Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Luther en de angst van het Westen (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Luther en de angst van het Westen (2)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Prediker is voor Luther ook een troostboek.

De uitleg die Luther geeft van Prediker legt nadruk op de vergeefsheid van 's mensen zwoegen onder de zon. Toch is dat niet het laatste. Prediker is voor Luther ook een troostboek. Luther vond in dit boek troost en raad in de situatie waarin hij verkeerde. Mensen worden wel voortdurend bedreigd door de vertwijfeling van de ijdelheid. Maar er is toch meer. Niet alleen het vergeefse van het rijk onder de zon. Er is ook een rijk boven de zon. God laat Zijn zon opgaan over bozen en goeden. Aalders schrijft op blz. 64 dat voor Luther de zon een 'scheppingssacrament' is, een teken dat heenwijst naar de goedheid van de Schepper. God stelt de chaos paal en perk. Daar waar de mens door het Woord wordt omgezet, krijgt het rijk boven de zon vaste voet op aarde. Daar gaat de mens weer verstaan: 'God is onze Koning. Hij heeft ons niet alleen gemaakt, maar regeert ons ook bestendig, zodat hier op aarde alles overeenkomstig Zijn wil geschiedt... Zoals deze Koning gebiedt en regeert, zo voltrekt zich alles. Dat houdt in, dat onze raadslagen niets zijn, omdat wij Zijn maaksel zijn. Wij zijn geen koning! God wil niet, dat Zijn schepselen, noch ook wijzelf zouden geregeerd worden door onszelf. Integendeel, God wil regeren!'

Dat alles krijgt zijn uitwerking in hoofdstuk 6, waar Aalders er op wijst hoe voor Luther Gods scheppingstrouw zich weerspiegelt in de ordening van staat en maatschappij. Tegenover de troebelen van de boerenoorlog plaatst Luther het getuigenis van Prediker dat in zijn uitleg een pleidooi bevat voor de rechtsorde van staat en samenleving. Het is een thema dat Luther ook vóór 1525 een en andermaal aan de orde had gesteld. Maar meer dan tevoren beschouwt hij in 1,26 de staat als een wonderwerk van God. Dat maakt hem niet tot vorstenknecht. Aalders verwerpt de critiek van Barth op Luther als zou er een lijn lopen van Luther's denkbeelden naar de verlichte des­potie van Frederik de Grote, de politiek van Bismarck, ja zelfs naar de nationaal-socialistische staat. Hij wijst er op dat voor Luther de overheid haar roeping ontvangt vanuit de Wet van God.

Onderscheid dient dan wel gemaakt te worden tussen de twee tafelen der Wet. 'De kerk heeft haar roeping in het eerste en grote gebod: God liefhebben boven alles. De staat en de overheid hebben hun vocatio (is roeping, A. N.) in het tweede en uit het eerste afgeleide gebod' (blz. 77). We mogen de twee tafelen niet scheiden. De staat veronderstelt volgens Aalders bij Luther de kerk. De macht van de staat is er op gericht een rechtsorde af te bakenen waarbinnen de tweede tafel van de Wet zich verwerkelijken kan.

Dat alles heeft consequenties voor de roeping van kerk en staat. Aalders is van oordeel dat er bij Luther geen sprake is van een roeping van de kerk zich uit te spreken over politieke vragen en sociale kwesties. Niet omdat hij zou menen dat het Evangelie geen politieke gevolgen zou hebben, maar omdat de tweedeling van de Wet met zich meebrengt een twee-deling van de roeping van kerk en staat. De staat heeft een eigen taak ruimte te scheppen in het openbare leven voor de tweede tafel van de Wet. De uitspraken van de kerk inzake toepassing van Gods geboden en beloften op het openbare leven mogen geen bindend karakter dragen. Want doet de kerk toch bindende uitspraken dan overschrijft zij haar grenzen en vermengt ze de twee Rijken, en veroorzaakt een conflict situatie in de verhouding van kerk en staat. De staat bewandelt de middenweg tussen anarchie en tyrannic. Wel is er het strafambt van het Woord dat de overheid tot de orde roept en deamonen uitdrijft.

Frappant is dan wel dat Aalders hier een scherp onderscheid maakt tussen Luther en de theocratische visie binnen het Calvinisme. Hij verwijt de predikanten in de 16e en 17e eeuw schade te hebben berokkend door van de overheid te eisen dat Calvijn's levensstijl iedereen moest worden opgelegd (blz. 83). Predikanten zouden zich niet ontzien hebben hooggeplaatsten te beledigen. Zij zouden hun Woord-ambt misbruikt hebben en te weinig onderkend hebben dat we Mozes en Aaron moeten onderscheiden. Niet zozeer Calvijn als wel Luther is voor Aalders de geestelijke vader van de gewetensvrijheid en de protestantse staat.

Ook hier zouden we toch enkele vragen willen stellen. Laat ik vooropstellen dat ik Aalders bijval in zijn verzet tegen een verpolitiekte kerk en dito prediking en theologie. Laat de kerk inderdaad kerk zijn, 'hoedster van het geheim'. Maar hoe zit het dan met het Woordambt? Wat zijn dan die noodgevallen waarbij de ambtsdrager de bazuin van het Woord mag heffen om de overheid te bestraffen. Is de belijdenis dat Christus de Kurios, de Heere is niet de grondslag van het theocratisch belijden en denken? En is het uit de lucht gegrepen als door velen gesteld wordt dat met name in later eeuwen lutherse theologen zich zó gedwee hebben opgesteld dat het profetisch élan ontbrak? Toegegeven, men mag Luther niet verantwoordelijk stellen voor wat in later eeuwen is gezegd. Maar bergt de onderscheiding van de twee tafelen waarbij de overheid alleen met de tweede tafel van de Wet te maken heeft toch niet dit gevaar in zich? Kan een Kerk die belijdt dat aan Christus alle macht is gegeven in hemel en op aarde er ooit van afzien voortdurend weer overheid en volk met de gehele Wet te confronteren? Wat moet ik anders aan met het profetisch getuigenis van een Jeremia, een Amos, een Jesaja? Ook inzake Aalders' kritiek op de predikanten in de 16e en 17e eeuw heb ik me afgevraagd of het beeld niet veel genuanceerder is dan Aalders voor geeft. De predikanten krijgen hier toch wel heel erg de schuld. Stellig is er het gevaar van gewetensdwang en betutteling. En ongetwijfeld is het waar dat de predikanten uit die tijd niet altijd aan dat gevaar ontkomen zijn. Maar ging het er hen inderdaad om een calvijnse levensstijl bindend op te leggen? Moeten we niet veel meer zeggen: Ze hebben overheid en volk - vanuit hun Woord-ambt - willen confronteren met de rechten van God op heel het leven en botsten toen op de liberale regentenmentaliteit. Ik verwijs hiervoor naar de monografie van S. V. d. Linde over Jean Taffin, en vooral naar de uiteenzettingen van R. B. Evènhuis in Ook dat was Amsterdam, dl. l, blz. 268-338: 'Om de theocratie'. Ook Evènhuis weet van spanningen, van onhebbelijke predikanten en lastige gereformeerden, maar hij laat ook duidelijk zien hoe vele regenten en bestuurders geen enkele inmenging dulden en evangelie en politiek volstrekt willen scheiden. Evènhuis wijst er op dat de beschuldiging van overheersing door de kerk uit de lucht gegrepen is en dat de kerk dit voortdurend afgewezen heeft. 'Talloos zijn de vermaningen van de meerdere vergaderingen aan de mindere om niet de ene voet te willen hebben op de kansel en de andere in het stadhuis' (Evènhuis, a.w. blz. 336). Wel weet de kerk zich geroepen de overheid het Woord Gods voor te houden opdat deze zelfstandig kan oordelen naar Gods Woord. Natuurlijk liggen in de theocratische visie van art. 36 geweldige spanningen besloten. Als zoals Evènhuis op blz. 330 in navolging van Van Ruler erop wijst dat de theocratie een torso is en ook in de gouden Eeuw niet gelukt is, hoeveel te minder dan in onze geseculariseerde tijd. Zeer onlangs is daar door dr. J. Klapwijk op gewezen in een artikel in Chr. Democratische Verkenningen. Er is een immense afstand tussen het door de staat bewerkte rechtsbestel en het Rijk van God vanwege de legaliteit, d.w.z. het uitwendige van die rechtsorde en vanwege de onvermijdelijkheid van het politieke compromis. De christen-politicus maakt in een pluriforme samenleving vuile handen. Vanwege de hardigheid des harten moet men soms bepaalde regelingen toelaten om erger te voorkomen. Maar hoe ver strekt dit compromis? En ligt juist in het theocratisch belijden niet opgesloten het besef van het geduld en de lankmoedigheid van God. Dat alles zullen we zeker hebben te verdisconteren in ons denken over overheid en samenleving en de relatie: kerk en politiek. Maar dat neemt niet weg dat de kerk in haar geloofsbelijdenis dit theocratisch belijden niet kan loslaten.

En wat de gewetensdwang betreft, het is jammer dat Aalders in zijn beschouwingen niet verwerkt heeft de opmerking van Van Ruler dat de ware theocratie het maximum aan tolerantie in zich verbergt. Onze vragen nemen intussen niet weg dat we dankbaar kennis nemen van Aalders pleidooi voor de rechtsstaat. Schone dingen worden ook gezegd over de betekenis van Luther voor onderwijs en scholing, opvoeding en vorming. De betekenis voor onze tijd is m.i. nog altijd groot. De rechtsstaat kan zonder het schoolwezen niet blijven bestaan, zegt Aalders op blz. 112. Maar dat betekent natuurlijk wel dat onderwijs en vorming gedragen dienen te worden door het beginsel: 'Vrees God en onderhoud Zijn geboden’.

Belangrijke dingen worden in het slothoofdstuk ook gezegd over het begrip 'souvereiniteit'. Luther heeft, aldus Aalders, gewezen op de betekenis van de Schrift als rechtsbron. Ik breek hier af. Hopenlijk biedt het bovenstaande voldoende om u er toe te brengen het boek zelf ter hand te nemen. De vele Luthercitaten maken het tot een waardevolle uitgave. En ook als we de accenten in bepaalde opzichten anders zouden willen leggen dan Aalders doet, zal ieder die de schoonheid en de majesteit van Gods Wet heeft leren kennen, instemmen met zijn pleidooi voor een op deze Wet gefundeerde rechtsstaat. Moge dat doorwerken in ons volksleven!

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 juni 1983

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's

Luther en de angst van het Westen (2)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 juni 1983

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's