Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Euthanasie: de Grote Beslissing (I)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Euthanasie: de Grote Beslissing (I)

Een beroep op al onze medeburgers

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Er is heftiger discussie losgebroken over de euthanasie dan de Staatscommissie had verwacht. Zij meende dat haar rapport een evenwichtige weergave was van wat in alle geledingen van ons volk aan betrokkenheid en zorg, aan protest en pleidooi met betrekking tot euthanasie leefde. Zij heeft in de jaren van haar werkzaamheid alle groeperingen van de bevolking laten spreken en welwillend aangehoord. Zij meende, na alle argumenten op een rij gezet te hebben, tot een positief advies aan de regering te moeten konten. Een minderheid van slechts twee leden was tegen. Een andere minderheid van vier leden wilde een nauwere beperking, maar sloot zich bij het positieve advies aan.

Mevrouw Wessel-Tuinstra van D'66 heeft het advies van de Staatscomissie opgevat als steun voor het door haar ingediende wetsvoorstel. Intussen heeft zij dit voorstel enigszins bijgesteld, om het voor een bredere laag van volksvertegenwoordigers aanvaardbaar te maken.

Hoe komt het dat er na zulk een intensieve studie en na zulk een breed beraad toch van alle zijden in onze bevolking bezorgdheid, onzekerheid, verzoek om meer tijd voor bezinning op de juridische en politieke (mevrouw Dessaur) aspecten opklinken? Men voelt: we staan nu voor de beslissing. Zal het in de toekomst geoorloofd zijn om mensen te doden? Tot heden heeft de wetgeving, voorzover het zelfstandige levende personen betreft, steeds het leven beschermd. Doden, zelfs op verzoek, is verboden. Met dit verbod raken we de basis van ons samenleven als volk. Het leven wordt door het recht beschermd, op straffe van veroordeling bij overtreding.

Omkeer in rechtsbestel

Het wetsvoorstel van D'66 doet deze basis wankelen. In de plicht tot bescherming van het leven worden gaten geslagen. Zal de wet de weg openen voor het doden van medemensen? Voor deze beslissing staat ons parlement. Wij aarzelen niet dit een van de meest ingrijpende beslissingen te vinden die sinds het eind van de Tweede Wereldoorlog door het parlement moet worden genomen. Mag de ene mens de andere mens (helpen) doden? Toestemming daartoe, zij het op bepaalde voorwaarden, betekent een omkeer in ons rechtsbestel. Zoals bekend heeft het kabinet Lubbers een proeve ingediend, waarin de term concrete doodsverwachting kernwoord is. Deze term wordt de norm waarnaar artsen mogen meewerken aan de beëindiging van het leven. Ongetwijfeld bevat deze norm een beperking vergeleken met het voorstel van mevrouw Wessel-Tuinstra! De mens moet in een stervensfase zijn. Toch is dit een gradueel verschil vergeleken met het D'66-wetsontwerp. Principieel wordt het beëindigen van het leven van een rnedemens - en dat is hoe men het wendt of keert: doden - bij de wet mogelijk gemaakt. Het graduele verschil doet ons zeggen: we staan in beide gevallen voor een en dezelfde beslissing. Staat de overheid haar plicht om het leven van de burgers te beschermen af aan één groep in de samenleving, namelijk de artsen? Zullen zij van vervolging en bestraffing gevrijwaard zijn, als zij doden binnen de door de overheid gestelde regels?

Zelfbeschikking

Ons volk is verdeeld. Er is grote druk ten gunste van deze regeling. Voorstander beroepen zich erop de meerderheid te vertegenwoordigen. Luide protesten tegen de beslissing, ook van niet-christenen. Daar tussenin een deel dat niet wil, dat nu de beslissing wordt genomen, vanwege onduidelijkheid en vanwege het risico dat onzekerheid en overhaast handelen meebrengen. Ten slotte een artsenorganisatie die voor haar leden vraagt van vervolging gevrijwaard te worden, als euthanasie gepleegd wordt naar de regels van het wetsvoorstel Wessel-Tuinstra. Zelfs het leven van kinderen moet beëindigd mogen worden, ook al is dit tegen de wil van de ouders! Ze kiezen dan als artsen de kant van de dood. Waarom vinden toch velen dat er recht op euthanasie moet zijn? Lijden vinden zij mensonwaardig, te zwaar om te dragen. Het moet beëindigd worden als de zieke het niet langer wil. Zoals in alles voor ons gezorgd moet worden en zoals wij voor heel ons bestaan rechten menen te hebben, zo moeten we ook het recht op beëindiging van het lijden ontvangen. Als wij het niet meer willen of niet meer aankunnen, moet het leven ons niet langer opgedrongen worden. Achter het lijden moet een punt gezet worden, als wij de dood verkiezen boven het langer zó leven.

Voor velen ligt onder deze redenering een diepere basis. Dat is het recht op zelfbeschiking. De mens moét vrij over eigen leven èn dood kunnen beschikken. De gedachte uit vroeger eeuwen dat het leven gave en opdracht is, wordt geacht niet langer te gelden. De mens beslist zelf. Dat heet zijn recht te zijn.

Medewerking van anderen

Velen zegen dat euthanasie aan strafvervolging moet worden onttrokken, omdat ook zelfmoord niet strafbaar is. Maar er is verschil. Bij de uitvoering van dat recht gaat het niet alleen om de persoon in kwestie, maar worden ook anderen betrokken.

Hierin treffen we het wezenlijk verschil aan tussen euthanasie en zelfdoding. Zelfdoding is een persoonlijke daad. Euthanasie vraagt om medewerking van anderen. Die anderen hebben hun inbreng. Al was het alleen maar dat zij verplicht zijn om na te gaan of genoemde normen - ondraaglijk lijden, uitzichtloze noodsituatie en concrete doodsverwachting - in feite van toepassing zijn!

Maar de medewerking van anderen zal zich ook over andere gevallen uitstrekken. De Staatscommissie heeft in haar advies reeds gesproken over patiënten, die in coma liggen en van wie men niet kan zeggen dat zij 'ondragelijk lijden' of zich in een 'uitzichtloze noodsituatie' bevinden. Wel heeft de vice-voorzitter, prof. Leenen, achteraf betreurd dat deze groep mensen een plaats gekregen heeft in het rapport. Zij behoren namelijk bij diegenen, die dan euthanasie ondergaan, zonder dat van vrijwilligheid gesproken kan worden. Het gevoel van onbehagen, zoals door prof. Leenen verwoord, doet merkwaardig aan. De Staatscommissie bestond uit deskundigen en mensen die geacht mogen worden de draagwijdte van hun adviezen en daden te beseffen. Dat zij ongevraagd ook mensen-in-coma voor euthanasie in aanmerking zien komen, betekent, dat zij deze groep patiënten rekenen tot degenen voor wie met recht euthanasie wordt bepleit.

Liquidatie

Mevrouw Wessel-Tuinstra ziet zelfs, in wat nu wordt voorgesteld, nog slechts een eerste stap. Zij rekent met een uitbreiding tot andere groepen. Die uitbreiding is slechts een kwestie van tijd. Maar daarmee is de deur naar euthanasie van het slot. We mogen herinneren aan een artikel van prof. dr. J. A. A. van Doorn in het NRC/Handelsblad van 30 mei 1985 - dus nog voordat de discussie pas goed was losgebroken. Het lange citaat is de overweging meer dan waard, nu de beslissing genomen moet worden: 'Indien mensen niet langer mogen lijden, dan kan het debat beginnen over de onmenselijke situatie waarin diep zwakzinnigen zich bevinden, of ernstig agressieve criminelen of mensen die herhaaldelijk zelfdoding beproeven. Want waarom zou geestelijk lijden niet reden zijn voor actieve euthanasie? Geldt dat niet in het bijzonder voor mensen die, zoals ernstig zwakzinnigen, nu eenmaal geen wilsbeschikking kunnen opstellen? Eén stap verder brengt ons dan bij de vraag of het eigenlijk wel tolerabel is dat familieleden en professionele verzorgers verplicht worden de last te dragen die dergelijke uitzichtloze 'gevallen' opleggen. Het zijn maar vragen.' Het artikel draagt de titel: 'Van euthanasie naar liquidatie'!

Zieke is onvrij

Een volgende vraag: Hoe vrij zijn zij die om euthanasie vragen? Wij zijn gewend om op te komen voor onafhankelijkheid. Beslissingen die niet onafhankelijk genomen worden, karakteriseren wij als onvrij. Daarom wijzen wij zulke beslissingen af. Een zieke in uitzichtloze situatie is onvrij. Hij is afhankelijk. Hij is op anderen aangewezen. Hij moet het van de zorg van anderen hebben, van hun bereidheid hem te helpen, te verdragen en met hem mee te gaan. Juist deze afhankelijkheid maakt de gedachte dat de beslissing tot euthanasie in vrijheid wordt genomen, tot een illusie. Anderen dan de patiënt hebben inbreng en zeggenschap. Bovendien, wie werkelijk meent dat uitzichtloos lijden recht op beëindiging geeft, kan dat recht niet beperken tot de patiënt. Ook de arts en de omgeving hebben het recht hun mening te geven over de vraag of dat rnoment al is gekomen. Met name de arts krijgt hier een beslissende stem. Niemand verplicht hem om te wachten of de patiënt over een uitzichtloze situatie begint te spreken. Hij kan zelf als eerste spreken. Zelf kan hij dat doen met betrekking tot ondraaglijk lijden. Onder druk van de omgeving moet hij dat wel doen in die gevallen, waarin de patiënt zelf zijn wil niet meer kenbaar kan maken of zijn oordeel kan uitspreken.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 7 mei 1986

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Euthanasie: de Grote Beslissing (I)

Bekijk de hele uitgave van woensdag 7 mei 1986

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's