Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Heere is mijn deel!

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Heere is mijn deel!

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Heere is het deel mijner erve, en mijns bekers; Gij onderhoudt mijn lot. (Psalm 16 : 5)

Psalm 16 is volgens het opschrift een gouden kleinood van David. Gedicht in een gouden ogenblik toen David heel dicht bij de Heere was. Een psalm met een gouden glans. Het licht van Christus straalt ons tegen. Over de concrete situatie van psalm 16 kunnen we niet veel zeggen. Wel valt het op dat David heel sterk bezig is met de dood. Daarom vermoeden sommige uitleggers, dat hij deze psalm in zijn ouderdom heeft gemaakt. Anderen denken aan een situatie van levensgevaar.

Eén ding is echter wel duidelijk: we treffen David aan in gebed. Een gebed, dat over gaat in de belijdenis van zijn geloof en een gelofte aan de Heere. Bidt u mee met David? Om in dit stille ogenblik van meditatie biddend deze psalm te overdenken. En dan mag u ook bidden om de Geest der genade en der gebeden, Die ons wil leren, wat echt bidden is. Hoor hoe David bidt in vers 1: Bewaar mij toch o God, want ik betrouw op U. Hij bidt om bewaring voor zijn vijanden. Vijanden van buiten af, maar ook van binnen uit. David kan zichzelf niet bewaren, maar hij geeft zich in vertrouwen over aan de Heere. En dan belijdt hij zijn onwaardigheid: 'Gij zijt de Heere, mijn goedheid raakt niet tot U. David wil zeggen: Heere, ik sta met lege handen. Ik kan U geen goed toebrengen, want ook het beste van mijn leven kan voor U niet bestaan. We merken: David heeft geen hoge dunk meer van zichzelf. Hij is klein voor Gods aangezicht. Klein gemaakt. Wat is dat ook voor ons nodig om op die lage plaats terecht te komen. Weet u, zo leert u bidden waar de Heilige Geest u de werkelijkheid van uw leven laat zien: Heere, al mijn vroomheid en godsdienstigheid kan voor U niet bestaan. Er is bij mij alleen maar zonde en schuld!

Zo spreekt David dus over zijn plaats voor Gods aangezicht. Maar hij laat ons ook horen, wat zijn plaats is onder de mensen: 'Maar tot de heiligen, die op aarde zijn, en de heerlijken in dewelken al mijn lust is'. Dat zijn de gelovigen in die dagen. Hij noemt ze heiligen, heerlijken omdat ze deel mogen hebben aan de heiligheid en de heerlijkheid van Christus. En, zegt David nu: in het volk van God is mijn lust. Daarmee voelt hij zich verbonden. We merken hier iets van de gemeenschap der heiligen. En dat heeft dan tegelijk een keerzijde. Want David heeft een afkeer van hen, die een andere weg gaan. In de dagen van David waren er in Israël ook mensen, die de afgoden dienden. Daarvan verwachten ze hun geluk. Daarom brengen ze hun gaven en offers. David weet echter door genade, dat het zo anders is: 'De smarten dergenen, die een andere god begiftigen zullen vermenigvuldigd worden' (vers 4), 'Ik zal hun drankofferen van bloed niet offeren'. Deze uitdrukking wijst op een heidens gebruik, waarbij het bloed van de offerdieren werd gedronken. Neen, zegt David, aan zulke zondige praktijken doe ik niet mee. Ik zal me daar heel ver vandaan houden. Ik zal zelfs de namen van de afgoden niet op mijn lippen nemen. Ik wil er niets mee te maken hebben!

Hoe is dat bij u en bij jou? Neen, wij drinken niet meer het bloed van afgodenoffers. Maar ook vandaag zijn er afgoden. Dingen, die vaak een veel grotere plaats innemen dan de dienst van God. Afgoden van geld en goed. Afgoden van genot en vermaak. Wat worden er een offers aan gebracht. Ga maar eens bij u zelf na: waar gaat uw tijd mee heen? Waar besteedt u uw geld aan? Waar gaan uw gesprekken over? Denk er om, u kunt geen twee heren dienen. De Heere roept u terug van uw zondige wegen. Belijdt uw zonden, en bidt om vergeving en vernieuwing van uw leven. Ja, de Heere roept u tot een duidelijke keuze: De keuze van David! O zeker, hij was ook een zondig mens, die zo dikwijls op een verkeerd spoor terecht kwam. En toch, in dit gouden ogenblik doet hij belijdenis van zijn geloof. Hij laat ons horen wat de keus van zijn leven is. De keuze, die de Heere Zelf in zijn hart gelegd had. Luistert u maar naar vers 5: De Heere is het deel mijner erve! Voelt u de tegenstelling met vers 4? Laten die anderen dan hun geluk zoeken bij de afgoden, bij David is het radicaal anders. De Heere is mijn erfdeel. Let u op, hoe het er staat. Niet: Hij geeft mij een erfdeel. Maar Hij is het Zelf. Jawhè, Ik zal zijn, Die ik zijn zal; de God van het Verbond! Op Wie je aan kunt. Die trouw blijft, en nooit laat varen, wat Zijn hand begon. Hij is het deel mijner erve. Mijn erfdeel!

David gebruikt hier een beeld. Het beeld van de verdeling van het land. Toen het volk Israël in Kanaan kwam, kreeg iedere Israëliet een stuk grond toegedeeld. Als een erfbezit. Er was echter één uitzondering. De stam van Levi. De priesters en levieten kregen geen grond. En dan lees ik Numeri 18 : 20: 'Ik ben uw deel en uw erfenis in het midden der kinderen Israels'. De levieten mochten leven van de dienst des Heeren; van de gaven, die naar de tempel gebracht werden.

En dat beeld neemt David nu over. Neen, hij is wel geen priester of leviet. In zijn dagelijks leven ligt het allemaal heel anders. Hij is koning over Israël. En toch, als het er op aankomt, dan ziet hij van alle dingen af, en dan ziet hij omhoog: de Heere is mijn erfdeel. In Hem vind ik alles. In Zijn genade. In Hem vind ik mijn leven. En nu gaan de woorden van deze tekst bij het licht van het Nieuwe Testament nog heerlijker stralen. Immers de Heere: dat is die God, Die in Zijn grote zondaarsliefde Zijn Zoon naar de aarde heeft gezonden. De Heere Jezus gaat de weg van diepe vernedering. De Koning der koningen werd zo arm, dat Hij niets overhield. De Heere Jezus kon het niet meer zeggen: de Heere is het deel Mijner erve. Want Hij werd van Zijn Vader verlaten. Omdat Hij aan het kruis hing als de Middelaar. De volle toorn van God over de zonde kwam op Hem. Maar zo heeft Christus verzoening aangebracht. Zo heeft Hij een volheid van genade verworven! De Heere Jezus is Zelf arm geworden, om arme zondaren rijk te maken.

Daarom, als u geen erfdeel hebt overgehouden. Als u met lege handen staat: een verloren zoon, die alles heeft doorgebracht in de zonde! Zie op de Heere Jezus Christus! Zijn bloed reinigt van alle zonden. Zijn gerechtigheid wil al uw ongerechtigheid bedekken. Met al uw onreinheid mag u wegschuilen achter Zijn smetteloze heiigheid.

In Hem is het leven voor uw dode ziel. Ja, Hij zegt het zo heel persoonlijk: Ik ben uw heil alleen! En bent u dan zo ongelovig, zo vol van twijfel en vrees? Door Zijn Geest leert Hij u, om hoe langer hoe meer te vertrouwen op Zijn volbrachte werk. Zodat u daarin houvast vindt. En als zo het wonder van Gods genade voor u open mag gaan, dan gaat u met David mee zingen. Het wordt ook uw belijdenis: De Heere is het deel mijner erve. Alles in deze wereld verbleekt bij de rijkdom, die ik vind in Hem! Maar nu voegt David er nog iets aan toe: de Heere is ook het deel mijns bekers. Het beeld verschuift. We zien een vader, die met zijn kinderen aan tafel zit. Hij deelt het brood uit, en geeft de beker met drinken. Hij zorgt dat zijn kinderen niets tekort komen. We merken ook hier weer de diepe tegenstelling tot vers 4: de afgodendienaars hadden zo hun eigen maaltijden. De bekers werden gevuld met het bloed van de dieren, die geofferd waren aan de afgoden. Maar die beker wil David niet drinken. De Heere is het deel van mijn beker! Hij is om Christus' wil mijn hemelse Vader, Die voor Mij zorgt. In het dagelijks leven. Wat had David dat dikwijls ondervonden in zijn leven. Denkt u maar eens aan de jaren, dat hij vluchten moest voor koning Saul. De Heere had altijd voor hem gezorgd. En zo was het ook in zijn geestelijk leven. De Heere had telkens zijn beker gevuld. Om Davids geestelijke dorst te lessen met Zijn overvloeiende genade. En die beker der verlossing wil de Heere ook vandaag nog uitdelen. In alle moeite en zorg, die het dagelijks leven brengt. Wat kan het dan toch goed zijn, als u mag leven uit zijn hand. De Hemelse Vader weet immers wat u nodig hebt, en Hij doet alles mede werken ten goede. En in de strijd van het geloof mag u tot uw diepe verwondering ontdekken: Gij richt de tafel toe voor mijn aangezicht, tegenover mijn tegenpartijders, mijn beker is overvloeiende' (Ps. 23).

Ja, dan wil de Hemelse Vader Zijn kinderen sterken en onderhouden in het geloof. En dat klinkt nu ook door in het laatste van vers 5: 'Gij onderhoudt mijn lot'.

In Israël kwam het wel eens voor, dat iemand van zijn erfbezitting werd verdreven. Denkt u maar eens aan de wijngaard van Naboth, die Achab koste wat het koste in zijn bezit wilde hebben. Maar dat is nu bij de Heere radicaal anders. Wie de Heere als zijn erfdeel mag hebben, die zal ervaren, dat de Heere instaat voor Zijn eigen werk: Gij onderhoudt mijn lot. Je zou ook kunnen vertalen: Gij handhaaft mij. Dat is de vaste waarborg in het strijdperk van dit leven. Wat de satan ook probeert om dit erfdeel te ontroven: de Heere bewaart Zijn kinderen. Gelukkig ook maar, dat de Heere het doet. Want als ik zelf mijn geloofsleven - moest onderhouden, wat zou er dan van mij terecht komen? Ik verknoei het elke dag opnieuw. Maar wat ligt er dan een troost in deze tekst. Gij onderhoudt mijn lot! Gods Kerk ligt vast in de doorboorde handen van Christus. Indien wij ontrouw zijn. Hij blijft getrouw! Het goede werk, dat Hij in uw leven begonnen is, zal Hij ook voleindigen. Wat is dat groot: ik moet er zelf steeds meer tussenuit vallen, maar Hij blijft over: Gij onderhoudt mijn lot. En daarom zal in de hemelse heerlijkheid eenmaal de lofzang klinken: Door U, door U alleen, om het eeuwig welbehagen! De Heere is mijn deel! De vraag dringt: Is Hij ook uw deel? Gaat uw hart naar Hem uit. Als uw hart nog naar andere dingen uitgaat moet ik u waarschuwen. Als uw deel in deze wereld ligt, zult u er voor eeuwig mee omkomen. Dan zal het eenmaal voor de rechterstoel van God moeten klinken: Gaat weg van Mij, gij hebt geen deel met Mij...

Daarom, luister naar de stem van God. Nog roept Hij u: Wendt u naar Mij toe en wordt behouden. Laat uw afgoden los, en zoek het bij de Heere. U zult er niet beschaamd mee uitkomen. Integendeel. 'Om Christus' wil mogen arrne zondaren delen in de rijkdom van Gods genade. Zodat u vol verwondering leert zeggen: De snoeren zijn mij in liefelijke plaatsen gevallen, ja een schone erfenis is mij geworden! (vers 6).

Getrouwe Heer', Gij wilt mijn goed,
Mijn God, Mijn erfenis en 't deel mijns bekers wezen.
Gij onderhoudt gestaag het heuglijk lot,
Dat Gij, zo mild, voor mij hebt uitgelezen.
De schoonste plaats' mat Gij met ruime snoeren;
O heerlijk erf, gij kunt mijn ziel vervoeren.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 november 1983

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

De Heere is mijn deel!

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 november 1983

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's