Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Gereformeerde Gezindte  en haar studerenden

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Gereformeerde Gezindte en haar studerenden

Ideaal en werkelijkheid

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

De laatste tijd is allerwegen uitvoerig aandacht gegeven aan de emancipatie (vrij vertaald: ontwikkeling, ontplooiing) van de Gereformeerde Gezindte, met name van de zogeheten bevindelijke kringen. Dr. C. S. L. Janse schreef immers een proefschrift daarover, getiteld ' Bewaar het pand'. In dit proefschrift komt genoemde emancipatie vooral aan de orde aan de hand van het participeren in nieuwe organisaties of het stichten daarvan. En verder wordt die emancipatie als zodanig inhoudelijk getoetst aan de hand van een aantal uiterlijke kenmerken, die wezenlijk zouden zijn voor de bevindelijke kringen. Opvallend is echter dat in het proefschrift van Janse geen enkele aandacht wordt gegeven aan het studentenwerk binnen de Gereformeerde Gezindte. Ontwikkelingen op het gebied van het onderwijs, de omroep, de pers worden geschetst. Maar aandacht voor de studerenden ontbreekt. Terwijl toch juist deze sector de meest gevoelige is als het gaat om emancipatie. Door studie worden de intellectuelen gevormd en deze hebben, hóe dan ook, grote invloed op de kring waarin men leeft.

We werden eigenlijk bij deze omissie in het proefschrift van dr. Janse bepaald toen we kennis namen van het lijvige nummer van Wapenveld, het orgaan van de Reunitas Reformata Quia Reformanda, de reünistenvereniging van de studentenvereniging CSFR, die haar studenten sinds jaar en dag betrekt uit de Gereformeerde Gezindte. Het themanummer van Wapenveld heeft als titel 'De uitdaging aanvaard?'. Het is samengesteld vanwege het zesde lustrum, het dertigjarig bestaan van de vereniging. Reden genoeg er hier aandacht aan te geven.

De vijftiger jaren

Rondom 1950 werden de CSFR en (even later) de RRQR opgericht. De oprichters van de CSFR kwamen goeddeels uit de Gereformeerde Gemeenten en de Gereformeerde Bond. In een historisch doorkijkje in het genoemde Wapenveld-nummer schrijft drs. J. J. Visser: 'zij richtten vooral hun aandacht op onderwerpen als kerk en staat en lieten zich daarbij leiden door de calvijnse noties van 'verbond' en 'theocratie', daarbij gestimuleerd door 'moderne' vertolkers als Woelderink en Van Ruler... Een derde karakteristiek - naast die van oriëntatie op Calvijn en het staan in de tijd - was dat de studerenden niet slechts academisch bezig wilden zijn, maar zich wilden laten leiden door de Heilige Geest. Bevinding was een regelmatig terugkerend thema en de eerste winterconferentie handelde over het onderwerp 'De godsvrucht, vereiste tot de wetenschap'. Terecht merkt drs. Visser op dat in die beginperiode en de iets latere periode bekende hervormd-gereformeerde predikanten 'geestelijke leidslieden voor velen in de vereniging' waren. Namen worden genoemd van de predikanten G. Boer, W. L. Tukker, J. van Sliedregt, L. Kievit en (later) C. Graafland. Daarnaast waren W. Aalders, J. Overduin, H. Jonker, G. P. van Itterzon en A. A. van Ruler leidinggevend, mede door hun bijdragen op conferenties.

Op een hele generatie jonge studenten hebben deze mannen, in al hun verscheidenheid en ook bij de één meer, bij de ander minder, invloed geoefend. Ze hebben een bijdrage geleverd in de vorming van de toenmalige academici binnen de Gereformeerde Gezindte.

Voor schrijver dezes was het frappant dat drs. Visser nog weer eens in herinnering riep een onvergetelijke zomerconferentie met als sprekers dr. F. de Graaff (over 'secularisatie en secularisme'), dr. R. Hooykaas (over 'secularisatie en wetenschap'), dr. J. J. Buskes (over 'kerk in een geseculariseerde wereld') en ds. J. T. Doornenbal (over 'wereldgelijkvormigheid'). Ondergetekende was conferentiepraeses en alléén al de voorbereidingsbesprekingen met de referenten waren onvergetelijk. Mannen van naam en faam spraken indringend met studenten, die pas kwamen kijken. Ds. Doornenbal had op de genoemde conferentie overigens een kwartier nodig om te vertellen dat hij niets te vertellen had en voorzover dat wél het geval was zou het geen effect hebben, want studenten luisterden toch naar niemand. Intussen hield hij zijn gehoor gevangen in een meeslepend betoog, waarin hij blijk gaf de wereld, ook in de literaire producten van die tijd, te kennen.

Eigen wegen

Het is onmogelijk hier weer te geven wat het lijvige Wapenveldnummer biedt. Slechts enkele algemene opmerkingen mogen dienen om aandacht voor dit nummer en daarin tevens voor de studerenden in de Gereformeerde Gezindte te vragen.

We - om het nu verder maar in deze wijvorm te houden, vanwege betrokkenheid mijnerzijds - discussieerden over kerk en staat, over roeping en belofte en verkiezing, over de theocratie en artikel 36 van de Nederlandse Geloofs Belijdenis, over de roeping van de christen in de samenleving, het getuige zijn, de bevinding. We kregen er vrienden voor het leven. Hoewel de wederwaardigheden des levens met zich meebrengen dat slechts een klein aantal echte vrienden overblijft.

Er tekenden zich ook al spoedig lijnen af. Er kwamen ook ferme discussies voor over de vraag óf en in hoeverre ook sprekers van buiten de eigen kring moesten worden uitgenodigd. Er deden zich eveneens ferme discussies voor over de vraag welke theologen leidinggevend zouden zijn. Wat dit betreft, in een artikel 'De uitdaging aanvaard? Een brede analyse' vraagt ds. P. F. Th. Aalders aandacht voor de theologie van Karl Barth (en annex de visie van de natuurwetenschapper C. J. Dippel). Inderdaad is daar in de betreffende jaren ook druk over gediscussieerd, met wat de politieke kanten ervan betreft ook over de doorbraakgedachte. Maar hier scheidden ook fundamenteel soms de wegen, wat na de studietijd ook duidelijk werd.

In een bepaald jaar liepen de discussies hoog op. Student K. van der Sluis, na zeven jaren Delftse studie omgezwaaid naar theologie in Leiden, vroeg uitdrukkelijk aandacht voor Barths theologie, waardoor hij gegrepen was. Eén en ander bracht diepe tweespalt in de gelederen van de vereniging. Het ging toen (o.a.) ook om de vraag of de (barthiaanse) Van Niftrik op een zomerconferentie spreken zou. Later keerden de rollen om. Ten tijde van het Getuigenis in 1971 - door drs. Visser ook in zijn artikel genoemd - trokken Van Niftrik en ondergetekende samen op tegen de 'messiaanse theologie' en was ds. K. van der Sluis - toen predikant te De Lier - de grote en intussen de felste opponent. 'Van Niftrik is veranderd', was de commentaar van Van der Sluis op het feit dat zijn oude leermeester de weg van het Getuigenis ging. Van der Sluis werd later de eerste voorzitter van de EVP.

Door dit alles is echter wel duidelijk dat diegenen, die ooit in de CSFR elkaar vonden en met elkaar zich bogen over de meest fundamentele onderwerpen, na hun studie verschillende wegen gingen. Velen hebben overigens een leidinggevende plaats gekregen in kerk, staat en maatschappij. Leden van de Tweede Kamer als drs. G. van Leyenhorst en drs. C. P. van Dijk en ir. B. J. van der Vlies zijn er voorbeelden van. Ir. L. van der Waal maakt deel uit van het Europees parlement. Verschillenden werden hoogleraar. Anderen kregen een plaats in het onderwijs, de academische wereld, de medische wetenschap, als leidinggevende in bedrijven, als predikant in verschillende kerken. Het feit dat verschillende reformatorische scholen voor voortgezet onderwijs konden worden bemand, dat een dagblad als het R.D. kon ontstaan (met oud-CSFR lid Janse als hoofdredacteur) vormen het bewijs dat de emancipatie van de Gereformeerde Gezindte niet los staat van het feit dat in de naoorlogse jaren velen gingen studeren, aanvankelijk vooral in de technische richting (Delft), later ook in de geesteswetenschappen. Daarom, nogmaals, het is onbegrijpelijk dat dr. Janse aan deze kant van de emancipatie in zijn proefschrift geen aandacht heeft geschonken. En dat terwijl het 'bevindelijke' zelfs in de statuten van de CSFR een plaats kreeg.

Gaat het echter over eigen wegen dan bedoel ik dat ook bepaald inhoudelijk. Er zijn in de academische wereld binnen de Gereformeerde Gezindte ook duidelijk verschuivingen opgetreden. Drs. Visser zegt (ietwat grofweg): 'te signaleren valt echter wel, dat mensen zijn "opgeschoven". Talrijke voormalige doopleden van de Gereformeerde Gemeenten zijn in de Gereformeerde Bond terecht gekomen. Velen uit de laatste kring zijn naar het "midden" van de Hervormde Kerk gegaan'. In deze uitspraak van Visser zit ongetwijfeld een duidelijke kern van waarheid. Anderzijds zei in de jaren, dat overgangen veelvuldig waren, een predikant dat diverse personen uit de gescheiden kerken met zo'n vaart de Hervormde Kerk binnen schoten dat ze door de Gereformeerde Bond heenschoten. Ook dat is waar. En eveneens is waar dat velen trouw bleven aan de kring waaruit ze voort kwamen.

Eén ding is echter ook waar: 'de oriëntaties in denken en houding zijn zo zeer uiteengelopen, dat het de vraag is of die mensen, die 20 of 30 jaar geleden een zomerconferentie meemaakten met elkaar en ondanks verschillen in afkomst en visie, zich toch verbonden voelden, dat nu nog wel zouden kunnen en willen. Wij constateren, dat wij elkaar niet hebben kunnen vasthouden als een beweging met een alternatief en als een bezield verband'.

Over dat bezield verband gesproken, 'we' waren theocraten, voelden ons geroepen tot 'kerstening van de samenleving', kortom haden hoge idealen. De idealen waren intussen hoger dan waar kon worden gemaakt. In een vraaggesprek met ir. B. J. van der Vlies — Tweede Kamerlid voor de S.G.P. — in dit Wapenveldnummer ('Niemand heeft het recht om onbekeerd te zijn') zegt deze: 'in je studententijd ben je bezet met vele idealen en je treedt de maatschappij binnen en raakt toch ingekapseld in allerlei verplichtingen en strukturen, waarvan je je niet in alle opzichten, zoals je dat ooit wenste, kunt losmaken. M.a.w. een zekere verburgerlijking treedt op. Toch vind ik, dat we ons daar ook weer niet door moeten laten ontmoedigen of op verkijken. Veel oudleden blijken in een kerkeraad te zitten, evangelisatiewerk te doen, bestuurlijke of andere verantwoordelijkheid te dragen t.a.v. de zending, school of ziekenhuis...'. Prof. drs. C. van de Merwe, verbonden aan de Erasmusuniversiteit te Rotterdam, zegt: 'je wordt wel getekend door de praktijk, waardoor je de realiseerbaarheid van de idealen gaat relativeren. Je moet je er inderdaad maar niet teveel van voorstellen'.

En drs. G. Verwey (o.a. voorzitter van de Raad voor de Zaken van Overheid en Samenleving in de Hervormde Kerk) zegt: 'hoe vul je het begrip kerstening in in de situatie van vandaag? Een situatie die fundamenteel gewijzigd is... wat nu bijvoorbeeld aan de orde is, is de vraag hoe we ruimte kunnen geven aan een multiraciale samenleving'. En verder: 'in mijn positie probeer ik vanuit mijn oude ideaal op mijn wijze een bijdrage te leveren. Maar ik erken dat het resultaat uiterst schamel is. Ik denk dat veel mensen van de oude generatie CSFR zo bezig zijn . De veranderingen in de afgelopen dertig jaar hebben het ideeal niet doen verbleken maar wel in een nieuw kader geplaatst'

Telkens gereformeerd worden

Dat idealen vaak stuk breken op de weerbarstige werkelijkheid is zonneklaar. De vraag is echter wel of 'we' gereformeerd gebleven zijn. En gereformeerd zijn betekent — om het met de naam van de RRQR te zeggen — telkens opnieuw gereformeerd wórden. En is verder de liefde gebleven tot het 'achterland', waaruit naast hout, hooi en stoppelen ook zoveel goud werd ontvangen? Ik denk dan vooral aan de eerbied voor de Schrift, het autenthiek bevindelijke, de praktijk der godzaligheid.

Er zijn in de loop van de jaren inderdaad kerkelijke verschuivingen, kerkelijke overgangen opgetreden onder de academici in de Gereformeerde Gezindte. Het belangrijkst is echter of men gereformeerd gebleven is. En gereformeerd zijn is niet een zaak van studeren maar van (be)leven en met het hart studeren. Godsvrucht als beginsel der wetenschap, zei Voetius.

Wie nog eens oude ledenlijsten van de CSFR doorneemt moet constateren dat velen weggegroeid zijn uit de Gereformeerde Gezindte. Er zijn er zelfs in de buitenkerkelijkheid terecht gekomen, of in de randkerkelijkheid. Van de Gereformeerde Kerken is bekend dat velen van haar academici onkerkelijk werden, hun gereformeerd verleden achter zich heten. Maar de Gereformeerde Gezindte in engere zin kent dit probleem ook. En verder, met een zekere weemoed kan men constateren dat na de studieperiode, waarin zoveel samen kon, de kerkelijke of organisatorische kaders soms blokkades werden om verder samen op te trekken. Het 'bezield verband' bleef niet bestaan of had geen blijvend waarde.

Oud-leden van de CSFR vindt men dwars door de kerken en richtingen heen. Dat er verschuivingen, opschuivingen hebben plaats gevonden kan men het gemakkelijkst zien bij hen, die predikant werden. Wat de Hervormde Kerk betreft zijn ze te vinden in de sector van de Gereformeerde Bond maar ook in de confessionele modaliteit en in de midden-orthodoxie, waarvan sommigen zeer maatschappij-kritisch. Het zal met de overige leden wel op soortgelijke wijze gesteld zijn.

Roeping

Inmiddels zijn er ook vandaag de vele studerenden in de Gereformeerde Gezindte. Vinden ze een luisterend oor bij ouderen, predikanten en anderen, zoals dat bij de eerste generatie studerenden het geval was? Ook vandaag gaat het om dezelfde vragen als dertig jaar geleden. Ook vandaag zullen jonge mensen gevormd moeten worden om straks leidinggevende posten te bekleden in kerk, staat en maatschappij. Ook voor hen geldt dat de vreze des Heeren het beginsel der wetenschap is. De CSFR en daarna de RRQR hebben veel mogen betekenen voor generaties studenten, al was het ook alleen maar daarin dat de ontmoeting met anderen — in de Gereformeerde Gezindte en daarbuiten — geleerd en beoefend werd. Belangrijk is evenwel het fundament waarop gebouwd wordt. De studentenbeweging in de Gereformeerde Gezindte geeft ook voorbeelden van gestrande schepen, die bakens in zee zijn. Maar ook vandaag hebben we nodig een bezield verband. Opdat het gereformeerd zijn gestalte krijgt in oefening van gemeenschap tussen allen die ook werkelijk gereformeerd willen zijn, en in getuigenis en dienst aan de samenleving. Te mogen studeren is gave en opgave. Is en wordt de uitdaging aanvaard? Dat kan alleen in de vreze des Heeren, in het besef dat het ook in de wetenschapsbeoefening gaat om de eer van Gods Naam. En wie boven de eenvoud van het geloof der Schriften uitgroeit vervreemdt van het volk dat daarin wortelt. Wie uit de rijkdom van dat geloof leeft weet zich verbonden met allen die de Heere Christus in onverderfelijkheid hef hebben gekregen. Hopelijk mag er sprake zijn van een vruchtbare wisselwerking tussen de gemeentem en diegenen die nu studeren. Het werk van de studentenvereniging moge daaraan vruchtbaar zijn.

N. a. v. 'De uitdaging aanvaard?' themanummer van Wapenveld, november/december 1985.

Het nummer is verkrijgbaar door f 8, 10 over te maken op giro 266906.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 februari 1986

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

De Gereformeerde Gezindte  en haar studerenden

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 februari 1986

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's