Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Prof. dr. H. Visscher, zijn visie op  en zijn strijd om de kerk (7)

Bekijk het origineel

Prof. dr. H. Visscher, zijn visie op en zijn strijd om de kerk (7)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

In de kerk werden de pogingen tot kerkherstel voortgezet. In 1927 werd op verzoek van de confessionelen door de synode een commissie benoemd, waaraan werd opgedragen, een weg te zoeken, waarlangs de kerk in haar geheel weer een belijdende kerk zou kunnen worden. Haar voorstel werd verworpen. Daarna bleven toch de bewegingen van Kerkopbouw en Kerkherstel actief. Zij vonden elkaar in één streven naar reorganisatie. Visscher schreef ook hierover uitvoerig in het Gereformeerde Weekblad. Weer plaatste hij alles in een breed kader, nl. het ontstaan van de kerk der Reformatie in ons land, als gereformeerde kerken in één organisch verband, het verval daarna en de verwording van de kerk der reformatie tot een 'volkskerk', waarin de tucht niet meer gehandhaafd werd en allerlei afwijkende stromingen ongehinderd doorwerkten en het geestelijk leven inzonk.

Kerkherstel en kerkopbouw

Nu waren er dus in zijn dagen de bewegingen van Kerkopbouw en Kerkherstel! Voor meerderen uit die kringen, o.a. dr. Hoedemaker en dr. Kromsigt, had Visscher diep respect, maar hij kon zich niet vinden in het streven van die bewegingen.

Men zocht, zo schreef hij, weer teveel naar compromissen. Daarom zou het uitlopen op een teleurstelling, zelfs wellicht op het tegenovergestelde van wat men er van verwachtte. Hierbij wees hij nu op de ontwikkelingen in de kerken van de Doleantie. Daar had men wel een betere kerkorde, doch was daar nu een echte, zich doorzettende reformatie gaande? Visscher plaatste hier een groot vraagteken, wéér, gezien de ontwikkelingen in de prediking en in de Schriftbeschouwingen in die kerken. Hij vreesde, dat de voorgestelde reorganisatie eveneens geen echte reformatie zou meebrengen, geen echte terugkeer van de kerk tot de Heere en Zijn Woord, tot wat in de gereformeerde belijdenis beleden werd, tot een léven daaruit en een daarbij passende regering van de kerk.

Bij de voorgestelde reorganisatie was het ideaal herstel van de ambtelijke vergaderingen én een 'Christus-belijdende volkskerk'. Dit laatste noemde Visscher een utopie. Op scherpe wijze schreef hij daarover, in negatieve zin. Liet hij hier niet te veel gelden de ontwikkelingen in zijn dagen? En deed hij hier wel geheel recht aan de bedoelingen van verschillende voorstanders van het ontwerp? Toch hees hij, in wat hij schreef, een duidelijk waarschuwingssein! Volgens hem zou die volkskerk niet beter worden dan de kerk, toenmaals. Het geheel enig gezag van de Schrift en dat van de gereformeerde belijdenis zouden daarin ook niet op de rechte wijze functioneren. En de gereformeerde belijders zouden daarin niet 'veilig' zijn.

Men stelde dat de belijdenis weer zou moeten functioneren, doch met beroep op het Woord? Visscher was daar niet gerust op. Hoe verschillend, zelfs tegengesteld Werd er in de kerk gedacht over het gezag en getuigenis van de Schrift en over de fundamenten van de belijdenis. Zo vond hij ook de uitdrukking 'Christus-belijdende volkskerk' te vaag. In de oude christelijke kerk, zo schreef hij, was er de concentratie van het belijden in 'Christus is de Kurios - de Heere' tegenover de keizerverering. In de dagen van de Reformatie werd dit opnieuw uitgebouwd. Niet voor niets! Het geheel enig gezag van de Schrift, het 'door genade alleen' en 'door het geloof' waren in het geding. Door de rechte functionering van deze belijdenis in leer en leven moest de kerk sindsdien op het rechte pad gehouden worden. Maar Visscher vreesde dat hiervan in de georganiseerde kerk niet veel terecht zou komen.

Enkele vooraanstaande personen uit de Gereformeerde Bond deden aanvankelijk mee met het voorstel tot reorganisatie. Visscher verweet hen 'ruimte-idealisme'. Uiteindelijk distancieerden zij zich eveneens van dit voorstel. Ds. Van Grieken hield op een jaarvergadering van de Gereformeerde Bond een referaat onder de titel: 'gereformeerde, niet-volkskerk'.

Bezettingstijd

De eerlijkheid gebiedt, dat wij tenslotte memoreren, dat prof. Visscher in de bezettingstijd nog een poging tot oplossing van het kerkelijk vraagstuk - naar zijn visie - heeft gedaan.

Hij had zijn kijk op de geestelijke en economische ontwikkehngen in West-Europa. Het communisme zag hij als de grote bedreiging, de democratische vrijheid werd volgens hem almeer tot een losbandigheid, waardoor dé ware volkskracht werd gesloopt. Duitsland, tót en mét het opkomende nationaal-socialisme zag hij als een dam daartegen. Bovendien was Duitsland toch, na de eerste wereldoorlog, groot onrecht aangedaan? Economisch konden wij dit land niet missen. Terwijl wat in de Boerenoorlog was gebeurd, bij Visscher en meerderen een sterke antipathie tegen Engeland had opgewekt.

Tijdens de bezetting heeft hij de president van de cultuurraad verzocht, de rijkscommissaris voor te stellen de synodale organisatie 'op te ruimen'. Daartoe moesten de besluiten van 1816 en 1852 worden ingetrokken. Dit moest gepaard gaan met de benoeming van een commissie, die een zelfbestuur van de kerk zou moeten voorbereiden, naar de beginselen van de belijdenis. In deze commissie zouden zitting moeten hebben enkele juristen en anderen, niet alleen uit de Hervormde Kerk, doch ook uit de gescheiden kerken. Met droefheid en meer dan dat, vermelden wij dit verzoek om vrijmaking van de kerken aan een bezettende macht, die mede schuldig stond aan de uitroeiing van het joodse volk!

Verklaring

Kort voor zijn sterven in 1947 heeft prof. Visscher echter een schriftelijke verklaring afgegeven, vooral bedoeld voor 'het gereformeerde volk' waarmee hij zich altijd nauw verbonden heeft gevoeld. In deze verklaring stond, dat leidinggevende personen uit de N.S.B, later er bij hem op hadden aangedrongen om zich opnieuw met de zaken van de kerk in te laten, niet los van hun kerkpolitiek natuurlijk, maar dat hij dit toch pertinent had geweigerd!

Wat hem dreef

Visscher heeft geen leerstellige uiteenzetting over de kerk nagelaten. Wel handelde hij veel over de kerk - in zijn referaten, brochures en artikelen. Wij vermeldden het een en ander van zijn visie op en zijn strijd om de kerk.

Wij zagen, wat hem daarbij dreef! Een persoonlijk gegrepen zijn door Hogerhand, én door de geschriften van Calvijn en andere gereformeerde theologen, die met name handelden over de souvereiniteit Gods, de praedestinatie en de kerk. Een sterk persoonlijk gekleurde bewogenheid met de kerk tot eer Gods en tot zegen van haar leden, en met heel het volk toch ook, bezielde hem. Zó ging het hem om dé kerk, naar de Schrift en naar de gereformeerde belijdenis. Waarin in leer en leven niet gemarchandeerd wordt met het geheel enig gezag van de Schrift en met dat van die belijdenis.

Dit is toch ook nu, in verband met 'Samen op Weg' een zaak van de eerste rang! Wel staat de kerk thans in een andere situatie en zijn er nieuwe vragen. Doch in de reformatorische belijdenisgeschriften wordt zulk een geloofsgetuigenis gegeven omtrent de Schrift en de Drieënige God, de Vader, de Zoon en de Heilige Geest en hun werken, dat de handhaving en de rechte functionering daarvan bij een waarlijk gereformeerde kerk onlosmakelijk behoort!

Barrières

Visscher zag bij andere pogingen tot kerkherstel steeds onoverkomelijke barrières voor een echte reformatie. De latere ontwikkelingen hebben hem niet in het ongelijk gesteld. Zijn visie was, dat een betere weg zou zijn de 'vrijmaking van de kerken', een zich terugtrekken op de gereformeerde belijders en een zich concentreren op de plaatselijke gemeenten, en in het isolement de kracht zoeken tot opbouw en tot uitbouw opnieuw. Deze visie werd door meerderen, ook binnen de Gereformeerde Bond, niet gedeeld. Wij stelden eveneens reeds onze vragen, die ook nu, in verband met het kerkelijk vraagstuk, nog actueel zijn. Hoe vér moet het geloof in de doorwerking van het Woord gaan in een diep gezonken kerk? Hoe is de verhouding tussen plaatselijke gemeente en algemene kerk? Hoe staat het met de zelfstandigheid van de plaatselijke gemeente? In de Nederlandse Geloofsbelijdenis, zo zagen wij, worden twee woorden voor 'vergadering' gebruikt. Aan beide realiteiten, in die woorden tot uitdrukking gebracht, moet toch recht worden gedaan? Sluiten 'Gereformeerde' en 'Volkskerk' elkaar uit? Gaat het er hierbij niet om wat men met 'Volkskerk' bedoelt?

Verkiezing en verbond

Bij 'Samen op Weg' speelt het vraagstuk van de geboorteleden mede een rol. Hier zijn wij weer bij de verhouding van en de spanning tussen Verkiezing en Verbond. Visscher is hierop niet diep ingegaan. Wel hield hij eens voor een kring van predikanten een referaat over: 'Het genadeverbond in ons kerkelijk leven'. Hierin sprak hij van een uitwendig en inwendig verbond. Deze onderscheiding vinden wij niet bij Calvijn en in de belijdenisgeschriften, wèl bij latere theologen. Het zijn volgens Visscher eigenlijk twee zijden van één verbond, maar hij onderscheidde ze wel zó sterk, dat het bijna een scheiden werd. Ook hier schetste hij weer de ontwikkeling in de historie. In het Oude Testament was het intern verbond niét los te maken van Israels volksbestaan, later strekte het zich uit over de algemene kerk, die echter de gestalte kreeg van meerdere nationale kerken. Toen kon men eerst nog spreken van een uitwendig verbond met een volk als geheel. Maar die nationale kerken werden uiteengebroken. Toen was er geen sprake meer van een nationale kerk, evenmin van een verbond met een volk als geheel. Het inwendig verbond, dat het volle heil en het déél hebben daaraan in zich sluit, is eigenlijk opgericht met Christus, als het Hoofd van al de zijnen. En zo omvat het al de zijnen, de gelovigen, de uitverkorenen. Deze vindt men nu in verschillende kerken. Het uitwendig verbond is wijder dan het inwendig verbond. En omvat allen, die uitwendig tot de kerk behoren, doch niet meer heel de natie. Terecht benadrukte Visscher dat een zich bevinden binnen het verbond in zijn zichtbare verschijning - het uitwen­dig verbond - zonder meer niet inhoudt een deel hebben aan het heil, maar dat hiertoe nodig is een levende geloofsrelatie met Christus, door de Heilige Geest. Toch rijst hier de vraag, of mede door die onderscheiding van uitwendig en inwendig verbond, de betekenis van het toch éne verbond der genade met zijn beloften, én eisen wel genoeg uit de verf is gekomen. Is naast de verkiezing ook niet dit verbond met zijn beloften en eisen mede bepalend voor de visie óp de kerk en voor de grenzen van en de tucht in de kerk?

Het ging Visscher om de vrijmaking van de kerken. Ten diepste om een gereformeerde kerk in het midden van het volk. Hij wist en wij weten dat wij, wat dit betreft, een grote verantwoordelijkheid dragen. Wat heeft hij in zijn strijd bereikt? De Reformatie, zowel in het persoonlijk leven als in de kerk wordt echter niet gemaakt maar geboren! Hoe zinvol is het, dat Visscher zijn eerste preek heeft gehouden over de tekst: 'Indien dan de Zoon u zal vrijgemaakt hebben, zo zult gij waarlijk vrij zijn'.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 april 1985

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Prof. dr. H. Visscher, zijn visie op  en zijn strijd om de kerk (7)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 april 1985

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's