Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Prediking en taalgebruik (I)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Prediking en taalgebruik (I)

studiedag G.B. 19-9-1984

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Is het u weleens opgevallen hoe de dominee en zijn prediking in het gangbaar spraakgebruik te boek staat?

Inleiding

Is het u weleens opgevallen hoe de dominee en zijn prediking in het gangbaar spraakgebruik te boek staat? Je lijkt wel een dominee, wordt er opgemerkt, als men iemands woorden aan de ernstige kant vindt. Wellicht zijn er die Menno ter Braaks geschrift 'Afscheid van domineesland' kennen. Domineesland staat voor kleinburgerlijke, provincialistische gemeenschap. Een domineestoon staat gelijk met een zalvende toon. En dan het woord 'preek'. Kinderen of leerlingen zeggen het tegen elkaar: nou, ik heb me toch weer een preek te horen gekregen! En ze bedoelen: dat was me toch een oervervelende vermaning. Of als iemand nogal lang en breed van stof is, wordt er gezegd: ja, die hele preek hoeft er niet bij. 'Preek' is dan een ander woord voor 'een lang verhaal' of voor 'nodeloze uitvoerigheid'. Iemand die 'preekachtig' wordt geheten, kan dat opvatten als een steek onder water. Hij is te zedeprekerig namelijk en men is daar niet van gediend. Een 'preektijger' heet iemand die met wijdse gebaren, luide stem en grote galm iets staat te verkondigen. Een 'preektoon' heeft veelal de gevoelswaarde van een gemaakte toon vol zalving. Te denken valt aan De Genestets puntdicht: 'Verlos ons van de preektoon, Heer', geef ons natuur en waarheid weer'. En om niet meer te noemen: ter verklaring van het woord 'kanseltaal' zegt de Grote Van Dale in zijn allernieuwste editie 'gezwollen, overdreven verheven taalgebruik'. Wat is de bedoeling van deze inleiding op wat gezegd mag worden over het onderwerp 'Prediking en taalgebruik'? Wel, dat de arbeid van de prediker met name in zijn prediking lang niet altijd goed blijkt over te komen, gelet althans op al deze in onze taal ingeburgerde gezegden. Een dominee staat kennelijk nogal eens model voor een saai en vervelend mens. Hij leeft immers, zo hoorden we net, in een enge kleinburgerlijke wereld. Een preek staat gelijk aan een nodeloos lang verhaal. De preek krijgt daarbij de kwalificatie taai en droog. De voordracht heet zalvend en gemaakt en mist 'natuur en waarheid'. 'De taal van een dominee kan lijken op het lopen van een pinguin. Belachelijk en zeer onvast ter been', zo merkt een eigentijdse schrijver ergens op. Hij mag het literair gesproken zeggen, want hij schrijft zelf briljant.

Nu kunnen we zeggen: dit alles is caricaturaal. Achter al deze gezegden over en karakteriseringen van dominee en zijn preekwerk steekt afkeer van de boodschap die hij brengt. En daar is zeker het nodige van waar. Maar toch is daarmee niet alles gezegd. We hebben in het verleden aanleiding gegeven tot deze kwalificaties en geven die aanleiding misschien nog wel al te veel. Deze inleiding wil in elk geval een kleine aanzet geven tot bezinning op ons taalgebruik als we de kansel beklimmen om daar het heilige Woord van onze God te verkondigen.

Zilveren schalen

In de tweede helft van de vijftiger jaren verzorgde de inmiddels overleden ds. Bartlema in 'De Waarheidsvriend' een aantal artikelen over de preek, preekstijl en het preken. Hij citeert in één van deze artikelen Spreuken 25 : 11. Daar staat: Een rede, op zijn pas gesproken, is als gouden appelen in zilveren geheelde schalen'. De gouden appelen, dat is de preek, de inhoud van de preek. Maar die gouden appelen worden opgediend, geserveerd in zilveren geheelde schalen. En dat is het preken zelf. Zilveren geheelde schalen, daar gaat het ons om. De gouden appelen zijn al een keer eerder aan de orde geweest, vanmorgen onder andere. Zilveren schalen. Niet ieder mens heeft zulke kostbare voorwerpen in huis. Zilveren schalen getuigen van rijkdom. De dienst der prediking komt op uit en getuigt van de rijkdom van de verzoening, vandaar dat zilver. Maar er blijft onderscheid. Het goud is de preek. Zilver is het preken. Ik weet het: we moeten dat ook weer niet overdrijven. T. Hoekstra wijst daarop in zijn Gereformeerde Homiletiek. 'Ideaal blijft, de gouden appelen aan te bieden op zilveren geheelde schalen. Indien echter de schalen zó groot en zó mooi worden, dat de gemeente daarop in plaats van op de gouden appelen haar aandacht richt, zou de vraag te overwegen zijn of het niet beter ware de appelen op houten schalen aan te bieden'. En Hoekstra citeert dan Van Oosterzee die ergens schrijft: Ook voor een verfijnd gehemelte is een snede goed doorbakken brood op den duur gezonder dan overmaat van taart of pastei'. Maar al begrijpen we deze wijze homileten opperbest, we houden ons toch aan die 'zilveren geheelde schalen'. Het goud dat we verkondigen verdient in de aanbieding klasse. De manier waarop de kok het eten serveert bevordert de eetlust. Het is ook hier de toon die de muziek welluidend maakt. En dat bevordert het luisteren. Zilveren geheelde schalen. Het Woord zit in ons woord. Ons preken geschiedt uit inspiratie, maar nimmer zonder transpiratie. Het Woord is het waard. Sinds Pinksteren is de Kerk ertoe geroepen.

Pinksteren

Laten we daar inzetten, waar de Heilige Geest inzette na de volbrachte arbeid van Christus. De verrassing van de Pinksterdag was: wij horen hen in onze talen de grote werken Gods spreken.. Wij, dat zijn mensen uit verschillende volken. De Heilige Geest doorbreekt de taalbarrière. Deze machtige inzet van de Geest getuigt van Gods bedoeling. Het Evangelie moet de wereld in. Het moet naar de volken der aarde toe. Maar hoe zullen ze horen, indien ze het niet verstaan? Bij elke preek hebben we dat te be­denken. We hebben een taal te spreken die onze hoorders verstaan. Het kan niet onze roeping zijn om in de stijl van de 16e of van de 18e eeuw te spreken. We mogen er geen geheime code op na houden alsof onze boodschap door de vijand niet gehoord mag worden. We dienen geen geheimtaal te hanteren die slechts voor ingewijden en ingeleiden is te verstaan. We spreken op een eigentijdse wijze, verstaanbare taal. Dat heeft niets te maken met water in de wijn doen. Dat heeft alles te maken met verstaanbaarheid. Het is de keuze van de Heilige Geest om gebruik te maken van de taal.

Het is te merken hoe bv. de apostel Paulus gepoogd heeft verstaanbaar te zijn voor hoorders. Op de Areopagus duikt hij in de cultuurwereld van zijn hoorders en citeert enkele van de in die dagen bekende dichters. Hij heeft, denk ik, in de synagoge Aramees gesproken en op het stadsplein Koinè-Grieks, de taal die de gewone man in de straat sprak en verstond. In klare taal heeft Christus zijn hoorders voorgesteld.

Werd Joden een Jood, Grieken een Griek, hen die onder de wet waren als onder de wet. Geen moeite bleef gespaard om verstaanbaar te zijn. Uiteraard, het Evangelie brengt zijn eigen woorden, zijn eigen taal mee. Er zijn een scala woorden die niet te vertalen zijn. En wat nog meer ingrijpt, zoals dr. C. Rijnsdorp eens schreef: 'Het Evangelie blijft, ook in volmaakte hedendaagse vertaling, voor de natuurlijke mens een aanstoot. Maar het skandalon mag niet worden vertroebeld door ouderwetsheid en wereldvreemdheid' (in: Wij zijn de vaders, 1972, pg. 37).

Taal: brug of barrière

We moeten voortdurend beseffen dat de taal het medium, het instrument is dat wij hanteren om het Evangelie over te dragen, door te geven. De taal wil de Heilige Geest gebruiken als een brug van Gods hart naar het mensenhart. Maar juist daarom is het zo van eminent belang hoe wij die taal gebruiken. Het gaat er om, zeiden we al, dat mensen het verstaan. Taal kan een brug zijn, maar net zo goed een barrière. Ze leidt tot verstaan of tot misverstaan. U zult het vast weleens gemerkt hebben dat een preek mensen op een spoor heeft gebracht, waar u ze helemaal niet wilde hebben. Dat je je verbaasd afvraagt: hebben ze dat uit mijn preek begrepen? Hoe is het mogelijk.

Goed, dat kan een kwestie van slecht luisteren geweest zijn, maar evengoed een kwestie van onduidelijk spreken. En daarom kunnen we ons nooit genoeg bezinnen op de kwestie van de verstaanbaarheid. Ik wees al even op Paulus' preekarbeid. Hij heeft in de eerste Corintebrief extra aandacht geschonken aan de hier bedoelde verstaanbaarheid. In de gemeente te Corinthe was een rijke verscheidenheid aan gaven.

Gaven op verschillende terreinen waaronder die van het woord. Eén van de gaven die Paulus noemt, is het profeteren. Hij vindt dit zo'n belangrijke gave dat hij schrijft: 'ijvert het meest dat gij moogt profeteren' (14, 1). Wij zouden geneigd zijn te denken dat het spreken in tongen nog voornamer is. Nee, vindt Paulus, want dat glossolaleren doe je alleen voor God en niet voor de mensen. Hij die profeteert (is het Woord Gods verkondigt) is méér dan die in tongen spreekt. Wie het laatste doet in de samenkomst van de gemeente, moet altijd zorgen dat er een uitlegger, een tolk in de buurt is. Anders blijft het een slag in de lucht. Als de bazuin een onzeker, een onduidelijk geluid geeft, maakt niemand zich toch klaar voor de oorlog? 'Alzo ook gij, indien gij niet door de taal een duidelijke rede geeft, hoe zal verstaan worden hetgeen gesproken wordt? Want gij zult zijn als die in de lucht spreekt', 14, 9. Daar hebben we wat we bedoelen. Als onze prediking niet wordt verstaan, dan haalt ze niets uit. Nogmaals Paulus: hoe zal iemand 'amen' zeggen, daar hij niet weet wat gij zegt? (14, 16.) Duidelijk kiest de apostel in 1 Corinthe 14 als maatstaf: de verstaanbaarheid van de boodschap niet alleenmaar voor de christen binnen de gemeente, maar óók voor de verstaanbaarheid van de niet-christen.

Geen esoterische taal, geen groepsjargon (dr. M. H. Bolkestein in: Zo wordt er gepreekt, 1977, pg. 103). 'Prediking berust op taalgebruik en het taalgebruik van de prediking beslist over de vraag, of de boodschap overgedragen en verstaan kan worden' (a.w. pg.103).

Tale Kanaäns en stichtelijkheid

In dit verband is het nodig even stil te staan bij de uitdrukking: de tale Kanaans. We kunnen deze uitdrukking positief opvatten. En dan bedoelen we er mee: de Schrift spreekt haar eigen taal: de tale Kanaans. De oorspronkelijke betekenis van deze uitdrukking is de Hebreeuwse taal. In Jesaja 19 : 18 staat: Te dien dage zullen er vijf steden in Egypteland zijn, sprekende de spraak van Kanaan...' Op het gegeven dat de Schrift en daarom ook de prediking haar eigen taal met zich meebrengt en haar eigen taal spreekt, komen we straks nog terug. Het gaat er me nu eerst om het onjuiste van de negatieve betekenis van 'de tale Kanaäns' te onderstrepen. Tale Kanaäns die niet als een brug maar als een barrière fungeert voor de verkondiging. Okke Jager schreef eens: Er is een sacrale tale Kanaäns die als een nevel over het concrete Kanaän hangt' (Eigentijdse verkondiging, 1967, pg. 92). De al even geciteerde prof. Bolkestein heeft eens een onderzoek ingesteld naar de manier waarop er gepreekt wordt in zeer uiteenlopende kerkelijke milieus. De werkgroep die dit onderzoek instelde koos 89 preken. Van de reeks 'Genade voor Genade' tot en met preken afkomstig uit de Amsterdamse studentenekklesia. Mij gaat het dan, zoals u zult verstaan, om wat het oordeel was over preken afkomstig uit onze hoek van de kerk. U zult misschien al vermoeden dat het oordeel niet erg gunstig uitviel. Ja, dan kun je zeggen: dat komt omdat men het geestelijk 'Anliegen' van onze prediking niet begrijpt. Men is ontgroeid aan de geestelijke vragen die in onze gemeenten nog leven en komt mede daardoor terecht in een vreemde wereld. Men kent de gemeenten ter rechterzijde niet en vergeet dat er, bij alle interne kritiek die we mogen hebben, toch nog dankbaar vermeld mag worden dat veel gemeenteleden de Schriften kennen en grote geestelijke belangstelling en betrokkenheid bezitten. Daarop speelt het taalgebruik van de prediking in wat dan voor een buitenstaander allemaal verheven en gewijd klinkt.


Tijdens een door het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond belegde studieontmoetingsdag voor candidaten in de theologie en predikanten in hun eerste gemeente, op 19 september 11., refereerde ds. J. Maasland (Waddinxveen) over het onderwerp 'Prediking en taalgebruik' en drs. J. de Lange (Huizen) over het onderwerp: Van recht en genade.

Bijgaand is geplaatst het eerste deel van het referaat van ds. Maasland. Red.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 september 1984

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Prediking en taalgebruik (I)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 september 1984

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's