Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Bijbel en Milieubeheer

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Bijbel en Milieubeheer

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

In de ethische bezinning nemen de vragen rondom een verantwoord omgaan met de natuur en het leefmilieu, met de dierenwereld en de bodemschatten een belangrijke plaats in. De milieuvervuiling neemt ontstellende vormen aan.

Actualiteit

In de ethische bezinning nemen de vragen rondom een verantwoord omgaan met de natuur en het leefmilieu, met de dierenwereld en de bodemschatten een belangrijke plaats in. De milieuvervuiling neemt ontstellende vormen aan. Pleegt de mens geen roofbouw op de schepping? Een amerikaans geleerde heeft de na-oorlogse economische ontwikkeling eens aangeduid als een 'couwboy-economie', daarbij denkend aan het feit dat cowboys in de Verenigde Staten in de vorige eeuw grote vruchtbare gebieden in bezit namen, er zor­geloos mee omsprongen, het na verloop van tijd onverzorgd achterlieten en nieuwe gebieden opzochten die al snel hetzelfde lot ondergingen. Er klinken dan ook nogal wat waarschuwende stemmen die een halt willen toeroepen aan de vervuilingspraktijken en de dreigende crisis zoeken te bezweren. Opnieuw wordt aandacht gevraagd voor een verantwoord omgaan met de natuur, de bodemschatten, de planten-en dierenwereld. Theologen wijzen daarbij graag op de figuur van Franciscus van Assisi die in zijn tijd een lichtend spoor getrokken zou hebben in de zorg voor en de omgang met de dierenwereld. Ook de ethiek van Albert Schweitzer met zijn onbegrensde eerbied voor het leven trekt opnieuw aandacht.

Wie is de schuldige?

Het is gewoon dat wij ook naar oorzaken zoeken en een schuldige proberen aan te wijzen. Wie is verantwoordelijk voor dit wanbeheer? De amerikaanse historicus Lynn White is van oordeel dat de christelijke godsdienst, met name in haar westerse gestalte verantwoordelijk is voor de ellendige toestand waarin de aarde nu verkeert. Dat het tot een zo verregaande overheersing van de natuur kon komen door techniek en wetenschap is een gevolg van een op de Bijbel gebaseerde opvatting dat de mens geroepen is te heersen over de natuur. De ontgoddelijking van de natuur als gevolg van het joods-christelijke scheppingsgeloof is, zegt White, in die richting gegaan dat de mens roofbouw is gaan plegen op de natuur. Ook Maarten 't Hart laat in een van zijn verhalen tuinders, die een bunzing doden, hun gedrag rechtvaardigen met een beroep op de Bijbel. Door anderen is de stelling dat milieuverwoesting een gevolg zou zijn van het christelijk geloof bestreden. Het beeld van de mens als uitbuiter is zeker niet op de Bijbel gebaseerd, zeggen zij. Ten onzent hebben Schilder, Berkhof en Douma aandacht gevraagd voor bijbelse prediking van 's mensen roeping en taak ten opzichte van de natuur. God vraagt van de mens een goede rentmeester te zijn. Anderen zoals Bouma en Jensen zijn van mening dat de Bijbel mens en natuur tekent als partners. Bomen en dieren zouden voor Adam, de 'aardman' stam-en bloedverwanten zijn. De mens moet leren de natuur als een zuster te zien. Roofbouwer of rentmeester? Partner of heerser? Hoe dienen we de verhouding van de mens tot de natuur te bezien. Dat is een ethische vraag van de eerste orde. En christenen die hun handelen vanuit de Schrift zoeken te verantwoorden ontdekken dat ook op dit punt het beroep op de Bijbel niet zo eenvoudig is. Je kunt er, zo lijkt het, tegengestelde posities mee verdedigen.

Een dubbele vraagstelling

Dat moet altijd weer tot bescheidenheid nopen. Kennelijk is het niet eenvoudig de Schrift te laten zeggen wat er staat. Al te snel vallen we teksten in de rede of verklaren ze vanuit onze denkpatronen. Toch moeten we altijd weer terug naar de Schrift zelf. Wat staat er en hoe wil het verstaan worden. De amsterdamse oudtestamenticus dr. C. Houtman probeert in zijn boekje 'Wereld en tegenwereld' een aantal zaken op een rijtje te zetten. Zijn boek heeft als ondertitel: Mens en milieu in de Bijbel, en: Mens en milieu en de Bijbel. Dat is meer dan een woorspeling. Het geeft de gang van het betoog aan. Na een korte inleiding bespreekt Houtman eerst een aantal bijbelplaatsen, vooral uit het Oude Testament. Vervolgens gaat hij in op de vraag: wat hebben deze teksten in een totaal andere maatschappij en cultuur, met ontwikkelingen die de antieke mens niet kende, bij te dragen voor een milieuethiek. Bij het Schriftberoep hebben we immers voor alle dingen de Bijbel zelf aan het woord te laten, maar we kunnen de eigentijdse situatie niet verwaarlozen, willen we ons niet schuldig maken aan letterknechterij of biblicisme. Wie b.v. de kritiek van Amos op de rijken van zijn dagen aangrijpt om de stelling te verdedigen dat de Bijbel dus tegen een kapitalistische maatschappij-structuur is, leest de Bijbel in feite door een eigentijdse bril. Datzelfde gevaar kunnen we lopen ten aanzien van uitspraken inzake mens en milieu als we niet scherp luisteren: Hoe wordt in de Schrift over flora en fauna gesproken en tegen welke achtergrond?

Buiten zijn gezichtsveld

Met tal van teksten laat Houtman zien dat de waardering die de mens had voor dier en plant niet zozeer door eerbied voor natuur en milieu als wel vanwege het profijt en het nut dat deze voor de mens opleverden. De positieve houding ten opzichte van de bomen heeft niet geleid tot eerbied voor de bossen, integendeel in het onbeperkte gebruik van bossen voor bouwmaterialen zag men geen kwaad. De oorlogswetten van Deut. 20 zeggen dat vruchtbomen wel gespaard moesten blijven, terwijl andere bomen gekapt mochten worden. Het motief is dat men door vruchtbomen te sparen voorkwam dat de bewoners van een belegerde stad langdurig van voedsel verstoken zouden zijn.

Uiteraard komen ook Gen. 1 : 26-28 en Psalm 8 ter sprake, de twee teksten over de positie van de mens in Gods wereld. Geschapen naar het beeld van God heeft de mens de opdracht krachtdadig op te treden om de cultuur, het leefbare bestaan te verdedigen tegen het dreigend offensief van woestenij en wild. 'In zijn gevecht om de cultuur te beschermen tegen de chaos mocht hij zich als een geroepene beschouwen, mocht hij zichzelf legitimeren met een verwijzing naar de door God zelf gegeven opdracht' (blz. 32). Houtman's slotconclusie is dat men wel kan spreken van de mens als rentmeester, maar dat de mens van Genesis 1 onmogelijk gemaakt kan worden tot prototype van de ideale mens nu. 'Gemeten naar de huidige normen is hij de corrupte rentmeester. De 'beheerder' en 'rentmeester' van Genesis 1 is niet de mens die zich geroepen acht op te komen voor woestenij en wild' zo lezen we op blz. 41. En in hetzelfde verband schrijft Houtman, dat de gedachte aan zorg voor wild en natuur ver buiten het gezichtsveld van de oosterse mens viel, evenals de gedachte dat de mens uitbuiter zou kunnen zijn. De roeping de aarde te beschermen heeft als doel het profijt voor de mens zelf.

Geen driehoeksverhouding

De natuur is geen zelfstandige partner van de mens, betoogt Houtman contra Bouma e.a. Gen. 2 laat zien hoe de mens boven de dieren is gesteld en niet op hetzelfde niveau van de dieren staat. Ontreddering van de wereld wordt getekend als gevolg van 's mensen ontrouw aan God en niet als gevolg van direct wangedrag ten opzichte van de natuur. De Bijbel is, zo schrijft de auteur op blz. 62 een anthropocentrisch boek, d.w.z. de mens staat in het middelpunt, waarbij de schrijver zich zelf dan corrigeert door er direct op te laten volgen: God en mens in hun verhouding tot elkaar staan in het middelpunt. Van hun verhouding tot elkaar wordt het welvaren van de natuur afhankelijk gemaakt. Trouwens de natuur wordt in de Bijbel getekend in al haar dubbelzinnigheid: Zij kan de mens vriendelijk gezind zijn en voedsel schenken, maar zij kan hem ook bedreigen. Ik wijs er voorts nog op dat Houtman de veel gehoorde stelling dat techniek en natuurwetenschap in hun ontwikkeling te danken zijn aan de joods-christelijke godsdienst (A, Th. v. Leeuwen, H. Cox e.a.) van gefundeerde critiek voorziet. Techniek en wetenschap zijn z.i. zo oud als de mensheid. De natuur is in de Bijbel evenwel geen object. Er is een grote afstand tussen het spreken van de Bijbelschrijvers - die uitgaan van het geloof in God de Schepper - , over wereld en natuur, en de modern-wetenschappelijke beschouwingswijze.

Kritische vragen

In vele opzichten is Houtman's boekje een verhelderend boekje. Toch blijven er vragen over. Worden met name de passages over de mens als beeld van God en de betekenis daarvan voor het beheer van Gods wereld niet onderschat en in hun betekenis geminimaliseerd? M.i. verdisconteert Houtman te weinig dat tussen Genesis 1 en 2 en de latere beschrijving de zondeval ligt. Ook de uitleg die Houtman van allerlei teksten geeft, b.v. de bepalingen over het sabbathsjaar zijn van eenzijdigheid niet vrij te pleiten. Men krijgt de indruk dat de auteur in zijn ijver om het partnerschap van mens en natuur te bestrijden - en ik meen dat Houtman daarin sterk staat - toch te weinig oog gehad heeft voor de zorg die in het O.T. opklinkt ten aanzien van de natuur, de dierenwereld en de flora. Ook de exegese van Psalm 104 is in dit opzicht veelzeggend. Het gaat, zegt Houtman om een lied op de grootheid en de macht van God die zelfs Meester is van de angstaanjagende wildernis. Maar daarnaast komt m.i. in deze psalm toch ook naar voren dat Gods grootheid zorg voor zijn schepping impliceert. Ik wijs voorts op allerlei uitspraken in Spreuken, op het slot van Jona, terwijl juist ook passages als Jesaja 11 wijzen op de herstelde verhouding tussen mens en natuur in de heilstijd.

Ethische consequenties

Zoals gezegd, ik meen dat Houtman met de stukken aantoont dat naar bijbelse opvatting de mens kroon der schepping is en dat het niet aangaat natuur en mens als gelijkwaardige partners af te schilderen. Voor de ethiek heeft dit m.i. die betekenis dat we over het milieu altijd moeten spreken met het oog op de medemens als schepsel van God. Milieubeheer en milieufanatisme zijn twee verschillende dingen. Het eerste laat zich schriftuurlijk verdedigen, het tweede slaat door. We kunnen niet over het milieu spreken los van de mens die de aarde bewoont. Houtman schrijft op blz. 104: 'Nu de westerse wereld geconfronteerd wordt met een aantal brokken van de technocratie kan de verleiding groot zijn de natuur op een voetstuk te plaatsen'. Dat kan zeker in de westerse wereld geen kwaad, maar mag niet ontaarden in verafgoding. De auteur waarschuwt terecht voor een op een op de gedachte van de eerbied van het leven als absolute regel gefundeerde milieu-ethiek. Een keuze voor een leven in overeenstemming met de natuur gaat ten koste van de waardering van menselijk leven. Honger, ziekte enz. zouden dan wel eens vrij spel kunnen krijgen. Tussen de Scylla van de natuurverering en de Charybdis van de technocratie en de verabsolutering van de natuurwetenschap zal de mens zijn weg moeten gaan. Terwille van de leefbaarheid van het bestaan moet de mens ook in de natuur regelend optreden. Prioriteit stellen aan menselijk welzijn ook op langere termijn vereist menselijk ingrijpen in de natuur, en vaak een keus tussen twee kwaden. Met Houtman zouden we willen waarschuwen tegen de romantiek van het leven volgens de natuur en tegen de afwijzing van de techniek en de industrialisatie. Maar wel vraagt dat van ons een grote verantwoordelijkheid, een voortdurende afweging van keuzes die we maken. En voorts worden we juist door het bijbelse getuigenis geroepen om te heersen over de machten die mens en wereld naar het leven staan. Die machten manifesteerden zich in de wereld van het O.T. in woestijnij en wild. Die machten manifesteren zich nu in de 'monsters' van een verabsoluteerde en tot afgod gemaakte techniek en wetenschap. Voorzover techniek en wetenschap tot machten worden die het leven dreigen te verstikken zal de mens tegen hen moeten strijden. Dat heeft alles te maken met zijn koninklijke opdracht. Laat hij bedenken dat de koning dienaar onder God is, rentmeester voor Gods aangezicht.

C. Houtman, Wereld en tegenwereld. Mens en milieu in de bijbel/Mens en milieu en de Bijbel, 112 blz. ƒ 14, 90. Ten Have Baarn, 1982.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 augustus 1983

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Bijbel en Milieubeheer

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 augustus 1983

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's