Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wat is bidden?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wat is bidden?

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Toen gaf Hij hun hun begeerte, maar hij zond aan hun zielen een magerheid. Psalm 106 vers 15

Het is een wonderlijke Psalm, waaruit we onze tekst genomen hebben. Er staat boven: Danklied voor Gods genade. Een danklied voor ontvangen zegeningen, maar als we deze Psalm lezen, komen we een heel merkwaardig refrein tegen: Maar zij vergaten God en murmureerden.

Ook deze tekst is zo'n stukje ondankbaarheid. Ze staat in verband met de woestijnreis. Op de tocht door de woestijn, houdt de Heere Zijn volk op een wonderlijke wijze in het leven, door het manna, het brood uit de hemel, dat iedere morgen maar weer voor het oprapen ligt. Een deel van het volk echter, zo vertelt ons Numeri 11, vindt het dagelijks brood niet afwisselend genoeg. Alle dagen maar weer manna, dat saaie manna. Wie zal ons vlees te eten geven?

'Wat hebben we het in Egypte dan goed gehad! Daar aten we vissen. Daar hadden we komkommers, pompoenen, look en ajuin. Wat een heerlijke tijd, wat een overvloed. Maar nu... niets anders dan dat saaie manna.

Vlees willen we. We willen vlees en anders hebben we er spijt van, dat we Egypte hebben verlaten.’

Toen gaf Hij hun hun begeerte.

Een sterke wind steekt op en voert een enorme zwerm kwartels mee. Door de wind verdoofd, vallen ze bij de legerplaats neer, en wel in zo'n grote menigte, dat de grond er mee bedekt is.

Ha! Daar is vlees en ze vallen er op aan, ze vechten er om, ze graaien bij elkaar wat ze krijgen kunnen en ze eten. Ze eten en... velen blijven erin. Ze sterven met het ongekauwde vlees tussen de tanden. Daarop doelt de dichter in deze Psalm. Toen gaf Hij hun hun begeerte, maar Hij zond aan hun zielen een magerheid. God gaf hun hun begeerte. De Heere hoorde naar hun klagen en hun roepen en laat ik het dan maar heel menselijk zeggen: De Heere antwoordt: Toe maar, toe dan maar. Jullie roepen er zo om. Jullie willen het met alle geweld hebben, jullie vinden, dat Ik niet goed voor je zorg, goed dan, toe maar, dan hebben jullie je zin. Oppervlakkig gezien klinkt het prachtig. God hoort naar het roepen. De Heere schenkt, wat begeerd wordt, dat is, zouden wij zeggen, gebedsverhoring. Maar is het dan mogelijk, dat God in die uitgestoken handen, die begerig uitgestoken handen, de vervulling legt, en dat het een vuur blijkt te zijn, waaraan men zich brandt? Wist u dat niet? Bidden is een gevaarlijk werk.

Aan de ene kant denk ik: Er wordt veel te weinig gebeden. Dat leeft maar, en dat doet maar en er is geen tijd voor het gebed. Zo druk vandaag, ik sla het gebed maar over, maar even later wel tijd voor een koffiepraatje. Er wordt veel te weinig gebeden. Aan de andere kant zegt ik: Er wordt veel te veel gebeden. Men bidt maar en men vraagt maar en men commandeert maar. Het is om je hart bij vast te houden. Weten we dan niet, hoe dodelijk gevaarlijk bidden kan zijn? Hebben wij dan nog nooit in ons leven, biddend en worstelend in de nood gevoeld: ik moet ophouden. Ik durf niet langer, ik mag hier niet langer om vragen. Zoals de Heere het eenmaal tot Mozes zei: Het zij u genoeg, spreek Mij niet meer van deze zaak. Daarom, wanneer we bewaard willen worden voor het vreselijke van onze tekst, dan moeten we weten, wat bidden is. Echt bidden.

Wat is bidden?

Bidden is niet alleen onze begeerten aan God zeggen, ook al mogen ze in alles met bidden en smeken onder dankzegging bekend zijn bij God. Het is ook niet met meer of minder volharding ons verlanglijstje aan de hemel presenteren, zoals de Israëlieten inde woestijn: Heere, geef ons vlees. Heere, geef me dit of dat! Is dat bidden? Een onophoudelijke stroom van wensen, die probeert de weg naar de hemel te vinden? Lukt het, dan is men tevreden zegt men, en wat klinkt dat prachtig: De Heere heeft alles welgemaakt. Maar mag ik vragen: Maakt de Heere het dan alleen maar wel, als Hij onze wensen vervult, onze begeerten vervult?

Nee en nog eens nee! Dat is het echte bidden niet. Vers 14 in deze Psalm spreekt over hun vleselijke zin en genegenheid. Over het ongeloof, dat hun voortdrijft. En de ongelovige kan niet echt bidden. Hij is er ten enenmale onbekwaam toe. In het geloof, dan kan het. Het geloof wacht in vertrouwen op Gods Woord, op het einde van Gods wegen, en wordt niet beschaamd.

Het ongeloof niet, dat is ongeduldig en verzoekt God. Daarom is bidden niet in de eerste plaats: Ik zeg aan de Heere, wat ik begeer, maar de Heere zegt aan mij, wat Hij begeert.

Wilt u het echte bidden zien? De Heere Jezus Christus knielt in Gethsemané. Hij bidt: Vader indien het mogelijk is..., maar niet gelijk Ik wil, maar gelijk Gij wilt. Dat is het echt bidden. O zeker, daar is de begeerte om uit die ontzettende macht van zonde en dood, waar het Lam Gods doorheen moet, verlost te worden, maar niet die verlossing is de grote begeerte. De grote begeerte is: om de wil van Zijn Vader te doen. Vandaar dat de Heiland zegt: niet Mijn wil, maar Uw wil, niet Mijn begeerte, maar Uw begeerte.

Dat is bidden, dat mijn wil uitgaat om Gods wil te zoeken en te doen. En nu is dit het verdrietige in het leven, ook in dat van Gods kinderen, dat mijn wil dwars door Gods wil heengaat. Horizontaal-verticaal. Het staat als het ware haaks op elkaar, en zo groeit het kruis.

Elke oprecht bidder, komt al biddende onder dat kruis, maar komt ook biddende bij het Kruis, waar de Heiland het zegt: Neem uw kruis op en volg Mij. Laat dat dan onze begeerte zijn om Hem te volgen. Hem te kennen, Hem lief te hebben, want alleen als we Hem aanhangen en betrouwen, kunnen we tegen onze eigen begeerte inbidden. Zonder Hem een eeuwige magerheid, het Hem een eeuwige vrede. Dan mag aanschouwd worden het goede Uwer uitverkorenen; opdat ik mij verblijde met de blijdschap Uws volks; opdat ik mij beroeme met Uw erfdeel (vers 5).

En ik denk aan die jonge man, waar ik al verschillende keren was geweest. Toen belde de dokter: Dominee, ik ga hem vertellen, dat hij niet meer beter wordt, kunt u over een half uur hier zijn? Na een lang gesprek, dat ik met hem had, vroeg ik: Zou je nog kunnen bidden, na zo'n boodschap, terwijl er menselijk gesproken nog een heel leven voor je had moeten liggen?

Zijn antwoord vergeet ik nooit meer. In God is al mijn heil, mijn eer, mijn sterke rots, mijn tegenweer. Hij is een toevlucht in het lijden. Hij heeft alles welgemaakt. Hier bidt een Koningskind tegen zijn eigen verlangen in. Maar als je zo mag bidden dan leef je onder een open hemel. Bidt u ook zo?

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 oktober 1983

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Wat is bidden?

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 oktober 1983

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's