Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een verduidelijkende commentaar

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een verduidelijkende commentaar

Dr. W. Aalders en het Schriftgezag

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het is altijd een wat hachelijke zaak als mensen met elkaar binnen de kerk een publieke discussie beginnen. Ik ervaar dat heel sterk nu er een duidelijke kwestie rees tussen dr. W. Aalders en mij, waaraan in de pers de nodige aandacht is besteed. Het is allemaal begonnen met een tweetal interviews. Een interview heeft evenwel altijd, vanwege de beknoptheid en ook vanwege het feit dat een ander verwoordt wat men zegt, méér de mogelijkheid van misverstand in zich dan wanneer men zélf verwoordt wat men bedoelt. Maar overigens geeft een interview, mits goed weergegeven, toch iets van een grondhouding weer. Ik hoop van harte dat dit, in wat nu breder geschreven wordt, duidelijker uit de verf mag komen. Als er dan intussen verschillen zijn — en ik meen oprecht dat die er in het onderhavige geval zijn — dan zal het toch zaak blijven de dingen zó te verwoorden dat er geen onnodige tegenstellingen ontstaan.

In het verleden heb ik er, bij het bespreken van vrijwel alle boeken die dr. Aalders schreef, geen onduidelijkheid óver laten bestaan waar duidelijke verschillen tussen ons lagen, zo min als ik verheeld heb dat er mijnerzijds bewondering was en is voor de fundamentele kritiek op de tijdgeest, zoals dr. Aalders die telkens verwoordde. Men zie daarvoor bijvoorbeeld zijn boek 'In verzet tegen de tijd'. Ook in het korte vraaggesprek dat drs. Knevel met mij had heb ik nog eens uitdrukkelijk gezegd dat er van die waardering bij mij sprake was.

Terzake

Maar dan nu de kwestie zelf. Het is jammer dat ds. Van Heyst in zijn reactie op het vraaggesprekje in Koers niet volledig weergeeft wat dr. Aalders in Kerkelijk Magazijn heeft gezegd (voor de totale tekst zie men bijgaande weergave). Want nu zou het kunnen lijken alsof er van een bagatel sprake is. Wie het stuk van ds. Van Heyst ter hand neemt moet zich — als hij of zij het stuk in Kerkelijk Magazijn niet gelezen had — wel afvragen wat er nu wérkelijk aan de hand is. Daarom wil ik toch nog even voor de duidelijkheid van het gesprek een paar letterlijke bewoordingen in het vraaggesprek met dr. Aalders naar voren halen en onderstrepen en tegelijk dr. Aalders vragen of hij zich niet in kan denken hoe 'ruw' die uitspraken vallen.

De kwestie Assen over 'het spreken van de slang' wordt kleingoed genoemd. 'Er zijn zoveel belangrijker dingen'. Het ging toen om een theologisch ziekteverschijnsel (deze dingen kan men vinden in de weergave van ds. Van Heyst).

Maar verder zegt dr. Aalders óók: 'ik acht het absoluut niet relevant of de slang nu wel of niet gesproken heeft'. En als drs. Scheps hem vraagt of iemand, die dat (het spreken van de slang) ontkent uiteindelijk ook niet de Opstanding van Christus zal loochenen is het antwoord van dr. Aalders: 'Dat kun je van zoveel dingen zeggen. Als je ergens begint, gaat natuurlijk alles schuiven. Dat zie je ook. Dat proces is immers voluit aan de gang. Maar wie beweert dat dit komt, omdat men de afwijking van het begin niet heeft weerstaan, geeft er blijk van dat men de wortel kwijt is. Zo praten ontwortelden. Uit respect voor medechristenen, die er zo over denken, zal ik er verder over zwijgen. Maar ik heb er totaal geen boodschap aan. Ik noem het tijdverspilling als je daar je kracht aan besteedt.'

Ik herhaal de vraag of dr. Aalders zich kan indenken dat het totaal van zijn uitspraken hard aankomt? Waarom kreeg bijvoorbeeld de uitdrukking 'ontwortelden' geen nadere uitleg?

Laat ik in ieder geval persoonlijk illustreren hoe het bij mij over kwam en waarom ik derhalve ook inging op de vragen van drs. Knevel voor Koers.

Dr. Aalders had in zijn gesprek met drs. Scheps ook wat minder vriendelijke woorden over de Gereformeerde Bond gezegd: hij voelde altijd weer een stuk 'vervreemding' vanwege het vasthouden aan onbelangrijke dingen en het altijd weer stichtelijk toedekken van zaken met bijbelteksten. Had Knevel mij gevraagd daarop te reageren, ik zou dat bepaald hebben geweigerd. We behoeven van dr. Aalders toch geen G.B.-er te maken, zomin als ik bereid ben me te rekenen tot 'de kring van de vrienden van Kohlbrugge'. Maar in de kwestie van het Schriftgezag gaat het om dieper zaken. En met name het feit dat dr. Aalders stelde ' dat er belangrijker zaken waren dan zich bezig te houden met 'het spreken der slang' raakte me diep; met name ook gezien de vraagstelling en het antwoord daarna met betrekking tot de consequenties ten aanzien van het geloof in de Opstanding als men zich over de vragen van het verstaan van Genesis 1 tot 3 niet druk maakt. Wie namelijk als christen in de natuurwetenschappen bezig is zal zich rekenschap ervan moeten geven óf en hóé hij met een eerlijk geweten bezig kan zijn in de wetenschap en tegelijkertijd helemaal staan kan in het Schriftgeloof. Geeft men zich daar géén rekenschap van dan komt men óf tot een klakkeloze aanvaarding van de evolutietheorie (met alle gevolgen daarvan voor de interpretatie van de hele Schrift) óf men komt tot een dualisme, een gespletenheid: 'zondags belijd je zeer rechtzinnig en Schriftgetrouw en 's maandags stap je over tot de orde van de wetenschappelijke dag.

Er zijn jaren geweest dat ik me van de vragen die hier lagen zeer zorgvuldig rekenschap gaf, móést geven. Wie jongelui op de middelbare school iets van de natuurwetenschappen moet bijbrengen, kan en mag niet om de vragen heen die hier liggen. Welnu, ik ben tot de overtuiging gekomen dat men enerzijds voluit in de wetenschap kan bezig zijn (met verwerping overigens, op wetenschappelijke gronden, van de evolutietheorie) en anderzijds geheel in het Schriftgeloof kan wortelen, maar dan ook geheel in de aanvaarding van de historiciteit van de Schrift, óók als het gaat om Genesis 1 tot 3. Ik ben evenzeer tot de diepe overtuiging gekomen dat, wanneer men de eerste Adam loslaat, dit ernstige consequenties moet hebben voor het zicht op, neen liever het geloof in de tweede Adam, kort gezegd voor Kruis en Opstanding.

Welnu, het raakt je dan diep als gesproken wordt over 'tijdverspilling' wanneer het gaat om de vraag naar het spreken der slang, met in het verlengde daarvan de vraag naar de historiciteit van de eerste hoofdstukken van de Bijbel.

Fundamenteel verschil

Intussen zou het kunnen lijken uit het artikel van Ds. Van Heyst dat er weinig aan de hand is. Eerst wordt een verklaring van dr. Kohlbrugge aangehaald en vervolgens verklaart dr. Aalders het daarmee eens te zijn. Op zichzelf is dat verheugend. Toch heb ik hier één, naar mijn mening beslissende vraag.

Als Kohlbrugge over het spreken van de slang schrijft dan zegt hij: 'het is volkomen duidelijk dat wij hier geschiedenis voor ons hebben (curs. van mij, v.d.G.). Het past de mens niet tot verdichting om te werken wat door Gods Geest is geschreven als iets dat geschied is'. Zou dr. Aalders hier met Kohlbrugge het woord geschiedenis durven en willen gebruiken? Meer dan eens heeft dr. Aalders immers geschreven over het essentiële onderscheid dat hij maakt tussen historie en geschiedenis. Hij zou mij een dienst bewijzen — en ik denk van anderen met mij — door uit te leggen dat voor hem 'historie' ten aanzien van Genesis 3 geen spiritualisering, geen 'verdichting' betekent van wat geschied is.

Toen ik Calvijn bestudeerde op het punt van de eerste hoofdstukken van Genesis viel het mij op hoe Calvijn sprak over 'de historie van Gods scheppingswerken'. De schepping is werkelijk geschied. Voor zover mij bekend maakt Calvijn bepaald geen onderscheid tussen historie en geschiedenis. Het ging hem om de 'historiciteit' van de eerste hoofdstukken van Genesis. Dat heeft te maken met historische betrouwbaarheid, met wat in de concrete werkelijkheid van en in de zichtbare scheppingswerken is geschied. Is er in dat opzicht namelijk juist in de theologische bezinning van de afgelopen tientallen jaren — niet in het minst ook aan de Vrije Universiteit— geen sprake geweest van 'omwerken tot verdichting van wat is geschied'?

Het zou mij voor de duidelijkheid lief zijn als dr. Aalders eens expliciet zou willen verwoorden wat voor hem het onderscheid tussen historie en geschiedenis is als het gaat om 'het spreken der slang'. Laat ik er dan direct concreet bij zeggen dat het mij niet alleen om dat spreken van de slang gaat, maar om de 'historie van Gods scheppingswerken' en de concrete val van Adam, de eerste mens. Want men kan natuurlijk wel zeggen dat de duivel de eeuwen door in slangegewaad tot de mens gekomen is maar dat neemt de vraag naar de eerste mens in het paradijs, die door influistering van de satan viel, niet weg. En nogmaals, hieraan zit vast de vraag naar de historische betrouwbaarheid van de Schriftwoorden, óók ten aanzien van de heilsfeiten.

Ter afronding

Nog enkele opmerkingen ter afronding. Het valt zeer wel te begrijpen dat, wanneer men van nabij geconfronteerd is geweest met de onverkwikkelijkheden rondom Assen, men daar een trauma van overhoudt. Hoeveel kloven ontstaan zo immers niet tussen vrienden en verwanten?

Verder onderken ook ik het gevaar dat men zó fundamentalistisch met de vragen rondom de eerste hoofdstukken van Genesis bezig kan zijn dat men vanuit de wetenschap de Schrift wil bewijzen. De Schrift valt niet te bewijzen, slechts te geloven. En al zou de wetenschap niets aandragen wat duidt op de juistheid van wat de Bijbel ons als historisch betrouwbaar meedeelt dan heeft de Bijbel nochtans gelijk. Werner Keller, die zijn boek schreef 'De bijbel heeft toch gelijk' en die wetenschappelijk de betrouwbaarheid van de Schrift trachtte aan te tonen, had zelf ongelijk. Maar dat neemt niet weg dat men de zaak niet af kan doen met de opmerking dat het niet relevant is of de slang al of niet gesproken heeft. Daar zit te veel aan vast. De ontwikkelingen in de Gereformeerde Kerken na de herroeping van Assen maken duidelijk hoe de deur open komt te staan voor Schriftkritiek wanneer men de historiciteit van de eerste hoofdstukken van Genesis opgeeft.

En dan nog een allerlaatste opmerking. Altijd weer heb ik als kritiek op de publicaties van dr. Aalders gehad dat hij de concrete aardse werkelijkheid niet bijbels-theologisch ernstig neemt. Wordt de schepping niet als het ware direct en uitsluitend naar de hemel overgebracht? Is de metafysica niet zo doorslaggevend dat de concrete aardse werkelijkheid tekort komt? Zou dat hier, in de vragen waarom het ten aanzien van de historiciteit van het spreken van de slang gaat, ook niet het geval kunnen zijn?

Ik hoop van harte dat dr. Aalders in het hier geschrevene aanleiding zal vinden om zélf ook te verduidelijken hoe het betreffende interview en wat nu in het Kerkblaadje werd geschreven met elkaar te harmoniëren zijn. Want de toelichting van ds. Van Heyst is daartoe ontoereikend. Alleen zó kan duidelijk worden of er inderdaad van misverstanden sprake is. De zaak is het waard.

Ik weet overigens best dat we druk kunnen discussiëren over de vraag of de slang al of niet gesproken heeft en tegelijkertijd aan het heil voorbij kunnen gaan en niet weerbaar zijn tegen de influisteringen van de satan vandaag. Maar de vragen van het Schriftgezag zijn geen academische vragen. Schriftgezag en Schriftgeloof hebben alles met elkaar te maken.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 mei 1986

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Een verduidelijkende commentaar

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 mei 1986

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's