Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Barmen, Nederland en het kerkelijk verzet (4)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Barmen, Nederland en het kerkelijk verzet (4)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Doornse thesen

Ook de Doornse thesen, wel geen verzetsbelijdenisgeschrift, maar toch in diezelfde tijd ontstaan en bedoeld als concept van belijden voor de richtingen in de Hervormde Kerk, beginnen met het ene Woord van God, Jezus Christus. Alle waarachtige kennis van God ontspringt aan de kennis van Zijn verzoenend handelen. Vanuit Zijn profetisch en vooral vanuit Zijn koninklijk ambt wordt dan Zijn heerschappij over heel het leven uitgeroepen. Staat en maatschappij kunnen niet bestaan zonder Zijn heerschappij, die het tegendeel is van alle tyrannie. Na enkele artikelen over Gods voorzienigheid en geduld met de mensheid, en over de kerk, volgt dan het slotartikel: Wij geloven en belijden te verwachten het Godsrijk der voleinding, nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, waarop gerechtigheid woont. Dit slot loopt uit op het groot verlangen naar Christus' toekomst, waar ook de Nederlandse Geloofsbelijdenis mee eindigt.

Berkhof, die in zijn toelichting zegt, dat de Doornse thesen als uitgangspunt en handleiding, als getuigenisgeschrift en niet als belijdenisgeschrift bedoeld zijn, laat er geen twijfel over bestaan, dat de strekking is: de kerk komt uit haar vastgelopen standpunten pas los, wanneer zij belijdt dat Christus regeert over en in de kerk, waarin wij samen zijn. Inderdaad: de verhouding van koninkrijk en kerk wordt vanaf 1941/ '42 een zaak van de eerste orde in het belijden der kerk. De naoorlogse ontwikkeling maakt m.i. duidelijk, waar deze stellingname toe geleid heeft.

Hoe ging het verder?

Toen de kerk na 1940 het zwijgen verloor en in de strijd geraakte, heeft met name de Hervormde Kerk de vrijheid van de kerk in woord en werk verdedigd en de verantwoordelijkheid voor het hele volksleven weer op zich genomen. Om zo te zeggen: op een gezuiverde manier werd zij weer volkskerk. Na de Tweede Wereldoorlog werd niet alleen een nieuwe werkorde en kerkorde ontworpen, maar ook een nieuw belijdenisgeschrift ofwel proeve van belijden geconcipieerd.

Najaren van overleg werden op 21 mei 1949 de zgn. Fundamenten en Perspectieven van belijden in de openbaarheid gebracht. De gedelegeerden schreven in hun rapport van 18 febr. 1946 reeds, dat de Hervormde Kerk komen moet tot een nieuwe belijdenis tegenover afgoden en verleidingen van deze 20e eeuw, om ons heen en in onszelf. De omstandigheden en vragen van onze tijd zijn verschillend van dat wat in vorige eeuwen mensen tot belijden bracht. Maar onze kerk wil weer een belijdende kerk worden, wat zij sedert eeuwen niet geweest is. Het ging de ontwerpers van Fundamenten en Perspectieven om de eenheid der kerk, om dat wat de kerk heden te zeggen heeft, en om de strijd rond de religie van de belijdenis. Wat is het wezenlijke in de Heidelberger, in de Ned. Geloofsbelijdenis en in de Dordtse leerregels? Uitgangspunt was de prediking van het Rijk van God. Deze prediking ontbreekt in de genoemde belijdenisgeschriften, en is van beslissend belang voor ons huidige belijden.

Vanuit deze visie ontstond het belijden over de geschiedenis, over het persoonlijke leven en over Israël. Vooral bij dat tweede werden de roeping van de mens en zijn levensdoel benadrukt. Waar het Koninkrijk van God gezocht wordt, daar wordt de waarachtige menselijkheid ons toegeworpen. Een afzonderlijke leer van de Heilige Schrift was volgens de opstellers niet nodig, aangezien het gezag van de Schrift niet formeel, maar vanuit haar inhoud moest worden aanvaard en ondergaan. Slechts wanneer wij ons buigen voor de inhoud van de heilige Schrift, onstaat het geloof in de heilige Schrift als Woord Gods. In 19 artikelen gaat het vervolgens om God onze Koning, om de mens als schepsel en zondaar, om de verkiezing van Israël, om Jezus Christus God met ons, om Hem in de eenheid van Zijn Persoon, om Hem als Profeet, Priester en Koning, om de Heilige Geest, om de heilsmiddelen, om het geloof, om de verhouding van geloof en werken, om de kerk, de geschiedenis, om het persoonlijke leven, om de overheid, om heden en toekomst van Israël, om de voleinding. Het stuk besluit met een lofprijzing op de drieënige God. Na 35 jaar mag misschien gezegd worden, dat dit belijdenisgeschrift - want zo was het ditmaal toch wel bedoeld - het nauwelijks verder gebracht heeft dan tot de theologenkringen in de Hervormde Kerk en de synodevergaderingen. Het heeft ook geen plaats gekregen in de liturgie van de kerk. Hetzelfde valt eigenlijk te zeggen van het gereformeerde Eenparig Geloofsgetuigenis, 1975 gepubliceerd en ontworpen door de gereformeerde hoogleraren Ridderbos en Berkouwer. Of vergis ik me, wanneer ik denk dat ook dit geloofsgetuigenis in de Gereformeerde Kerken op het grondvlak van de kerk nauwelijks als proeve van belijden bekend is?

Waarom

Waarom ligt het zo moeilijk met de consensus, de overeenstemming in belijden in de naoorlogse tijd? Waarom is er zoveel strijd over de status confessionis, de belijdenisstand, in gevallen van kernwapenen en vredesbetrekkingen? Waarom hebben zovelen de innerlijke behoefte om niet slechts te belijden, maar ook hun belijdenis aan het papier toe te vertrouwen? En waarom ondergaan de meesten van hen de bittere ontgoocheling, dat dit belijden niet of nauwelijks overgenomen wordt?

Wanneer ik probeer, het wezen vooral van de Doornse thesen en van Fundamenten en Perspectieven van belijden onder één noemer samen te vatten, dan denk ik: dit wezenlijke is de belijdenis van het Rijk van God.

Alle onderdelen van de dogmatiek worden in relatie gebracht met de heerschappij van Christus en met het Rijk van God. En de conceptie van het Rijk van God wordt uitgebreid tot in de verste toekomst en voorzien van alle details en kleinere concepties, zoals het duizendjarige rijk. Waarom? Omdat het Rijk van God een verbindende faktor is tussen hemel en aarde, verleden, heden en toekomst.

Het is echter de vraag of dit Rijk van God in veel theologieën en belijdende ontwerpen niet een vlag is geworden, welke een bepaalde lading moet dekken, die er toch ten diepste niet door gedekt wordt. Ik denk dan met name aan wat Barmen 1984 afwijst: zie het begin van deze artikelen. Is er één soort bevrijdings- of ervaringstheologie, die zich niet beroept op de heerschappij van Christus en het vrijmakende werk van Zijn Geest? Maar de voorvragen en de navragen, de Bijbelse, die diep-theologische voor-en navragen worden overgeslagen. Zoals bij de vrede de meesten vergeten dat vrede in de Bijbel altijd betaalde vrede is (Otto Betz), zo vergeten de meesten dat het Koninkrijk van God in Israël alles met het land, de belofte en de eredienst (het altaar) te maken heeft. En dit alles bepaalt weer op zijn beurt de actieradius van het Koninkrijk van God.

Daarom verzetten veel gemeenteleden zich tegen de theologische concepties, die aangeboden worden als christelijk getuigenis en verplichtende belijdenis tegenover overheid en volk, door kerkelijke en semi-kerkelijke groepen als IKV en dergelijke. De voorvragen liggen bij de leden der gemeente bij het absolute gezag van de heilige Schrift, bij uitverkiezing en verwerping, bij het hoe va4i het geloof, bij Gods regering in de schepping en in het persoonlijke leven. En dan ook bij de sekularisatie, de grootscheepse verwereldlijking, waar bijvoorbeeld in ons geval de kerk zo merkwaardig dubbelzinnig op gereageerd heeft, maar die huisgezinnen uit elkaar heeft gescheurd , om niet meer te noemen. De voorvragen van het koningschap Gods liggen in onze gemeenten bij ethische beslissingen, niet alleen rond Dodewaard en Borssele, maar in die zaken waar jonge en oudere mensen mee te maken hebben: mag ik voorbehoedmiddelen gebruiken, en: hoe staat het met de toestemming van de familie, als in de verpleeginrichting waar vader is opgenomen, van euthanasie sprake is? Heeft de kerk vanuit het koningschap van de Heere Jezus Christus (en minstens zo vanuit Zijn verzoenend lijden en sterven) daar een eenduidig antwoord op gegeven?

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 november 1984

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's

Barmen, Nederland en het kerkelijk verzet (4)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 november 1984

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's