Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De oogst van Afscheidingsherdenkingen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De oogst van Afscheidingsherdenkingen

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het gaat in dit artikel daarom om een drietal herdenkingsbundels.

Schrijf eens - zo spoorde onlangs iemand mij aan - in De Waarheidsvriend een artikel waarin een samenvatting wordt gegeven van wat er rond de Afscheidingsherdenking van dit jaar zoal op de boekenmarkt verschenen is.

Over dat verzoek nadenkend, bereid om het in te willigen, besloot ik mij in mijn overzicht te beperken tot een drietal werken, en de andere, meest kleinere geschriften, terzijde te laten; niet dat zij niet van belang zouden zijn, maar omdat beperking mij zinvol lijkt.

Drie bundels

Het gaat in dit artikel daarom om een drietal herdenkingsbundels. Allereerst 'In trouw gescheiden' (Kampen 1984), een bundel opstellen onder de redactie van ds. M. Drayer en prof. dr. W. van 't Spijker. Vervolgens 'De Afscheiding van 1834 en haar geschiedenis' (Kampen 1984), ook een bundel opstellen, maar onder veel bredere redactie, want naast de naam van Van 't Spijker komen wij hier tegen die van drs. W. Bakker, prof. dr. O. de Jong en ds. L. J. Wolthuis.

Tenslotte 'Afscheiding-Wederkeer' (Haarlem 1984), een bundel uit de kring der Vrijgemaakt-Gereformeerden, onder redactie van prof. drs. Deddens en prof. J. Kamphuis.

Wat het uiterlijk van deze bundels aangaat: Het boek 'Afscheiding-Wederkeer' is groot, fors, een boek zoals men, wat het uiterlijk betreft, zelden meer ziet; ik heb er respect voor. De bundel 'De Afscheiding' is eveneens gebonden en fraai uitgegeven. Ook hierin, evenals in het eerstgenoemde boek, een keur van foto's, zij het in aantal minder dan in 'Afscheiding-Wederkeer'. 'In trouw gescheiden' is bescheiden: ingenaaid, geen foto's (maar ook lager in prijs).

De titels

De titels zeggen ons ook wat. Een titel als 'De Afscheiding van 1834' is neutraal, er zit geen eenheid in, er zit geen program achter; wat natuurlijk niet wil zeggen dat ook alle bijdragen neutraal zijn, of dat 'neutrale' bijdragen waardeloos zouden zijn. 'Afscheiding-Wederkeer', dat is wel een program. Hier zit één visie achter. Zij is vooral door Kamphuis verwoord. 'In trouw gescheiden' zegt ook wat. Heb ik het goed, als ik er een repliek in beluister op het boek dat enkele jaren geleden verscheen, toen de Gereformeerde Bond zijn 75e verjaardag vierde: 'Beproefde trouw'? Trouw staat dan tegenover trouw; trouw hier en trouw daar! Schrijnender kan de verdeeldheid niet onder woorden worden gebracht. Wat mij betreft: het zou mij goed gedaan hebben als van dat 'schrijnende' in deze bundel iets meer onder woorden was gebracht. Hoe vreemd het misschien ook klinkt, maar het is toch zo, dat ik dat bij Kamphuis in 'zijn' bundel, veel sterker heb gevoeld.

Familietwist

Wat mij vervolgens bij het lezen van al deze stukken in de diverse bundels is opgevallen is dat de Afscheiding (van 1834) een familietwist is geworden. Over wat toen gebeurd is windt niemand zich meer op dan alleen degenen die de geestelijke nazaten zijn óf van de eerste Afgescheidenen óf van degenen die, hoewel van dezelfde Gereformeerde religie, toch meenden te moeten blijven. Wij zitten elkaar weer opnieuw in de haren, een bewijs dat niemand ons van elkaar kan scheiden. Al zijn de kerkmuren nog zo hoog, wij kunnen het, van weerskanten, niet nalaten om over de schutting te kijken. Wat er in het tuintje van de ander is, interesseert ons op het hevigst. In een der bijdragen van een der afgescheiden broeders kwam ik tegen de opmerking, dat Groen van Prinsterer en allen die bléven 'feindliche Brüder' (hatelijk maar broeders) zouden zijn geweest van de Groningers, als Petrus Hofstede de Groot. Mijn antwoord is: Neen, broeder, Hofstede de Groot bekoort ons niet, en Groen zag in hem waarschijnlijk geen 'broeder'. De broederschap, met alle hatelijkheden erbij, zit aan de andere kant. Groen kerkte weleens (in Steenwijk) bij een afgescheiden dominee en ging toch niet mee. En toen hij, bij diezelfde dominee, aan het avondmaal wilde deelnemen, werd hij geweigerd, omdat hij... hervormd was.

Zij die bleven

Verder: Zij die bleven kwam ik in de bundels, op een paar uitzonderingen na, zo goed als niet tegen. Zij zijn toch niet verdwenen? Ik heb nu niet het oog op het boekje dat eens onder de titel 'Zij die bleven' verschenen is; het gaat mij om de mensen zélf. Zeker, de foto's van Callenbach, Le Roy, A. Rutgers en andere predikanten die Hervormd bleven, zijn wel te vinden. Maar hun motieven, en dan uit de bronnen naar voren gehaald, niet. En wat Groen van Prinsterer betreft, zeker zijn verweer tegen de vervolgingen, verwoord in zijn befaamde 'Maatregelen tegen de Afgescheidenen', komt wel ter sprake, maar er was méér bij Groen te beluisteren. Waarom ontbreekt dat?

Nieuws?

Ik stel ook de vraag of er wat nieuws in deze boeken te vinden is. Het is immers lang niet voor de eerste keer dat er over de Afscheiding van 1834 geschreven is. Bekendheid hebben de boeken van Rullmann, Van der Does, Keizer, en de dikke delen met alle officiële stukken, en de ettelijke biografieën over de vaders der Afscheiding. De scribenten van de huidige bundels behoefden echt niet in een totaal onbekend land op speurtocht te gaan. Welnu, dat is goed merkbaar. Er zijn er die niet uitkomen boven de zojuist genoemde literatuur. Wéér het hele verhaal van wat er in Ulrum gebeurd is; éénmaal, andermaal, enz. Wéér de algemene opmerkingen over de treurige toestand in de Hervormde kerk aan het begin van de vorige eeuw. Een enkeling dook eens opnieuw in de bronnen, soms zelfs onbekende bronnen. Van 't Spijker las de werken van De Cock er zelf eens op na en die moeite werd rijk beloond; dr. Brienen speurde na wat de invloed van de Nadere Reformatie op De Cock is geweest (die invloed bleek niet gering te zijn); Kamphuis ploos de Acte Van Afscheiding uit, en leert ons haar verstaan vanuit de contekst; prof. Trimp analyseerde de preken van Van Velzen, en wat het meest mijn bewondering opriep is het stuk van Deddens, waarin de Afscheiding in Genève beschreven wordt, en een vergelijking wordt getroffen met de Afscheiding in Nederland. Het nieuwe is er dus wel, het meest in de bundel 'Afscheiding-Wederkeer' .

Sociale contekst

Een volgend punt is: de sociale contekst van de Afscheiding. Daar zijn wij heden gevoeliger voor dan het voorgeslacht, dat in vroegere decennia de Afscheiding beschreef. Terecht wordt hier en daar in deze bundels een uitsluitend sociologische benadering van het verschijnsel 'Afscheiding' afgewezen. De strijd die gestreden is, is zeker niet te herleiden tot een 'klasse-strijd', de gereformeerde religie en de gereformeerde kerkvorm waren in het geding. En toch: de sociale tegenstellingen zijn uit een beoordeling van hetgeen er in 1834 en de jaren kort daarna gebeurd is, niet te elimineren. De 'mindere man' had zonder meer te buigen voor dwinglandij der staatkundige en kerkelijke heren. Kerk en staat trokken samen op in het vervolgen van arme afgescheidenen, want in beide heersten de Liberalen, en dat waren meestal de gegoeden. Ik weet het: niet in zijn absoluutheid is dit waar. Er waren 'rijken' die het voor de Afgescheidenen opnamen, en er waren 'armen' die de Afscheiding verfoeiden. Toch: in zijn algemeenheid blijft het waar. Ettelijke bijdragen in de genoemde bundels kunnen het ons leren.

Zending

Er is ook aandacht in de bundels geschonken aan de zendingsaktiviteiten van de Afgescheidenen. Al in een vroeg stadium leefden zij mee met wat in dezen gepresteerd werd door de Afgescheidenen in Genève. En zij ontplooiden ook zelf aktiviteiten. Onder Chinezen, in Zuid-Afrika en in Suriname. Eerder dan bij de Hervormden groeide bij hen het besef dat de zending taak is, niet van een of ander genootschap, maar van de kerk.

Alleen Ulrum

Opvallend is, dat in alle drie de bundels de Afscheiding van 1834 bijna geheel vereenzelvigd wordt met die te Ulrum. Slechts in een enkele bijdrage worden de 'afscheidin­gen' in Doeveren, Hattem, Drogeham en Almkerk erbij gehaald. Ik vraag mij af: waarom? Ik weet het: De Cock ging voorop en de anderen volgden. Maar, zo vraag ik, isoleert men De Cock zo niet teveel? En verheerlijkt men hem niet teveel? Een critische benadering van De Cock en zijn inzichten, een benadering die daarom bij mij het meest geloofwaardig overkwam, terwijl toch niet zijn beginsel verloochend wordt, kwam ik tegen in de bundel van de Vrijgemaakt-Gereformeerden. Anderen nemen hem in alles zonder meer in bescherming. Als ik hier iets persoonlijks aan mag toevoegen. De omstandigheden waarin De Cock, meest door eigen schuld, kwam te verkeren, zouden mij nooit tot een afscheiding hebben gebracht. De omstandigheden waarin Scholte, Van Velzen en Brummelkamp kwamen te verkeren evenmin. Zij hebben zelf, onbesuisd, de moeilijkheden opgeroepen. De omstandigheden waarin Gezelle Meerburg kwam te verkeren, zouden mij het écht moeilijk hebben gemaakt.

Als je gedwongen wordt om bij de politie aan te geven welke gemeenteleden de Gezangen niet willen meezingen, wat Gezelle Meerburg is overkomen, dan wordt het waarlijk nóód.

Twisten

Er zijn, zoals ieder weet, heel wat twisten geweest onder de Afgescheidenen van het eerste uur. In de meeste opstellen van deze bundels bemerkt men daar niet zoveel van. Of Scholte op zijn eentje wordt de zondebok. De Cock zou zo goed reformatorisch zijn geweest! Of men tracht alle tegenstellingen zo goed mogelijk af te zwakken. Maar doorgaans gaat men er aan voorbij. En toch waren zij er. En ook de onkerkelijke handelingen. En ook de dwang der bepalingen en regels. En dat terwijl men met de Hervormde Kerk gebroken had vanwege de dwang der bepalingen. Of, wat nog erger is, de terreur van een of andere (sterke) persoonlijkheid. Kunnen de afgescheiden broeders het geloven, als ik zeg, dat het ons, als Hervormden, erg moeilijk valt om met jaloerse blikken gade te slaan, wat de Afscheiding van 1834 in eerste instantie heeft opgeleverd? In de Hervormde Kerk was het wat, en het bleef wat, maar wat de Afscheiding ervan gemaakt heeft, is bepaald ook niet aantrekkelijk. Wat een verdeeldheid en voortgaande verscheuring! Wij staan niet voor de keus: Hervormde Kerk óf Afscheiding; zo eenvoudig ligt het niet, want dan rijst onmiddellijk de vraag: Welke afscheiding?

Ik merkte al op: Zij die bleven zijn op de achtergrond gebleven. Maar: niet geheel en al. In één stuk vooral zijn ze present, in dat van Kamphuis. Dat stuk heeft mij ook het meest geraakt.

Valse kerk

Kamphuis is scherp; hij neemt voor zijn rekening wat er staat in de Acte der afscheiding, dat de Hervormde Kerk een 'valse kerk' is. Hij verklaart hoe De Cock, die de geestelijke vader (niet de opsteller) van deze Acte is, tot deze stelling gekomen is. Het ging De Cock, aldus Kamphuis, om een wederkeer tot de gereformeerde religie, en daarvoor was, volgens De Cock, geen plaats meer in de Hervormde Kerk. Daarom werd Afscheiding geboden, plicht, roeping Gods, de weg der gehoorzaamheid. Het doel was niet 'afscheiding', maar 'wederkeer', de 'afscheiding' was middel tot het bereiken van dit doel. In dat doel had De Cock alle gereformeerden op het oog. Zo gezien was zijn daad een oecumenische daad. De slotzin van Kamphuis' opstel is dan ook: 'Wederkeer verenigt - al moet het ook door afscheiding heen'.

Ik zou bij dit opstel een hele reeks critische vragen kunnen stellen, als bijv.: als De Cock werkelijk ervan overtuigd is geweest dat de Hervormde Kerk een valse kerk is, waarom is hij dan al niet een paar jaar eerder tot afscheiding overgegaan, waarom heeft hij dan, tegen beter inzicht in, minstens 3 jaren in 'ongehoorzaamheid' geleefd, waarom moest het dan eerst zo ver komen, dat hij zijn plaats trachtte te behouden door zich te beroepen, ja op de Reglementen, en op de koning (Willem I), en waarom is hij pas tot deze daad van afscheiding gekomen, nadat hij als predikant was afgezet? En waarom heeft De Cock dan nooit in zijn later leven, voorzover mij bekend is, schuld beleden, dat hij zolang in die valse kerk bleef en daarin zelfs preekte en de sacramenten bediende? Hier klopt iets niet.

Eenheid

Toch, deze vragen wil ik verder laten rusten. Wat mij het meest trof in het stuk van Kamphuis, was zijn hijgend verlangen naar eenheid, ook met de broeders buiten de Afscheiding of althans ook buiten eigen kerkverband. Daarom geloof ik hem op zijn woord, dat zijn kritiek voortkomt uit een 'broederlijke' gezindheid en dat het hem er allerminst om gaat om de 'kloof' te verdiepen. Hier is tenminste een gesprek mogelijk, met critische vragen over en weer. Kamphuis' critiek kunnen wij niet zomaar naast ons neerleggen. Ik doe dat ook niet. Daarvoor is zij te wezenlijk.

Wat doen wij?

Wat doen wij, als Hervormden, na al deze Afscheidingsherdenkingen? Wij kunnen zo (hoog) Hervormd zijn, dat wij geen oor meer hebben voor de stem der broeders die van de Hervormde Kerk afscheid hebben genomen, wel van de Hervormde Kerk, niet van de hervormde (gereformeerde) religie. De zelfverzekerdheid die wij de afgescheiden broeders bij tijden verwijten, en niet altijd zonder grond, kan ook bij onszelf gevonden worden. Het Hervormd-zijn is dan niet meer een aanvechting. Geldt dan niet ook voor ons: Wee de gerusten te Sion?

Geen probleem

Er zijn er ook die van de kerk helemaal geen probleem maken. Zij zetten hun fuikjes overal waar zij water zien en storen zich niet aan territoriale grenzen. Dat is een 'oecumene' van de goedkoopste soort. Terecht zeggen dan de afgescheiden broeders: Waar blijven de artikelen 27 tot en met 32 van onze Nederlandse Geloofsbelijdenis? of zij zeggen, met de titel van een oude brochure: Is dat nu Gereformeerd?

Is er een oplossing? Eén ding is, door al de herdenkingen van de Afscheiding van 1834, wel gebleken, nl. dat deze 'Afscheiding' nog niet behoort tot het verleden. De krachten ervan werken nog steeds door.

De winst

Wat is de winst? Naar ik meen is die in drie punten samen te vatten. Ten eerste, alle Afgescheidenen zijn meer dan ooit aan het verleden, hun afkomst herinnerd. De strijd die toen door hun 'vaders' gestreden is voor de gereformeerde religie, is meer dan sinds vele jaren hen onder de aandacht gebracht. Zij hebben aan de vaders der Afscheiding kunnen aflezen wat een aantal zeer wezenlijke punten zijn in die gereformeerde religie. Want, hoe critisch wij ook benaderen de vaders der Afscheiding, zij waren gereformeerde mannen, die met al hun onhebbelijkheden, gebreken en beperktheden en, naar ons besef, onjuiste daden, niettemin een hartstochtelijke liefde hadden voor de waarheid Gods, vertolkt in onze belijdenisgeschriften. Zij hadden daar ook alles voor over. Dat zullen wij in hen eren. En wij achten het een winst, dat dit opnieuw aan het licht is gebracht. Het kan het kerkelijk leven van nu, onder de afgescheiden broeders en zusters, zegenrijk bevruchten.

Ten tweede, alle Hervormden, behorende dus tot degenen die bléven, is het moeilijk gemaakt. Wij zijn er niet met alleen maar te blijven. Het ware kerk-zijn is een opdracht. Er zal gestreden moeten worden, een geestelijke strijd, binnen het geheel van de Hervormde Kerk, ook binnen eigen kring, want de gereformeerde religie kan men kwijtraken, en ook, samen met alle andere Gereformeerden, temidden van heel het volksleven.

Ten derde, de honger en dorst naar de ware eenheid is aangewakkerd. Hoe die ware eenheid bereikt kan worden, weet ik ook niet. Kiezen voor de strijd in de Hervormde Kerk en een uiterst critisch benaderen van alles wat afwijkt van de Gereformeerde re­ligie, betekent nog niet de weg der afscheiding opgaan. Dat zullen onze broeders en zusters aan de andere kant van de scheidslijn ons kwalijk nemen. Toch hopen wij dat zij er enig begrip voor willen opbrengen, dat wij niet anders kunnen. De 'trouw' en 'gehoorzaamheid' zit, naar onze vaste overtuiging, niet alleen maar in het 'gaan', maar ook, hoe beproefd zij ook is, in het 'blijven'. Trouw aan welke kerk ook is begrijpelijk, en in menig geval te waarderen, maar zouden wij niet bovenal trouw moeten zijn aan Christus zelf en aan Zijn heilig Woord? Zou het mogelijk zijn dat wij dat betrachten, met pijn in het hart om de gescheidenheid, aan weerskanten?

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 november 1984

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's

De oogst van Afscheidingsherdenkingen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 november 1984

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's