uit een Gereformeerde Bond's milieu kwam en opgegroeid was in Neerlangbroek. Als men de bevindelijke schrijvers had gekend, Kohlbrugge, Spurgeon. Bengel, Noordmans ("Zondaar en Bedelaar"), dan zou men geweten hebben, dat deze schrijvers God de Heilige Geest wel in de gedaante ener Vrouwe voorstellen. Dan verstaat men beter dat de geliefde met wie de dichter zich verenigen wil, meer is dan een menselijk wezen, voor zijn besef althans.

Vanzelf was men er dan op gekomen, dat bij een andere protestantse dichter uit de piëtistische hoek iets dergelijks voorkomt:

"Hij sprak en zeide in 't zaêl zich wendend:

Vaarwel, o moeder, nooit keer ik weer".

En dan zou men wellicht geconcludeerd hebben dat dit zowel bij Gossaert als bij Achterberg een protest exegese is. Zo protesteert, bij fijngevoelige mensen, het onbewust tegen het dwangbuis, waarin de gelovige door de dogmaticus wordt gestopt.

Verder had men eens naar Neerlangbroek moeten gaan en praten met de boezemvriend van de dichter, de hoogbejaarde graaf Van Lijnden van Sandenburg. Zo lang de psychiater Plokker nog leefde, had hij ook veel kunnen vertellen over "het rapport", zonder indiscreet te worden. De vroegere schoolmeester van het dorp die jarenlang op de Utrechtse fakulteit rondliep, wist ook veel. Evenzo de ouders van dr. Marchal. Men had eens kunnen nagaan, welke predikanten in de beslissende jaren in Neerlangbroek stonden en hoe zij preekten, welke boeken, weekbladen en tijdschriften bij de ouders van de dichter in huis kwamen, wat hij zelf hoorde in de kring van "Opwaartse Wegen" en "Het Korenland", organen van de protstantse letterkunde destijds.

En wie heeft eigenlijk een vraaggesprek gehouden met dominee Doornenbal uit Oene, levenslang een echte vriend van Achterberg, wellicht de enige, die zijn poëzie werkelijk kon begrijpen? Nu het te laat is, komt men om inlichtingen bij mensen, die krachtens hun leerlopdracht eigenlijk geen verstand van de bovenvermelde zaken mochten hebben. Men wil zelfs de symboliek van Achterberg vanuit de gnostische Sophia en de kabbalistische Schechina benaderen. Is dat niet vergezocht? Alsof de Gnostiek niet een vergrootglas is, dat duidelijk zichtbaar maakt wat ook in de Bijbel (Apokalypse 12) en in de piëtistische traditie op verborgen wijze aanwezig is. Zeg nu niet, dat dit pijnlijk is om te lezen, het historisch onderzoek had moeten plaatsvinden. Nu kan het niet meer. Dat komt er van, wanneer men in de theologie Gnosis, mystiek, bevinding en religieuze ervaring veracht.'

***

Enige tijd geleden hebben enkele gemeenten aan de synode een brief geschreven in verband met het niet deelnemen van ambtsdragers aan het avondmaal, ambtsdragers. In feite werd gevraagd maatregelen te treffen, zodat het feit dat ambtsdragers niet deelnemen aan het avondmaal voortgang zou kunnen vinden zonder maatregelen van bovenaf. We hebben aan de kwestie van ambt en avondmaal een artikel gewijd in ons blad (d.d. 3 februari jl.), terwijl het hoofdbestuur in een korte verklaring had gesteld dat we de weg van een legitimering van de avondmaalsmijding niet op mogen gaan. De synode heeft nu aan de betreffende gemeenten een antwoordbrief gestuurd. Daaruit citeren we het volgende:

'Zeer geachte kerkeraden, in uw brief van 13 januari 1983 geeft u uiting aan uw bezorgdheid en verontrusting over enige zaken in het kerkelijk leven, waarbij u in het bijzonder ingaat op bezwaren, die ingebracht worden tegen verkozen ambtsdragers, die niet deelnemen aan het Heilig Avondmaal.

U stelt zich nadrukkelijk achter de opvatting dat ambtsdragers aan het Avondmaal behoren te gaan. Tegelijk echter pleit u voor het herstel van de situatie waarin, naar u zegt, ook zij "die niet aan het Avondmaal deelnemen en die gekozen werden als ambtsdragers, zonder problemen in het ambt bevestigd" konden worden.

Naar het oordeel van het moderamen van de generale synode vraagt u daarmee van de generale synode een situatie te rechtvaardigen of mogelijk te maken, die ook naar uw overtuiging in strijd is met het bijbels getuigenis. Nergens geeft de Heilige Schrift grond aan de gedachte dat de leiding tot het ambt een andere zou zijn dan de leiding tot het sacrament. Deze gedachte zou slechts kunnen voeren tot een onderwaardering van het ambt, waarbij het agibt wordt losgemaakt van zijn geestelijke wortels.

Het rapport van de generale synode rondom de viering van het Heilig Avondmaal (1958) kwam tot de volgende conclusie, die ook nu nog volledig van kracht is:

'1. Op grond van Schrift, belijdenis en kerkorde moet worden geconcludeerd, dat het onmogelijk is een scheiding te maken tussen het ambtsdrager zijn en het deelnemen aan het Heilig Avondmaal.

2. Op grond van Schrift, belijdenis en kerkorde kan de synode niet ontkomen aan de conclusie, dat wanneer er bezwaren worden ingebracht tegen verkozen ambtsdragers, omdat zij niet deelnemen aan de viering van het Heilig Avondmaal, deze bezwaren zullen moeten worden erkend."

Ten aanzien van de drie punten van verontrusting en zorg uit uw brief willen we het volgende opmerken.

1. We wijzen uw opvatting af dat de kerk hier tucht zou oefenen over het individuele geweten. De Commissie voor het Opzicht spreekt zich immers niet uit over de vraag van het persoonlijk geweten of men meent aan het Avondmaal te kunnen deelnemen, maar over de vraag of men de gemeente ais ambtsdrager kan dienen zonder dat men naar eigen overtuiging deel heeft aan Christus en aan heisacrament van Zijn genade.

2. U spreekt uw zorg uit over het welzijn van de gemeenten. U vreest dat een juridische benadering tot onrust in de plaatselijke gemeente leidt en u pleit voor een pastorale benadering van de geestelijke armoede en nood, waarin uw gemeenten verkeren. Het moderamen neemt deze zorg ernstig en is met u van oordeel, dat een pastorale weg de voorkeur verdient. Een pastorale benadering mag echter niet in mindering worden gebracht op het bijbelse uitgangspunt dat ambt en sacrament niet van elkaar te scheiden zijn.

In dit verband herinneren wij aan de overwegingen van de generale synode ten aanzien van de avondmaalsmijding, die in 1959 onderde titel "De deelname aan het Avondmaal" zijn verschenen. Daarin wordt op de vraag uit enkele classes of men nieuwgekozenen, die nimmer ten Avondmaal kwamen, kan bevestigen in het ambt, als volgt geantwoord:

"De eerste manier is ook hier weer een ernstig gesprek met de betrokkenen en hun op het hart te binden, indien enigszins mogelijk, tot het besluit te komen voortaan wél aan te gaan aan het Avondmaal. Een dergelijk voorbeeld kan een zeer grote opvoedkundige waarde hebben voor de gemeente. Bovendien leert de ervaring, dat dergelijke mensen, die door hun verkiezing tot het ambt avondmaalsgangers geworden zijn, later in de grootste ootmoed de beste ambassadeurs voor deelneming aan het Avondmaal plegen te worden".

Voor de Schrift wijst de synode o.m. op 1 Korinthe 11:23-26, waar de opdracht: 'doet dit tot mijn gedachtenis' gericht is tot alle gelovigen en toch zeker ook geldt voor de ambtsdragers.

Voor de belijdenis zij verwezen o.a. naar de zondagen 28-31 van de Heidelbergse Catechismus, waarbij het ondenkbaar is, dat de ambtsdragers niet zouden behoren tot degenen over wie antwoord 81 in de eerste zin spreekt, en art. 30 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Hier is sprake van de opzieners en diakenen, die met de dienaren of herders, die Gods Woord prediken en de sacramenten bedienen, samen de raad der Kerk vormen. Het is niet voor te stellen, dat de bediening der sacramenten zou omgaan buiten de opzieners en diakenen. Ten overvloede wordt hier herinnerd aan vraag 363 uit de Catechismus van Geneve, die ten aanzien van de sacramenten zelfs komt tot de uitspraak: "Hoe zou men dus moeten oordelen over iemand die er geen deel aan wenst te nemen? Men zou hem niet voor een Christen mogen houden. Want door zo te doen weigert hij te belijden en verloochent hij als het ware zwijgend Jezus Christus".

De vragen bij de openbare belijdenis, zoals deze staan in hetontwerp-Dienstboek, leggen een nauw verband tussen belijdenis en deelname aan het Heilig Avondmaal. In de nieuwe formulieren voor de bevestiging van ambtsdragers wordt van de ouderlingen gezegd, dat zij medeverantwoordelijkheid dragen voor de bediening des Woords en het rechte gebruik van de sacramenten; van de diakenen, dat zij zullen dienen aan de tafel des Heren. Dat zij ook zelf deelnemen aan de viering van het Heilig Avondmaal, wordt daarbij als een vanzelfsprekendheid verondersteld. Dit is ook het geval in de kerkorde.

Wij noemen o.m. art. IV-6: Aan de ouderlingen is toebetrouwd... het dragen van de medeverantwoordelijkheid voor de bediening des Woords en het rechte gebruik van de sacramenten; art. IV-7: Aan de diakenen is toebetrouwd... de ambtelijke tegenwoordigheid bij de kerkdienst... en het dienen aan de tafel des Heren; ord. 10-1-1: De leden van de kerkeraad wekken bij het huisbezoek de lidmaten der gemeente op tot getrouwe viering van het Avondmaal. Ook kan nog gewezen worden op de praktijk van zowel de vroegchristelijke Kerk inzake het .catechumenaat, als van de reformatorische Kerk, met name in verband met het pastoraat (huisbezoek in de weken voor het Avondmaal) inzake de avondmaalsviering van niet-gecensureerde lidmaten. Zij, die niet deelnemen aan het Avondmaal, werden niet duurzaam als volwaardige leden der gemeente erkend, dus zeker niet als volwaardige ambtsdragers. Zijn ze hiertoe niet te brengen dan diene hun met de meeste klem te worden afgeraden hun benoeming ten aanvaarden. Indien ze nog enig juist inzicht over hebben, zullen zij hieraan wel gehoor geven. Pas wanneer onverhoopt zou blijken, dat zij noch tot het één, noch tot het ander bereid zijn, is het moment gekomen, dat de kerkeraad ernstig moet overwegen, óók als geen bezwaren uit de gemeente zouden zijn ingekomen, of om redenen van pastoraal belang tot hun bevestiging mag worden overgegaan. Naar ons gevoelen is de tot kerkeraadslid benoemde, die na deze ernstige pastorale bespreking er geen gevaar in ziet toch het ambt te aanvaarden zónder deelname aan het Avondmaal, niet geschikt voor het ambt. Hier ligt een uiterst moeilijke beslissing en taak voor een predikant en de ambtsdragers, die hierbij aan zijn zijde staan. In vele gevallen zal een uitspraak van een meerdere vergadering niet kunnen worden vermeden. Ondanks de moeilijkheden, die daaruit voor de gemeente, de kerkeraad en de predikant kunnen ontstaan, zalmen toch niet moeten aarzelen deze weg te gaan terwille van de opbouw van de gemeente van Jezus Christus als belijdende en getuigende gemeenschap.

3. Naar het oordeel van het moderamen wordt aan de vragen die bij u leven geen recht gedaan door ze slechts te omschrijven als "plaatselijke strijd", waarbij u bezwaarden als "malcontenten" aanduidt en anderen van een "uiterlijke Avondmaalsgang" beschuldigt. De vragen zullen dieper moeten worden gepeild. Het gaat er veel meer om of in de verkondiging van het Woord van God wet en evangelie beide tot hun volle maat komen, of behalve de schrik des Heren ook de liefde van Christus voluit doorklinkt. De vraag kan worden gesteld of naast de waarschuwing ook de nodiging tot de Tafel des Heren voldoende wordt gehoord. Het moderamen is ervan overtuigd, dat slechts een evenwichtige bijbelse prediking de tegenstellingen binnen de gemeenten kan overwinnen. Zo zullen de gemeenten een rechtmatige plaats in onze kerk kunnen blijven innemen.

Wij willen u vragen dit alles nog eens ernstig te willen overwegen, opdat zo de gemeenten hun eenheid zullen hervinden rondom Woord en Sacrament. '

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 mei 1983

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Globaal bekeken

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 mei 1983

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's