Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Heilige Schrift-natuur-cultuur (3)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Heilige Schrift-natuur-cultuur (3)

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het Schriftberoep wordt machteloos door een nieuwe vorm van Schriftvertolking, waarbij men de Schrift als een tijdgebonden getuigenis uit het verleden beschouwt en niet als het voor alle tijden gegeven Woord van God.

Zo gaf ik u een voorbeeld van een benadering waarin zware tol wordt betaald aan de veronderstelde culturele beperktheid en tijdgebondenheid van Paulus in zijn spreken in 1 Kr. 11. Dr. V. Bruggen zegt van een dergelijke benadering terecht: 'Het Schriftberoep wordt machteloos door een nieuwe vorm van Schriftvertolking, waarbij men de Schrift als een tijdgebonden getuigenis uit het verleden beschouwt en niet als het voor alle tijden gegeven Woord van God' (a.w., 17). Hij stelt zich van meet af aan op het Schriftgelovig standpunt in de lijn van het zelf getuigenis van de Bijbel als het geïnspireerde Woord Gods (2 Petrus 1 : 20, 21). In 1 Kor. 1:1 duidt Paulus zichzelf aan als 'een geroepen apostel van Jezus Christus door de wil van God'. 'Dit betekent dat hij niet uit zichzelf en uit de geest van zijn tijd schreef, maar namens God en krachtens de Heilige geest uit de hemel. Achter Paulus staat God Zelf. Paulus is een sterfelijk mens. Maar zijn brief is een goddelijk woord. Het stijgt ver boven de mensenwoorden uit de wereld van gisteren uit en bereikt ook óns vandaag en reikt tot de wereld van morgen' (a.w., 19). Dat wil niet zeggen dat Gods Woord tijdloos zou zijn. 1 Kor. 11 : 2-16 is inderdaad bediening van het gebod in een heel speciale situatie. Voor de uitleg is het dan ook van groot belang die situatie zoveel mogelijk in het vizier te krijgen. Dat impliceert echter geen 'tijdgebondenheid'. De principiële en fundamentele opmerkingen die de apostel in 1 Kor. 11 maakt over de man-vrouw verhouding, 'zijn gegeven om ook in de 20e eeuw zó vastgehouden te worden als Paulus ze ons heeft aangereikt' (a.w., 27). Maar is die uitspraak: leert de natuur zelve u niet? ' dan geen cultuur gebonden element? Wie de portretten van 17e eeuwse 'oudvaders' bekijkt, komt tot de conclusie dat lang haar toen bepaald geen schande werd gevonden! De natuur leert wat dat betreft elke eeuw blijkbaar iets anders en dat is Paulus kennelijk ontgaan! Toch moeten we ons ook op dit punt wachten voor overhaaste conclusies. Van Bruggen schrijft terzake: Paulus heeft het haar stellig langer gedragen dan de meeste mannen in de 20e eeuw. Hij zag er ook geen bezwaar in om in verband met een gelofte zijn haar langer te laten groeien, zoals de nazireërs dat deden. Het gaat er hem niet om hoe lang het haar groeit, maar om de wijze waarop het gedragen wordt Paulus keert zich tegen een vrouwelijke haardracht van de man. Wat hij afwijst is het vrouwelijk cultiveren van het lange haar. Welnu, de natuur zelf leert ons dat het voor de man een schande is zich het haar te laten permanenten! Ondanks afwijkend gedrag van sommigen overheerst toch in élke cultuur het gevoel dat het lange haar een sieraad is voor de vrouw en als sieraad ook opgemaakt wordt, terwijl het voor de man schande is wanneer hij zijn haar lang draagt op vrouwelijke manier. Het 'natuurlijke' waar Paulus zich op beroept, is dus niet, zoals Rothuizen beweert, het cultuurlijke, maar het 'creatuurlijke', het met de schepping gegevene! Het onderscheid tussen man en vrouw dringt zich op vanuit de schepping. Het gebod van de Schepper dat zich keert tegen irreële rolvervaging, tegen uitwissen van de ongelijkheid (bij volkomen gelijkwaardigheid!) van man en vrouw, sluit aan bij de praktijk van de schepping en past zo bij de realiteit.


Door de vakantieperiode is de artikelenserie van dr. J. Hoek te Veenendaal 'Heilige Schrift-natuur-cultuur', langer onderbroken dan gewenst was. We plaatsen nu het 3e artikel. De eerste twee bijdragen van het referaat dat dr. J. Hoek op de Jaarvergadering van de Geref. Bond hield werden geplaatst in de nrs. 26 en 27 respectievelijk van 30 juni 1983 en 7 juH 1983.

Ook in Romeinen 1 waar laulus tegen natuurlijke vormen van sexualiteit veroordeelt, beroept hij zich niet op een stoïcijns natuur-begrip, wat dan inmiddels in onze eigen cultuurfase allang achterhaald zou zijn. Neen, wat de apostel contra nuturam, 'tegen de natuur' noemt, wil zoveel zeggen als: tegen Gods scheppingsorde. De normatieve schriftgegevens van Genesis 1 en 2 hebben hem voor ogen gestaan bij zijn beroep op 'de natuur'. Daarom hebben wij de apostel ook in dat beroep volkomen serieus te nemen.

De vrouw in het ambt

Het is niet mijn bedoeling er nu nog inhoudelijk op in te gaan óf en zo ja op welke wijze de vrouw toegelaten dient te worden tot de regeerambten in Christus' kerk. Het gaat mij slechts om een tweede illustratie van de actuele betekenis van het vraagstuk dat ons bezig houdt. Hierbij is te verwijzen naar het referaat van prof., dr. W. van 't Spijker, gehouden op de ambtsdragersconferentie van de Chr. Geref. Kerken op zaterdag 30 oktober 1982 (zie Ambtelijk Contact, 21-10). Heel bekend - en in sommige kringen berucht - is de 'muiier taceat-tekst' in 1 Kor. 14 : 34, 35: Dat uw vrouwen in de gemeente zwijgen; want het is haar niet toegelaten te spreken, maar bevolen onderworpen te zijn, gelijk ook de wet zegt. En zo zij iets willen leren, laat haar te huis haar eigen mannen vragen; want het staat lelijk voor de vrouwen, dat zij in de Gemeente spreken' . In 1 Tim. 2 : 11-14 wordt dit voorschrift nader gefundeerd met een verwijzing naar de schepping en de zondeval. Paulus geeft hier beginselen die van blijvende betekenis zijn voor de opbouw van de gemeente van Christus, 'juist omdat het niet een menselijke verordening betreft, maar onderdeel vormt van de openbaring zoals wij die in de Heilige Schrift hebben ontvangen {a.w., 126). Prof. dr. Kuitert heeft er terecht op gewezen dat een wissel in de benadering van het Schrift gezag is om gegaan, toen men het inzake de manvrouw verhouding en de toelating van de vrouw tot de ambten op een accoordje gooide met Paulus en de vrijheid nam duidelijk gegevens uit het Nieuwe Testament naast zich neer te leggen. Ik kan derhalve volkomen instemmen met de woorden van prof. van 't Spijker: zou de man, die door dB Geest van Christus geleid een complete cultuur uit haar voegen heeft gelicht, in dit stuk van zaken uitdrukking hebben kunnen geven aan wat in de cultuur van zijn dagen gemeengoed was, en derhalve hier verstaan moeten worden als een tijdgebonden mens? ' {a.w., 127). Het is een thetorische vraag. Het antwoord . luidt onomwonden: een!

Alternatieve relatie-vormen

Onlangs verscheen van de hand van de geref. dr. A. Dekker en de r.k. dr. J. H. Dijkman het boekje Samen-Leven (theologisch-ethische verkenning van alternatieve tweerelaties als bijdrage tot een pastorale benadering, serie Actuele Ethiek, 2, Kampen-1982). Met klem wijzen ze erop dat we niet op ongenuanceerde wijze teksten mogen verzamelen, ongeacht hun kontekst en hun duidelijk (vaak) tijd gebonden karakter. Terecht merken ze op dat wij de Schrift niet anders kunnen lezen dan met ónze ogen, d.w.z. als temporeel en cultureel geconditioneerde mensen. Het valt niet te ontkennen dat er door heel de geschiedenis heen een zeker selectief en tijdgebonden gebruik gemaakt is van het beroep op de Schrift. Dat alles vraagt om grote zorgvuldigheid en waarschuwt ons voor willekeurig, klakkeloos en atomistisch Schriftberoep. We hebben ons dergelijke waarschuwingen terdege aan te trekken tot kritisch zelfonderzoek. Maar Dekker en Dijkman gaan nu zover dat zij überhaupt geen direct Schriftberoep meer mogelijk achten vanwege de enorme afstand in cultuur en maatschappijvorm tussen de wereld van de Bijbel en die van ons. Bovendien zijn we geroepen in de navolging van de Heere niet te blijven vasthouden aan verouderende normen en vormen, maar verder te gaan, naar de toekomst toe te leven en zo te handelen dat we uitzicht openen. 'Wij dragen na Paulus ook een belofte dat de Geest ons zal leiden als we proberen door de letter heen de altijd vernieuwende kracht van het Woord te ontdekken' {a.w., 42). Er blijft dan slechts een 'indirect Schrift beroep' ov, waarbij een concentratie plaatsvindt op een tweetal grondmotieven, nl. de liefde doet de naaste geen kwaad' en 'elk bijbelwoord wil toekomst openen'. Wat zijn de konsekwenties van dit standpunt voor het onderwerp relaties en relatievormen? De auteurs zijn onmiskenbaar duidelijk daarover. 'Met de Schrift als norm kan men geen krampachtige pogingen ondernemen om het huidige burgerlijk of kerkelijk gesloten huwelijk als de enige exclusieve, kultureel en maatschappelijk erkende relatievorm daarin terug te vinden. Een werkelijk diep menselijke relatie - dat kan de Schrift ons wél leren - vindt haar wortels en gestalte in een geborgenheid biedende trouw' (a.w., 43). De vorm van de relatie (huwelijk, samenwonen, L.A.T.-relatie, homofiele relatie) doet er dan niet meer toe, als maar aan dat inhoudelijke criterium van 'wederkerige geborgenheid biedende trouw' voldaan is. Merkwaardig overigens dat deze trouw niet levensomvattend behoeft te zijn. De schrijvers schrikken terug voor de met handtekening bezegelde trouwbelofte totdat de dood scheiding brengt. Is juist het léven-omspannende niet kenmerkend voor geborgenheid biedende trouw?

In dezelfde lijn begeeft zich de vanuit de Gereformeerde Kerken (syn) uitgegeven pastorale handreiking 'In liefde trouw zijn'. Dr. B. Rietveld heeft hierover in het Centraal Weekblad opgemerkt dat in dit door de gereformeerde synode van Bentheim positief ontvangen geschrift, ondanks begrip voor bijbelse noties de nieuwe moraal voetstoots wordt aanvaard. Mijns inziens een haarscherpe taxatie. De verwijzing naar bijbelse kernwoorden heeft te weinig inhoudelijke betekenis voor de moraal. Op blz. 31 van deze handreiking komt expliciet de vraag aan de orde of dan toch niet een andere benadering mogelijk is. Namelijk door alle bijbelplaatsen die betrekking hebben op het huwelijk in een exegetische studie te verwerken, om van

daaruit de normen te vinden waaraan ook vandaag relaties hebben te beantwoorden. Het rapport wijst die benadering af als leidend tot willekeur, omdat sommige gegevens wél en anderen niét tijdgebonden zouden blijken. Naar mijn overtuiging moet wel degelijk in die richting gezocht worden, waarbij grondige exegetische en bijbels-theologische bezinning voor willekeur zal behoeden. Verantwoordelijkheid voor Gods aangezicht is niet met dit neo-gereformeerde rapport te omschrijven als 'een voortdurende dialoog met de Geest der Schriften' (blz. 12), maar als een ootmoedige horigheid aan de Schriften, waardoor de Geest ons leidt tot ware christelijke mondigheid.

Homosexualiteit

Tenslotte iets over de vragen rond homosexualiteit. In opdracht van de generale synode van onze kerk is een werkgroep ruim een jaar lang bezig geweest met de voorbereiding van een gepreksnota over Homosexualiteit. Deze nota zal in de juni-zitting van de synode \Vorden gepresenteerd. Van de zeer gemêleerd samengestelde commissie heb ik deel uitgemaakt. Als werkgroep hebben we getracht zoveel mogelijk samen te zeggen ten dienste van een pastoraal verantwoorde en zo veel mogelijk van vooroordelen bevrijde omgang met homofiele medechristenen. Ook in de werkgroep stootten we op de vragen rond cu ughzn openbaring. We waren het er allemaal over eens dat een aantal bijbelteksten een duidelijk 'neen' doen horen t.a.v. homosexuele handelingen. In de werkgroep had niemand behoefte om de teksten te laten buikspreken. Maar de meerderheid van de werkgroep meende dat dergelijke konkrete en gedetailleerde bijbelse voorschriften terzijde geschoven mogen worden met een beroep op het ene, grote liefdegebod. Wanneer in de gemeente het inzicht is gegroeid dat konkrete voorschriften die in een andere situatie gegeven zijn, in ónze omstandigheden niet stroken met het hart van het kerygma - de verkondiging van Gods bevrijdende liefde in Christus - dan behoeven deze ons niet te binden. En dat temeer niet omdat handhaving ervan ten koste zou gaan van wat we zien als de 'heelheid' van de mens in het licht van het evangelie. Daartegenover stelde de minderheid in de Werkgroep dat elk ethisch gegeven in de Schrift universele geldigheid heeft tenzij de Bijbel zelf aangeeft dat bepaalde konkrete voorschriften achterhaald zijn door de heilsgeschiedenis óf samenhangen met wisselende cultuurvormen. Er moet dus een bijbels houvast zijn om het terzijde schuiven van ethische teksten aan te durven. De menselijke ervaring mag niet heersen over Gods openbaring. Het moet ons aangezegd worden wat werkelijk tot ons welzijn is. Op z'n minst zouden voor restloze aanvaarding van homosexualiteit aanduidingen in de Schrift gevonden moeten worden. Waar deze er niet zijn, zal de levensheiliging voor onze homofiele broeders en zusters sexuele onthouding met zich mee brengen. Aan de gemeente van Christus de opdracht hen daarbij met warmte, begrip en geduld te omringen en te steunen.

Tenslotte

Ik hoop aan de hand van dit viertal illustraties wat te hebben kunnen verduidelijken waar het in de aan het begin gereleveerde discussie tussen Rothuizen en dienst opponenten of gesprekspartners om begonnen is. Tenslotte past een oprecht gemeend woord van bescheidenheid. Er liggen diep ingrijpende vragen rond de verhouding van Heilige Schrift, natuur en cultuur. Het is eenvoudig de knopen maar door te hakken. Maar de vragen die Rothuizen en anderen stellen zijn niet onzinnig! En wie kan volhouden de pasklare antwoorden zomaar bij de hand te hebben? De Bijbel is geen boek van Mormon. De bijbelse auteurs hebben geschreven in een heel concrete, maatschappelijke en culturele contekst die de onze niet meer is. We mogen niet gaan onderscheiden en schiften tussen inhoud en verpakking, tussen enerzijds blijvende en anderzijds afgedane elementen. Maar het gehele geïnspireerde Woord Gods is ingegaan in de tijd. De smalle weg die de christelijke ethiek heeft te gaan, voert ussen de klippen van verwarring en verstarring door. De concretisering van de normatieve Schriftgegevens is situatie bepaald en als zodanig zelf niét normatief! Toch hebben we ook waar aan de geboden en historisch bepaalde vorm gegeven wordt, te doen met direkte geboden van God. Of zoals prof. dr. C. Graafland het onder woorden heeft gebracht in zijn boekHet vaste verbond, blz. 66, 'zoeken naar de intentie en de relevantie van het gebod om het zo op een positieve wijze te plaatsen in en te vertalen vóór deze tijd, daarin geleid door de Geest van God, die ons in Christus heeft vrijgemaakt tot de gebondenheid aan de wil des Vaders, en die ons leert onderscheiden, waar het op aankomt'. Aan de hand van de voorbeelden van sabbatsjaar en jubeljaar in het O.T., wijst Graafland aan dat wij dergelijke geboden niet te haastig als verouderd mogen beschouwen. Maar dat we tegelijkertijd nieuwe vormen zullen moeten vinden om aan die bijbelse geboden in het heden een adequate concretisering te geven. Daarmee is dan het blijvende spanningsveld en de geweldige uitdaging aangeduid, die gegeven is met de verhouding van openbaring en cultuur, ofwel Heilige Schrift-natuur-cultuur!

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 augustus 1983

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Heilige Schrift-natuur-cultuur (3)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 augustus 1983

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's