Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Geloofsopvoeding en catechese

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Geloofsopvoeding en catechese

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

(Boekbespreking)

Enkele maanden geleden verscheen, onder bovenstaande titel, een boekje, dat een handreiking wil geven voor de godsdienstige opvoeding in onze tijd. Een boekje dat niet alleen elke predikant en catecheet, maar ook de ambtsdragers zouden moeten lezen. Ik kan nog verdergaan: het boekje wil een handreiking zijn voor ieder, die iets te maken heeft met de geloofsopvoeding, d.w.z. het is evenzeer lezenswaardig voor ouders en onderwijzers. Vanwege de grote waarde van de geloofsopvoeding in onze tijd (wat een vragen zijn er niet) wijd ik er een uitvoerige bespreking aan, waarbij ik het boekje op de voet volg, zonder de schrijvers (het zijn er zeven) in de rede te vallen.

Problemen

Heel wat ouders, onderwijzers en catecheten zitten met de godsdienstige opvoeding van (hun) jonge kinderen. Een gevoel van onmacht heeft zich dikwijls van hen meester gemaakt. Ze vragen zich af of het nog wat uithaalt in deze tijd.

Heel wat opvoeders voelen zich niet meer in staat de jeugd van onze dagen te vormen tot en in een leven met God. Men zegt wel, dat onze eerste zorg vandaag moet zijn de opvoeders zelf op te voeden en te vormen.

Het gezin

Het gezin is de kleinste opvoedingseenheid, maar zeker niet de minst belangrijke. Wat thuis bij vader en moeder geleerd of niet geleerd is, blijft een stempel zetten op heel het verdere leven. De Bijbel laat ook duidelijk zien, dat het gezinsverband naar Gods bedoelen bij uitstek hét kader is voor opvoeding en vorming van het jonge leven. Men denke aan Deut. 6 en Psalm 78. Of aan de paasmaaltijd: de oudste zoon moest aan zijn vader vragen wat het paasfeest betekende en vader ging vertellen. Maakte vader met zijn kinderen een wandeling langs de Jordaan waar een hoop stenen uit het water oprees (Gilgal), dan gingen de kinderen vragen en vader ging antwoorden. Het zeer jonge kind was op de moeder aangewezen, bij het opgroeien kwam meer de rol van vader naar voren. In het N.T. is het niet veel anders (Efeze 6). Het gezin is nóg bij uitstek de plaats waar de geloofsopvoeding dient plaats te hebben.

De eerste twaalf levensjaren zijn zeer belangrijk. Daarvan zijn de eerste 2 à 3 levensjaren fundamenteel. Haarfijn voelen de kinderen aan of het bij de ouders echt is. We kunnen gerust stellen, dat de ontkerstening in ons land en de steeds vaker voorkomende ontwrichte gezinnen in nauw verband met elkaar staan. Belangrijk is ook, dat de dominee er rekening mee houdt, dat er kinderen in de kerk zitten. De preek mag noch kinderlijk noch kinderachtig worden, maar aandacht voor de kinderen is een goede zaak.

Vanaf 12 jaar

De leeftijd van 12 en 13 jaar is de tijd waarop de jongeren in het algemeen belangstellend zijn voor alles buiten hen. De jongeren zijn leergierig, hebben een goed geheugen en zien er niet tegenop om veel te leren. De moeilijke jaren komen daarna, bij 14 en 15 jaar. De jongeren zijn in het algemeen zoekend, het evenwicht is zoek, het zijn jaren van disharmonie, ook van onverschilligheid en ongeïnteresseerdheid. De jaren daarna kosten minstens evenveel wijsheid. Vragen rond kleding en vrijetijdsbesteding, vakantie en zondagsheiliging, kerk en godsdienst kunnen voor een gespannen situatie zorgen. Als we niet oppassen ontstaat er een vertrouwenscrisis, die blijvende schade kan opleveren.

Laten we de vragen van de jongeren serieus nemen, ook al zijn ze lastig. Laten we heel goed luisteren en niet te snel met onze antwoorden komen. Laten we naast onze kinderen gaan staan als iemand die met dezelfde vragen zit. Laten we gewone taal spreken en clichés vermijden.

Overigens schrik je als bijvoorbeeld uit een onderzoek blijkt, dat 80% van leerlingen van reformatorische scholen niet weet wie of wat ze zich bij de Heilige Geest moeten voorstellen en dat zelfs Jezus veel leerlingen niet veel meer blijkt te zeggen. En hoe is het met de belangstelling in de kerkdienst? Denk aan de houding van veel jongeren op de achterste banken in de kerk. En aan hun gesprekken na afloop van de dienst, die overal over gaan, behalve over de dienst van zoëven.

De catechisatie

Voor het merendeel zijn wij opgegroeid in een gemeente waarin op traditionele wijze catechisatie werd gegeven. De catecheet was veelal de predikant zelf. De indeling van het catechisatieuur was meestal dezelfde: eerst vragen en antwoorden overhoren, daarna volgde de uitleg van de nieuwe leerstof (de catechismus). Op een enkele vraag van de jongeren na bestond de methode uit de monoloog: de dominee sprak, de catechisanten luisteren. Nu blijkt, dat de catecheet hoe langer hoe minder vat heeft op de catechisanten. Verschillende oorzaken zijn daarvoor aan te wijzen: de ontwikkeling en opleiding van veel catechisanten zelf, gebrek aan motivatie bij de catechisanten en hun ouders, ordeproblemen en de drukbezette programma's van de catechisanten. Gemakkelijk ontstaat kortsluiting, zéker als de catecheet niet op de hoogte is van de leefwereld van de jongeren. Daarbij komt, dat veel predikanten lang niet de volle aandacht aan de catechese kunnen geven vanwege hun overvolle agenda's. Terwijl catechiseren een grondige voorbereiding eist. En catechiseren op de prediking na het belangrijkste werk van de predikant (tenzij er een andere catecheet is) dient te zijn. Nodig is contact tussen catecheet en ouders. Wenselijk is ook de instelling van een catechesecommissie in de gemeente, als hulporgaan van de kerkeraad en als adviesorgaan van de catecheet, zodat gezamenlijk gezocht kan worden naar vormen die bruikbaar zijn in de catechetische situatie.

Catechese-nu

Er zijn nog wel meer vragen te stellen. In hoeveel gezinnen leeft men mee met wat op de catechisatie gebeurt? Of blijft het alleen bij klachten: je leert er niets meer, de dominee kan geen orde houden? Of zijn de ouders wezenlijk en opbouwend bij de catechese betrokken? Weet de catecheet uit welke milieus de catechisanten komen, welke opleiding ze volgen of hebben gevolgd? Of ze werk hebben en wat voor werk? Wat ze in hun vrije tijd doen, buiten gezin, school en werk? Hoeveel wereldvreemde catecheten wijten niet het gebrek aan belangstelling van de catechisanten aan die 'lastige jongelui', terwijl ze zelf weinig moeite deden om zich eens echt met de jongerenwereld bezig te houden?

Belangrijkste vraag in de verhouding catecheetcatechisanten is: houd je van ze? Uiterst belangrijk (noodzakelijk!) is ook dat de kerkeraad de verantwoordelijkheid draagt. Weet de kerkeraad hoe het op de catechisatie toegaat? Is de catechese een steeds weerkerend agendapunt op de kerkeraadsvergadering? Belangrijk is ook de groepsindeling: 12-14 jaar, 14-16 jaar, 17 en 18 jaar, 18 jaar en ouder, en de belijdenisgroep. De groepen moeten niet groter zijn dan 15 à 20. Een raad aan de catecheten: sommigen geven de voorkeur aan één avond per week, waarop van half zeven tot half 11 een aantal groepen wordt 'afgewerkt'. Zou een spreiding voor alle partijen niet raadzamer zijn?

Speciale vormen

Wanneer er lichamelijk gehandicapten zijn (ook slecht horen of zien valt hieronder) verdient het voorkeur, dat men meedoet met de andere jongelui in de catechisaties. Dat geeft over en weer de beste benadering. Dit vraagt echter aanpassing, waarbij de mede-catechisanten zelf een dienst kunnen verlenen, b.v. in het ophalen en weer thuisbrengen. Kan de gehandicapte niet naar de catechisatie komen, dan zal hij thuis onderwijs behoren te ontvangen, waarbij heel goed iemand uit de gemeente kan worden ingeschakeld. Speciale aandacht vraagt de catechese aan de verstandelijk gehandicapte, die veelal in de tehuizen geschieden zal. Is voor onze tijd ook een verdere vorming van belijdende leden (lidmatenkring, voortgezette catechisatie) niet zinvol en gewenst? Nodig is ook dikwijls een afzonderlijke evangelisatorische catechese voor hen, die door het evangelisatiewerk belangstelling kregen maar geen kerkelijke achtergrond hebben, en daarom niet goed zijn in te passen in de lopende catechisaties. Catechisatie voor buitenkerkelijken kan een grote zegen betekenen, zowel voor catechisant als catecheet.

School — Vormen van jeugdwerk

Uit deze hoofdstukjes haal ik twee zinnen. De eerste is: 'Laten we bedenken, dat in het christelijk onderwijs veel jongeren bereikt worden.' De tweede: 'Onze jongeren hebben ons begrip nodig, onze aandacht, onze hand, ons hart. Onze jongeren hebben óns nodig. Wij hebben de jongeren ook nodig. De christelijke gemeente is een gemeenschap van jongeren en ouderen.'

Neem en lees

Ik zou over dit goede boekje nog veel meer kunnen zeggen. Het is deeltje 1 in een nieuwe serie 'Bijbel en praktijk'. De hoofdstukjes zijn geba­seerd op lezingen, die gehouden werden in het EO-radioprogramma 'Theologische Verkenningen'. De schrijvers zijn: dr. T. Brienen, drs. G. van Soest, I. A. Kole, L. van Driel, drs. W. Verboom, dr. J. H. v.d. Bank, ds. C. G. Geluk. Uitgeversmaatschappij Kok in Kampen gaf het uit; 106 blz.; prijs: ƒ 14, 90. Zeer aanbevolen. Koop het! Lees het!

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 april 1986

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Geloofsopvoeding en catechese

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 april 1986

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's