Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Prof. dr. J. Severijn en de kerk (6)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Prof. dr. J. Severijn en de kerk (6)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Enkele geschriften van prof. Severijn vragen nu onze aandacht. Eerst een referaat, gehouden in 1929 voor de 'Jongelingsverenigingen', getiteld: 'Afscheiding en Doleantie'. Hierin krijgt de zelfstandigheid van de plaatselijke gemeente weer een sterk accent, eveneens de religie en de rechte functionering van de belijdenis.

Uitvoerig wordt in dit referaat ingegaan op het kerkelijk leven onder de synodale organisatie. Weer noemt hij haar een éénheidsinstituut, in strijd met het wezen van de kerk. De rechten van de plaatselijke gemeenten werden aangetast. De kerk werd één grote vereniging, waarvan die gemeenten tot leden werden gebombardeerd. Ook werd onrechtmatig met de plaatselijke goederen gehandeld en ontbrak het aan de rechte uitoefening van de kerkelijk tucht. De wijsbegeerte beïnvloedde op negatieve wijze de theologie.

Toch leefde de religie van de belijdenis nog in de prediking en in het leven, in meerdere gemeenten.

De afwijzing van en het verzet tegen de bestaande organisatie werden al sterker. Mede door de bestaande toestand werd een geest van individualisme en separatisme gekweekt, wat leidde tot gezelschappen en conventikels.

Negatief aangepakt

Uiteindelijk leidde dit tot de Afscheiding en de Doleantie. Severijn levert hier scherpe kritiek op de reactie van de kerkelijke besturen. Ten diepste ging het hier toch, zo zegt hij terecht, om die religie en dat functioneren van de belijdenis. Maar de besturen ging het om rust en om het nakomen van de reglementen. De afgescheidenen werden wel op een zeer negatieve wijze aangepakt, zelfs met steun van de overheid. Severijn zinspeelt hier zelfs op wat het Sanhedrin deed in Jezus' dagen. Zij leverden Hem uit aan de Romeinse overheid. Hij noemt dit een schandvlek in onze vaderlandse kerkgeschiedenis!

Zijn sympathie voor de Afscheiding en Doleantie ging ver. Hij wist zich geestelijk verbonden met de afgescheidenen en dolerenden. Zij kwamen immers op voor datgene waar het hem eveneens om ging! De Afscheiding en de Doleantie brachten - zo schrijft hij - niet de ware Reformatie, maar naar Gods welbehagen waren ze wel tot zegen van de kerk en van het volk.

Wel blijkt in het referaat, dat zijn sterkste sympathie uitging naar de Doleantie. Dr. A. Kuyper en anderen, rondom dezen noemt hij zelfs magistrale geleerden, krachtige predikers en machtige pleitbezorgers van de zaak, waarom het ten diepste ging. De mensen van de Afscheiding waren hem ook zeer lief vanwege hun geestelijk leven. Doch hij vond hen vaak in hun theologie en bedoelen te eng. Hij zag soms bij hen het gevaar van een bevindelijkheid, die volgens hem de toets van de Schrift niet kon doorstaan en die leidde tot onderlinge twisten én tot een individualisme, dat schadelijk was voor hun visie op de kerk.

Bij Kuyper en de voormannen van de Doleantie onderkende hij het gevaar van speculatie. Toch meende hij, dat zij dieper groeven in de Schrift en de gereformeerde theologie. Hem sprak ook hun bedoelen bijzonder aan: om niet alleen te komen tot reformatie van de kerk, maar om ook de cultuur, de wetenschap enz. 'te doorzuren' vanuit de gereformeerde beginselen, omdat voor alle levensterreinen geldt: 'Christus is Koning'.

Begrijpelijk

Deze sympathie is begrijpelijk. Trok het strategische optreden van Kuyper de ook militante Severijn aan? Stellig lag het alles hier dieper. Bij beiden vinden wij een sterke - te eenzijdige - nadruk op de zelfstandigheid van de plaatselijke gemeenten, en een te subjectieve kijk op de kerk als de vergaderde gemeenschap van de ware gelovigen, of wel de wedergeborenen, die dan vooral gezocht worden onder de gereformeerde belijders.

Belangrijk is, dat Severijn de gedachte van de veronderstelde wedergeboorte in de lijn van Kuyper, afwijst. Hij zegt dat men van een veronderstelde wedergeboorte nog zou kunnen spreken, doch dan met betrekking tot de uitverkorenen, denkend vanuit de Raad Gods! Zo kon hij niet uit de weg met het belijden in het klassieke doopsformulier, dat alle kinderen, die ten doop worden gehouden, 'in Christus geheiligd zijn'. Hij meent dan, dat het hier zou gaan om een bij die kinderen aanwezige innerlijke heiliging.

Uiteindelijk zegt Severijn in dit referaat, dat beide bewegingen toch niet hebben gebracht, waarom het ten diepste ging: de reformatie van de kerk als gereformeerde kerk. Evenals Visscher wijst hij er op, dat lang niet alle gereformeerde belijders meegingen, maar velen in de hervormde kerk bleven. Zo werd de kerk der belijdenis - de ware kerk - gescheurd. Wat in strijd is met art. 29 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis.

De les in dit alles voor de gereformeerde belijders in die kerk, gelegen, is - volgens hem - dat zij zich wachten moeten voor kerkelijk geweld en te snel willen uitvoeren van bedachte plannen. Dit zou bij 'tegenwind' van de zijde van de kerkelijke besturen opnieuw kunnen leiden tot afscheiding.

Hier herinnert hij tevens weer aan de reorganisatieplannen die toen op stapel stonden, doch waarin hij wéinig of geen vertrouwen heeft. Even brengt hij dan ook opnieuw de gedachte van een modus vivendi naar voren. Hij wijst erop, dat dit geen nieuwe gedachte is, dat zelfs dr. Hoedemaker even 'in die richting gedacht heeft' en ze reeds in de strijd tussen de Contra Remonstranten en Remonstranten op de kerkelijke tafel is gebracht.

Zuurdesem

Toch laat hij dan de gedachte aan een andere weg domineren, nl. die van het zuurdesem in deze zin, van de doorwerking van de rechte prediking van het Woord en van de rechte bediening van de sacramenten in de plaatselijke gemeenten. Biddend en hopend op zegen. Zo komt hier toch weer de kerk in haar geheel in het zicht!

Wel is opvallend, dat Severijn in dit referaat, juist in verband met de Afscheiding en de Doleantie weinig positiefs zegt over de hervormde kerk onder de synodale organisatie. Wij vragen hier weer: was zij niet een planting Gods in ons vaderland? Is het juist: dé kerk onder die organisatie zó zeer te beperken tot de gereformeerde gemeenten en belijders? Behoren ook velen door doop en geboorte niet tot de kerk, krachtens het genadeverbond? Iets wat wel voor henzelf bijzondere voorrechten en verantwoordelijkheden meebrengt. Maar hebben wij voor die velen geen verantwoordelijkheid? Ligt - ondanks vele gebreken - nog niet Gods verbondstrouw als een bewarend schild over die kerk? Hebben de afgescheidenen niet ten onrechte de hervormde kerk een valse kerk genoemd, om hun aparte kerkinstituering te rechtvaardigen?

Wij zeggen niet, dat bij Severijn het zicht op de kerk, niet alleen vanuit de verkiezing, maar ook vanuit het verbond, geheel ontbrak. Doch wij horen daar in dit referaat - weinig van. Dit lag bij het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond anders. Ons inziens, werd dit bij Severijn zelf later ook wel wat anders!

In 1941 schreef hij, met anderen uit de gescheiden kerken, over 'de eenheid der kerken'. Deze éénheid is, zo betoogt hij ook hier, naar de Schrift voor alles een organische eenheid, een gemeenschap van het geloof, dat de Schrift als Gods Woord erkent en in de belijdenis wordt verwoord. Die eenheid komt allereerst tot openbaring in de plaatselijke gemeenten, waar Christus Zelf Zijn heerschappij voert door Zijn Woord en Geest en waarbij de bijzondere ambtsdragers Zijn werktuigen zijn. Die gemeenschap moet dan wel ook in breder verband tot uitdrukking komen en geoefend worden in de classes en synoden. Daar moeten besprekingen gevoerd worden over mo­ gelijke ketterijen en over zaken, die verder het wezen en de roeping van de kerk raken. De daar genomen beslissingen zijn, met beroep op de Schrift, gezaghebbend. Severijn verwijst hier naar Hand. 15. En dan gaat hij weer in op de situatie van de hervormde kerk. Hoe daar - in het eenheidsinstituut - wel nog de belijdenis ligt, maar niet functioneert. Echter, daar zijn toch nog de gereformeerde gemeenten en belijders. Daarbuiten zijn nu echter ook gereformeerde kerken met een organisatie, die bij hun wezen past.

Organische eenheid

Zo zijn daar meerdere kerken, die ten diepste niet een uitwendige, maar organische eenheid vormen en een gemeenschappelijk geloof belijden. Wij vragen hier wel: hoe zou Severijn nu de situatie beoordelen? Naar zijn mening mag men zich bij de bovengenoemde realiteit niet zonder meer neerleggen. Immers, is Christus gedeeld? Hier is er ook de opdracht, om nader met elkaar die eenheid en gemeenschap te beoefenen. Er nu zegt hij, wat dit betreft, merkwaardige dingen.

Hij zou willen, dat die gereformeerde gemeenten en kerken door middel van afgevaardigden bijeen zouden komen in één gemeenschappelijke vergadering. Hoe hij zich dat voorstelt? Daarin is hij minder duidelijk. Bij de afgescheidenen zou dit, gezien hun verdeeldheid, naar zijn mening, al niet gemakkelijk gaan. En wat 'de hervormden' betreft, hier zou er toch eerst weer zo iets moeten gebeuren, als de vrijmaking van de gereformeerde gemeenten binnen haar organisatie en de belijdenis zou daar weer op een verantwoorde wijze moeten kunnen functioneren.

Met dat al - op die gemeenschappelijke vergadering zou niet primair de institutaire eenheid aan de orde gesteld moeten worden, maar andere zaken, die het wezen en de roeping van de kerk raken en dit in verband met de situatie, waarin de kerken samen verkeren. Op die wijze zou, er een getuigenis van de kerk uitgaan, waardevol voor haar zelf en voor heel het volksleven.

In deze bijdrage valt nog iets op. Severijn heeft het daarin ook over de grote stadsgemeenten. Hij pleit dan voor niet al te grote eenmansgemeenten, met één predikant en één kerkeraad dus. Hij wijst een algemene of centrale kerkeraad eigenlijk zelfs af. De kerkeraden van de eenmansgemeenten kunnen samen komen in de classicale vergaderingen. Hij verwijst hier eveneens naar de huisgemeenten in het Nieuwe Testament. Wij denken aan de kerkelijke situatie onder ons. Hoe wij in de grotere gemeenten nog de geografische wijkgemeenten hebben, doch tevens almeer de mentale parochies. Mede om moeilijkheden vanwege de bestaande modaliteiten of richtingen uit de weg te gaan en ieder in het kerkelijk Jeruzalem kan zitten onder zijn vijgeboom. Maar vooral, omdat diepere oorzaken hier een rol spelen, die juist ook de religie van de belijdenis betreffen.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 september 1985

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Prof. dr. J. Severijn en de kerk (6)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 september 1985

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's