Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Was de Reformatie een afscheiding, de Afscheiding een reformatie?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Was de Reformatie een afscheiding, de Afscheiding een reformatie?

21 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Reformatie is een afscheiding, die ten doel heeft om bij Christus te blijven.

Ogenschijnlijk heeft het weinig nut om zich in een historische discussie te begeven, wanneer het ons eigenlijk om zeer actuele zaken te doen is. De actualiteit van het ogenblik vereist een antwoord op de vraag, hoe in Nederland op dit moment mensen, die naar Schrift en belijdenis begeren te leven, kerkelijk bij elkaar kunnen komen. Overeenstemming in de waarheid moet leiden tot samengaan in kerkelijke eenheid. De vraag zou kunnen zijn of men in deze kwestie gediend is met een historisch exposé. Of men niet veel verder kwam met het ontwerpen van plannen, die het doel beter zouden dienen.

Toch is een historische benadering van een actueel probleem waardevol. Niet slechts omdat we in een jaar van herdenking van de Afscheiding er nauwelijks aan ontkomen, maar vooral omdat het kerkelijke heden bepaald is door het kerkelijk verleden. In de geschiedenis wordt een daad van gehoorzaamheid gesteld, die voor de toekomst beslissend is. Zó ligt het in ieder geval met de situatie waarin we ons bevinden: zij is door het verleden bepaald. Daarom kan een blik in dit verleden verhelderend zijn. Maar zij kan ons niet redden. Wérkelijk heil ontvangen we slechts door de vergeving, d.i. doordat God Zijn genade laat vallen over ons verleden én over ons heden. Tóekomst is er alleen vanuit kruis en opstanding van Christus. Een heilzame restrictie wordt ons derhalve opgelegd in het beantwoorden van de tweevoudige vraag die ons bezig houdt: een restrictie die ons bindt aan Christus' verzoening over ons verleden, en die ons zó uitzicht geeft voor de toekomst. Gebrek aan tijd noopt ons tot beperking, het kan niet anders. Binding aan Christus' heil voor vandaag, aan Zijn roeping voor het heden, maakt voor ons ook in ander opzicht zulk een beperking mogelijk. We richten ons voornamelijk, wat de eerste vraag betreft op Calvijn, omdat in hem de Reformatie tot een rijpe, ontplooiing kwam. Wat de tweede vraag betreft houden we ons aan Hendrik de Cock, omdat hij in veel opzichten leidsman en voorbeeld is geweest in de Afscheiding.

Bij Christus

De eerste vraag is: Was de Reformatie een afscheiding? Calvijn geeft op deze vraag op z'n minst vier antwoorden. Het eerste antwoord luidt: De Reformatie is een afscheiding, die ten doel heeft om bij Christus te blijven.

Heel duidelijk vinden we dit antwoord in de Institutie (IV, 2, 6), waar Calvijn spreekt over de eenheid van de kerk. Alle leden van Christus hebben een ondeelbare verbinding met elkaar. De Schrift roept ons daarom voortdurend terug tot ons Hoofd zelf. 'Daarom zegt hij, dat ketterijen en scheurmakerijen daaruit ontstaan, dat men niet terugkeert tot de oorsprong der waarheid en het Hoofd niet zoekt, en de leer van de hemelse Meester niet bewaart. Laat hen nu heengaan en uitroepen dat wij ketters zijn, omdat wij van hun kerk zijn afgeweken, daar er geen andere oorzaak van die vervreemding geweest is, dan deze éne dat zij de zuivere belijdenis der waarheid niet kunnen verdragen. En ik zwijg er over, dat zij ons door vervloekingen en verwensingen hebben verdreven. Dat spreekt ons echter reeds meer dan voldoende vrij, tenzij ze ook de apostelen wegens scheurmakerij willen veroordelen, met wie wij onze zaak gemeen hebben. Christus, zeg ik, heeft Zijn apostelen voorzegd, dat ze om Zijns Naam wil uit de synagogen zouden geworpen worden. En die synagogen werden toen voor wettige kerken gehouden. Daar dus vast staat, dat wij uitgeworpenen zijn en wij bereid zijn aan te tonen, dat dit om de naam van Christus geschied is, moet men ongetwijfeld naar de zaak eerst onderzoek doen, alvorens over ons iets beslist wordt in de een of andere richting. Maar wanneer zij dit willen scheld ik hun dit uit eigen beweging kwijt; want het is voor mij meer dan genoeg, dat wij van hen hebben moeten weggaan, om toe te gaan tot Christus.'

De afscheiding die zich in de Reformatie voltrok had geen ander doel, dan om bij Christus te kunnen blijven. Wilde men kunnen toegaan tot Christus, dan moest men weggaan bij Rome.

Weggaan bij Rome - het is heel voorzichtig uitgedrukt. Immers Calvijn spreekt zelf, meer in overeenstemming met de waarheid, van het feit dat men uit de kerk werd uitgeworpen, zoals de eerste christenen uit de synagogen werden gebannen. Wil men de reformatoren scheurmakers noemen, dan moet men deze benaming ook op de apostelen toepassen, die men immers ook met vervloekingen en verwensingen heeft verdreven uit de kerk van Rome. Maar Calvijn constateert zelf, dat men, om bij Christus te kunnen blijven van hén heeft moeten weggaan.

Ook op angre plaatsen spreekt Calvijn op precies dezelfde manier. In zijn Tractaat over de noodzaak van kerkhervorming (CO 6, 520ss.) hanteert Calvijn dezelfde argumenten. De kerk mag niet gesepareerd worden van haar Hoofd Christus. Deze scheiding tussen Christus, het Hoofd en Zijn Lichaam, de gemeente betekent voor de kerk de dood. Wanneer Calvijn hier over Christus spreekt, bedoelt hij Christus, die 'verbonden is met de leer van het evangelie'. Het kenmerk van de kerk, dat beslissend is, is de verkondiging van de zuivere leer. Waar deze zuivere doctrina is, daar is ook de kerk. En zij die zich van de kerk afscheiden, van déze kerk als pilaar en vastigheid van de waarheid, ontrukken zich ook aan Christus. Hét kenmerk van de kerk is de zuivere en ongeschonden trouw aan de waarheid Gods. Maar waar dit ontbreekt, daar zegt men tevergeefs met de priesters uit de dagen van Jeremia: Des Heeren tempel, des Heeren tempel, des Heeren tempel dat zijn wij...

'Laten onze tegenstanders eerst naar Christus gaan, en ons daarna als scheurmakers veroordelen, omdat wij het hebben bestaan om van hun doctrina af te wijken. Maar wanneer ik meer dan overvloedig heb aangetoond, dat zij Christus uit hun gemeenschap hebben verdreven en dat de leer van zijn evangelie is uitgeroeid bij hen, dan beschuldigen zij ons slechts ervan, dat wij liever bij Christus hebben willen blijven, dan bij hen' (CO 6, 521). Voor Calvijn is dit geen beschuldiging maar veeleer een reden tot roem: liever bij Christus blijven dan bij de mensen. Zó was de Reformatie voor hem een afscheiding, een separatie, om een dodelijke separatie van Christus te voorkomen. Om bij Hém te blijven scheidde de Reformatie zich van Rome af.

Geen schisma

Het tweede antwoord van Calvijn luidt: de Reformatie was een afscheiding ten einde het schisma te bestrijden.

Van meer dan één zijde werd de Reformatie beschuldigd van schismatiek optreden. Heel bekend is in dit opzicht de brief van kardinaal Sadoletus. Het moet Calvijn pijnlijk hebben getroffen, dat men hem kerksplitsing aanwreef. Maar hij had daarin een goed geweten. Geen schismatiek optreden was het, integendeel de bestrijding van het schisma in zijn wortels en grond.

Wat is voor Calvijn een schisma? Hij neemt de oude definitie over, nl. dat een schisma een zaak is van onderlinge vervreemding. De haeresie (de ketterij) is de wortel van het schisma. Het is onmogelijk dat een gemeente heel blijft, wanneer er een verkeerde leer wordt gebracht. Maar het schisma grijpt toch verder om zich heen dan de haeresie (CO 49, 480). Wanneer er geen volkomen eenheid in de gemeente is mag dit geen reden zijn tot tweedracht. Het is veeleer een oproep tot standvastigheid omdat zó de hypocrieten worden ontdekt. In een preek over 1 Cor. 11 : 17vv voegt Calvijn zijn gemeente toe, dat zij zich niet moet ergeren wanneer er geen overeenstemming in de kerk is en wanneer er niet een zodanige eenheid is, als er onder christenen behoorde te zijn. Deze toestand zou de gemeente moeten herinneren aan de roeping om standvastig te zijn in de goede leer. Een volmaakte reformatie is niet mogelijk in deze wereld, zo houdt Calvijn zijn gemeente voor (CO 49, 762), maar dit is nog geen reden, om tot een schisma over te gaan. God gebruikt dergelijke omstandigheden om ons te toetsen.

Dat Calvijn hier het schisma bestrijdt is in overeenstemming met zijn visie op Rome, dat de Reformatie van schismatiek optreden beschuldigde. Hier zegt Calvijn: 'Wij belijden ook dat men zich niet moet afscheiden van goede en trouwe leraren. Maar men moet daarentegen ook toegeven, dat men zich terecht onttrekt aan hen die een valse leer verkondigen en de onschuldigen vervolgen terwille van hun belijdenis van de waarheid' (CO 5, 594). Wanneer Rome komt met de beschuldiging van schismatiek optreden repliceert Calvijn dat men de zuivere leer moet volgen. Maar wanneer binnen de gemeente de volmaakte eenheid ontbreekt, en er zelfs van verschil van gevoelen sprake is, mag dit de eenheid niet in gevaar brengen. Met alle beslistheid heeft Calvijn het optreden van de sectariërs afgewezen. In zijn uiteenzettingen over de kerk bestreed hij het schisma van de anabaptisten en spiritualisten met dezelfde argumenten, die in de vroege kerk werden gehanteerd door Cyperianus en Augustinus in hun strijd tegen de Donatisten. De heiligheid van de gemeente is een heiligheid van de belofte en van het verbond. Zij ligt gewaarborgd in de vergeving. Zo heeft Calvijn de afscheiding van Rome verdedigd en tegelijk het schisma bestreden.

De eenheid

Het derde antwoord van Calvijn luidt, dat de Reformatie een afscheiding was om de eenheid van de kerk te dienen. Wanneer er een scheuring ontstaat kan men niet ontkennen, dat er een relatie met het evangelie is. Wanneer men de oorsprong van een zekere tweedracht wil opsporen zou men deze in het evangelie zelf kunnen zoeken, 'ofschoon dit nergens meer tegengesteld aan is dan om tweedracht te verwekken' (CO 48, 320). Het evangelie dringt tot een beslissing. We moeten niet vreemd opkijken, wanneer niet allen door het evangelie worden getrokken. Een eenheid van de gemeente kan slechts bestaan, wanneer er vrede met God is. 'Het is een vervloekte eenheid die ons allen van God zou scheiden. En daarom verdient het honderdmaal de voorkeur wanneer slechts weinigen zich van de wereld zouden afscheiden en intussen tot de vrede met Gód terugkeren, dan dat men de vrede met de wereld zou verkrijgen ten koste van een voortdurende scheiding met God.'

De ware eenheid wordt gediend doordat men bij Christus blijft. In die zin heeft Calvijn Sadoletus geantwoord: 'Ik heb steeds in woord en daad mijn ijver voor de eenheid der Kerk doen blijken. De eenheid der kerk bestond voor mij hierin, dat zij in U, o God, haar oorsprong heeft en in u haar levensdoel heeft. Want zo dikwijls Gij ons vrede en eendracht aanbeveelt, hebt Gij steeds tegelijk Uzelf de enige van haar eenheid genoemd. Ik zou echter de vrede met hen, die zich als priester der kerk en als zuilen van het geloof uitgaven, hebben moeten kopen met het verstoten van uw waarheid... Ik heb het ook niet als een scheiding van uw kerk beschouwd, toen ik met deze leiders streed. Want door Uw Zoon en door Uw apostelen hebt Gij ons vermaand, dat op die plaats lieden zouden komen, met wie men eenvoudig niet een van zin mocht zijn' (CO 5, 409s.).

De Reformatie was een afscheiding met geen ander doel dan het bevorderen van de ware eenheid van de kerk. Niemand heeft méér dan Calvijn in woord en geschrift, in brieven, tractaten en persoonlijke activiteiten die eenheid van de kerk gediend en ook zelfs alles gedaan om de breuk met Rome te helen.

Herstel van de kerk

Daarbij stond de Reformatie geen ander doel voor ogen dan het herstel van de kerk. Dat zou Calvijns vierde antwoord kunnen zijn: de Reformatie is een afscheiding, die noodzakelijk is geworden ten einde de kerk als kerk te herstellen. Het hart van Calvijns theologie klopt in zijn belijdenis van het werk van Christus door Zijn Geest. En centraal daarbij is het begrip van de gemeenschap met Christus. Het is een sleutelbegrip niet maar alleen voor zijn avondmaalsleer, die daardoor werkelijk oecumenisch bindend kon werken. Maar het is een centraal begrip voor heel zijn ekklesiologie. De kerk is het Lichaam van Christus. En sterker dan Luther heeft Calvijn de nadruk gelegd niet alleen op de prediking van het Woord en de bediening van de sacramenten, maar ook op de hantering van de kerkelijke tucht. Herstel van de religie stond Calvijn voor ogen. De relatie tussen God en mens midden in de geschapen werkelijkheid. Zó was het bij Luther: echte theologie ontstaat op die plaats waar de te rechtvaardigen mens en de rechtvaardigende God elkaar ontmoeten. Men kan niet zeggen, dat het daar voor Luther ophield. Maar wél gaat Calvijn verder. In de ontmoeting zullen God en mens wordt het leven niet alleen gerechtvaardigd maar ook geheiligd. En het voltrekt zich in de stijl van het regnum Christi (Koninkrijk van Christus). De kerk met haar prediking is onmisbaar. Maar ook de kerk met haar tucht, haar trekken tot Christus. Calvijn heeft bij Rome sintels, sporen van die kerk geweten. Maar ze waren hem niet genoeg. Hij heeft in een actief heimwee naar de vroege kerk zijn kerkstructuur ontleend aan de Schrift. Zo was de Reformatie bij hem een afscheiding van Rome, om kerk te kunnen zijn in de zin van de Schrift, naar de eis van het Woord: dóór het Woord gereformeerde kerk én: vóór het Woord gereformeerde kerk.

Was de Reformatie een afscheiding? Ja, want zij wilde de separatie tussen Christus en Zijn kerk, tussen het Hoofd en het Lichaam ongedaan maken. Om bij Christus te blijven, scheidde men zich van Rome af. Om het schisma te bestrijden scheidde men zich af. Om de eenheid te dienen scheidde men zich af. En om de kerk werkelijk te reformeren als kerk van Christus kwam het tot Reformatie. De breuk met Rome bleek, vooral na het concilie van Trente niet te helen. Zij ligt er tot op heden.

Was de Afscheiding een reformatie?

Drie eeuwen liggen er tussen de Reformatie en de Afscheiding. Reeds dit feit op zichzelf maakt het moeilijk, zelfs onmogelijk om beide zonder meer op een lijn te zetten. Tussen beide liggen niet alleen de eeuwen, maar ook en vooral de veranderingen: orthodoxie, piëtisme, verlichting, liberalisme, die het onmogelijk maken om tot een eenvoudige gelijkstelling (tussen Reformatie en Afscheiding) over te gaan. Wie de Nederlandse Afscheiding wil verstaan zal haar een plaats in de geschiedenis moeten aanwijzen. De Afscheiding grijpt dan over de Nadere Reformatie en over de synode van Dordt heen terug naar de Reformatie zelf. Bij haar terugkeer naar de Reformatie nam de Afscheiding elementen mee van die Nadere Reformatie en ook van de na-Dordtse orthodoxie. Een terugvallen op de Reformatie van de zestiende eeuw zonder meer is onmogelijk. De Afscheiding draagt daarbij in zekere zin ook de kenmerken van een eigen tijd. We kunnen de Nederlandse beweging rond 1834 niet losmaken van het Nederlandse réveil en evenmin van een krachtig reformatorisch herleven in geheel West-Europa, zowel in Duitsland als in Zwitserland, Frankrijk en Schotland. Het is ook niet geraden, om deze Nederlandse beweging los te koppelen van de grotere herleving, die duizenden tot zegen is geweest. We zijn geneigd tot een kleinschahge benadering, maar we doen verkeerd wanneer we de samenhangen uit het oog verliezen. In Schotland én in Duitsland zocht men evengoed als in Zwitserland en in Frankrijk de kracht van de Reformatie weer te verstaan. Het hart van het Evangelie. Zoeken we nu binnen deze ruimere contekst naar een antwoord op de vraag of de Afscheiding een Reformatie was, dan kan het antwoord niet onduidelijk zijn: de Afscheiding was een reformatie, omdat zij teruggreep naar het hart van het evangelie, zoals dit in de Reformatie was ontdekt.

Wie het hart van de Reformatie zoekt zal het vinden in Luthers geschrift tegen Erasmus over de menselijke wil, die in godsdienstig opzicht niets voorstelt. Hij zal het hart van de Reformatie vinden in Calvijns Institutie, waar deze spreekt over de vrijheid van Gods genade. Indien dit het hart van de Reformatie is, dan is de Afscheiding een reformatie geweest. Wil men De Cock leren kennen, dan zoeke men niet allereerst in zijn felle polemische geschriften, ofschoon hij daar ook zeker te vinden is. Maar dan leze men een klein boekje, zijn 'Ernstige en hartelijke toespraak aan mijne landgenoten'. De Cock heeft dit boekje voor zichzelf geschreven, teneinde zich rekenschap te geven van de plaats waar hij stond. Hij heeft de theologische tijdschriften van zijn dagen bestudeerd, hij heeft zich er echter teleurgesteld van afgekeerd. Hij heeft zich op de Reformatie geworpen, op haar confessies, op de geschriften van haar groten. En daar heeft hij gevonden wat hij zocht voor zichzelf en ook voor zijn gemeente. En hij vond wat hem daar getroffen had in de Dordtse Leerregels terug, die hij las met grote instemming en die hij opnieuw uitgaf, omdat hij meende dat zijn tijd en zijn kerk daaraan behoefte had: deze prediking van de vrije genade van God, die een boodschap heeft voor zondaren. Geheel anders dan de optimistische crisisloze theologie waarin hij groot geworden was; geheel anders ook dan de romantische Groninger theologie, die zich sterk begon te maken en zich op Erasmus, Geert Grote, Zwingli beriep, maar niet op Calvijn en met verachting van Dordt. Hofstede de Groot bedoelde wat anders, wanneer hij het had over de vaderlandse theologie. Hij bedoelde wat anders dan De Cock, wanneer deze via de Nadere Reformatie met haar bevindelijke trek verwees naar Calvijn. Het was deze prediking van Gods vrije genade in Christus, die De Cock bracht en die hem hoorders bezorgde van heinde en ver, de meesten behorende tot de allereenvoudigsten, zoals hijzelf ook een predikant was, een pastor zonder in het oog vallende gaven. Het moet de boodschap zelf geweest zijn, die aan de Afscheiding een reformerende kracht heeft geschonken.

Het separatisme afgewezen

In de tweede plaats zeggen we, dat de Afscheiding een reformatie was, omdat zij zeer bewust het separatisme afwees. Dit wil niet zeggen, dat de afgescheidenen niet voor separatisten werden uitgescholden. Maar het maakt een groot verschil of men de lasteraars gelooft, die ons een beeld van de afgescheidenen tekenden, of dat men de eigen bedoeling van de afgescheidenen tracht te verstaan. Ik sprak van lasteraars. Ik noem er drie, die ons een beeld geven van het type mens, het type gelovige, dat reeds lang voor de Afscheiding een feit werd gedoodverfd werd als dweper, domper, sectariër, separatist.

Ds. M. T. Laurman uit Oosterüttens gaf een ringlezing uit die hij in 1831 hield over de ware aard, de oorzaken en enige verzachtingsmiddelen der godsdienstige dweepzucht, vooral in de provincie Friesland. Hij deed dit onder de titel: 'De Dweper'. De uitgever begreep, zo schrijft Laurman, dat men met deze titel beter het doel zou treffen. Het beeld van de fijnen, die de Calvijnse predestinatieleer aanhangen ziet er wat somber uit:
'Zachtkens buigt hij zijn heilig hoofd ter zijde, als eene bieze aan de beke der wateren, zijn oog staat droevig, want hij treurt over de zonden der eeuwe... Met bedachtzamen tred treed hij daarhenen, wetende dat wij allen dagelijksch struikelen in velen. Fijn, maar somwijlen arglistig is zijn handel en wandel' (De Dweeper, Franeker 1833, blz. 6).
Wil men zich over de separatisten in het bijzonder laten voorlichten, dan kan men terecht bij dr. Benthem Reddingius, die in een Beschouwing van de belijdenis des geloofs (Groningen 1834), de zogenaamde separatisten van zijn tijd afschildert in hun leeropvattingen: de leer van de voorverordinering op de voorgrond, de verwerping sterk gedreven, de liefde en genade van God beperkt, de werking van de Geest op een onmiddellijke manier, waarbij de mens lijdelijk is, de beoefening van het geloof voorgesteld als een doolhof van onzekerheid, twijfel, vrees en wantrouwen, uit hetwelk de arme zondaar eindelijk steeds ter nauwer nood terecht komt, de bekering voornamelijk als een geheel van aandoeningen opgevat, gewaarwordingen van hartstochtelijke aard en bevindingen, die daarin hun toppunt hebben dat men zich op grond van kenmerken houdt voor een uitverkorene (Beschouwing, blz. 29v). Men kan ook te rade gaan bij P. Boeles, die in een boek Over staatsregt, hervormd kerkbestuur en separatismus (Groningen 1838) de separatisten van zijn dagen tekent, te beginnen bij Schotsman en Bilderdijk, Da Costa en Capadose tot en met De Cock en andere vaders der Afscheiding. Het begrip separatist werd gehanteerd om mensen aan te duiden die, gezien hun psychische en physische omstandigheden, d.w.z. door hun volkskarakter, opvoeding en levenswijze, hun onkunde en waanwijsheid, hun verkeerd toegepaste systematische begrippen en hun zwaarmoedig gevoel gepredisponeerd waren om Dordts te denken en te leven (De Dweeper, blz. 12). De aanduiding zag voornamelijk op het feit dat velen van hen, die in de officiële kerk geen voedsel ontvingen, zich trachtten te behelpen met het lezen van een stichtelijk werk, of met het bezoeken van een conventikel.

Dat de Afscheiding zo snel om zich heen kon grijpen was voornamelijk te danken aan het bestaan van zulke conventikels, waar men elkander hielp, hoe dan ook. Maar de Afscheiding heeft dit separatisme afgewezen. Het separatisme, dat in conventikels woedde, en dat ook in de begintijd binnen de beweging zelf invloed dreigde te krijgen via H. P. Scholte. De Cock heeft zich georiënteerd op gelman en niet op De Labadie en met behulp van Koelman heeft hij ook het independentisme in eigen kring bestreden. Dat de afgescheiden kerk niet één groot conventikel is geworden, een verzameling van separatisten is vooral aan De Cock te danken.

Dienen van de eenheid

De Afscheiding noemen we in de derde plaats een reformatie, omdat ze getracht heeft de eenheid te dienen. De Cock heeft zich niet opgeworpen als reformator. Hij meende stellig dat Van Zuylen van Nijevelt de roeping had om de gelovigen te verzamelen. Diens geschrifen hebben hem zeer sterk beïnvloed, vooral zijn geschrift over de enige redding en zijn uiteenzetting van de Hervormde leer. Maar toen deze ré veilman stierf zag De Cock het als zijn roeping om niet te zwijgen, en zo heeft God hem, evenals Luther als een blind paard er in geleid. De Afscheiding bedoelde geen afbraak, maar opbouw van de kerk, doordat alle gereformeerden, die de belijdenis liefhadden zouden terugkeren tot de dienst der vaderen. De acte van Afscheiding kan men lezen als een oorkonde van schismatiek denken. Maar dan heeft men de bedoeling niet verstaan. Er was een moment van herkenning in de vele reacties, die De Cock uit het gehele land ontving. Er was sprake van een overeenstemming in het geloof dat eenmaal aan de heiligen was overleverd. En in dit besef werd geschreven: wij bieden de hand aan elke op Gods Woord gegronde vergadering. Het was een zuiver oecumenisch streven, dat niet gedoofd kon worden door de vervolging, waarmee men trachtte de burgeriijkheid te redden.

Bouwen van de kerk

De Afscheiding was een reformatie, zeggen we nog eenmaal, omdat zij de kerk wilde bouwen. Daarbij kwamen de grootste moeilijkheden zowel van de kant van de staat en het kerkgenootschap en de besturen, alsook uit eigen boezem. Wie wist er in Nederland rond 1830 wat een gereformeerde kerk was en behoorde te zijn? Wist de synode het? Wist het ministerie het? Had men aan de hogescholen enig inzicht daarin? Wie wist wat het is om werkelijk kerk te zijn? Men moest het leren van de grond af aan. Maar men heeft het ook geleerd. En tegenover het genootschap kwam uiteindelijk toch een kerk te staan, die ook binnen het genootschap de kerkgedachte weer deed bovenkomen. Ook daarom noemen we de Afscheiding een reformatie.

De Reformatie heeft ons geleerd, dat men soms om bij Christus te blijven mensen moet loslaten en dat het dodelijk voor een kerk is, wanneer men het Hoofd van het lichaam separeert. Zó was de Reformatie een afscheiding terwille van de kerk van Christus, om haar te bouwen. Wat heeft de Afscheiding ons geleerd? Zij heeft de waarheid en de eenheid willen dienen. Zij heeft ook niets anders dan de kerk willen bouwen, die kerk waarvan Christus het Hoofd is.

Groen van Prinsterer sprak over Gereformeerden binnen én buiten de Hervormde Kerk. De les van het verleden is belangrijk. Maar gewichtiger dan het: daar is geschied, is het: daar staat geschreven. Het is het Woord van Hem, die Zijn kerk voert door vele opstandingen heen. Er is slechts één teken van hoop nl. het lege graf van Christus. Wanneer dié steen kon worden afgewenteld, moet het mogelijk zijn andere stenen op te ruimen en dat samen te doen.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 mei 1984

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's

Was de Reformatie een afscheiding, de Afscheiding een reformatie?

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 mei 1984

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's