Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Godsregering in discrediet (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Godsregering in discrediet (2)

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Naast deze radicale afschrijving van God en het geloof in God en het niet langer kunnen noch willen geloven in Zijn voorzienige leiding zien we in onze tijd ook een andere ontwikkeling. 

Gewijzigd Godsbeeld

Naast deze radicale afschrijving van God en het geloof in God en het niet langer kunnen noch willen geloven in Zijn voorzienige leiding zien we in onze tijd ook een andere ontwikkeling. Prof. Velema heeft er eens op gewezen dat we ook in onze tijd en onder mensen van deze tijd een verschuiving zien optreden in het Godsbeeld. Men is met de antwoorden van vroeger niet meer tevreden (in: W. H. Velema, Kernpunten uit het christelijk geloof, 1978). En die verschuiving in het Godsbeeld heeft weer te maken met een andere manier van zelfverstaan van de tegenwoordige mens. De mens die leeft in een geseculariseerde samenleving leeft heel sterk bij de gedachte dat hij er zichzelf doorheen moet slaan. 'Secularisatie betekent dat de mens op eigen kracht en met eigen middelen met het leven moet klaarkomen' (a.w. pg. 56). Welnu, waar zo het zelfverstaan van de mens zich wijzigt, daar wordt ook anders over God gedacht. 'Het Godsbeeld moet zich bewegen binnen de grenzen die het zelfverstaan van de mens trekt' (a.w. pg. 58). Elke uitspraak over God die de mondige mens niet au serieux neemt, wordt van de hand gewezen. Dit alles heeft ertoe geleid dat er een radicale omvorming terzake het Godsbeeld is opgetreden. Het gevolg daarvan is dat, als het over lijden bijvoorbeeld gaat. God er zelf ook niet goed raad meer mee weet. Wij weten het niet en God weet het dus ook niet. In ieder geval heeft God er helemaal niets mee te maken. Hij wil het lijden helemaal niet. God staat aan de kant van de mens. En zoals wij ons verzetten tegen lijden, zo verzet ook God zich er tegen. God staat net zo machteloos toe te kijken als wij dat doen. God draagt zo eigenlijk de trekken van de mens. Wat dat betreft is er ook weer weinig nieuws onder de zon. We constateerden dat tijdens en na de Verlichting God heel sterk in het menselijke vlak werd getrokken. We zien dat ook vandaag opnieuw, al is het vanuit een andere invalshoek. De mens wil begrijpen, verklaren. Maar hoort het niet tot de kern van het belijden aangaande Gods Voorzienigheid, dat we God God hebben te laten?

Overigens wil dat niet zeggen dat dan alle spanning rond dit belijden is opgelost. Wie er in z'n leven mee te maken krijgt, met de raadselen van het Godsbestuur, met de nevelen rond Gods troon, zal er nimmer meer simpel en vlotweg mee klaar raken. Maar moet dat dan? Moeten we theologisch zo nodig alles verklaren en oplossen? In de Bijbel wordt nimmer verborgen dat Gods kinderen moeite en strijd hebben gekend terzake het Godsbestuur. Kant en klare oplossingen heb ik nimmer in de Schrift gelezen.

Bijbel en voorzienigheid

Wel komen we mensen tegen die hun bange zielsworstelingen aan God bekend maken. Ook in vroeger tijden, ver vóór Auschwitz, zo vinden we in de Schrift, is het geloof geschokt door allerlei diepingrijpende gebeurtenissen die tot raadsels werden. Soms werd ook in de kerk van Christus het schuchter vragen en het niet-begrijpen tot een opstandige beschuldiging waarin het vertrouwen in God dreigde te worden opgezegd. Daar windt de Bijbel gans geen doekjes om. 'Nochtans heb ik met al mijn kracht de Godsregering overdacht, maar 't was een stuk dat in mijn oog mij moeilijk viel en veel te hoog' (Ps. 73 vs. 8 ber.). In de psalmen wordt op verschillende plaatsen het probleem gesteld van de voorspoed van hen die God niet vrezen. Die voorspoed van de goddelozen roept felle twijfel op in het licht van het leed en de verdrukking die gelovigen moeten ondergaan. Waarom zij voorspoed en waarom wij tegenslag? Asaf zingt een lied vol van de crisis die hij juist terzake de Godsregering doorstond. En zijn lied werd door Israël gezongen en wordt door de kerk van het Nieuwe Verbond als haar eigen levenslied meegenomen. Nog altijd. 'Maar mij aangaande, mijn voeten waren bijna afgeweken, mijn treden waren bijkans uitgeschoten.' Hij begrijpt Gods gangen door het leven van mensen heen niet. 'Hoe zou God het weten en zou er wetenschap zijn bij de Allerhoogste?' De feiten van zijn dagelijkse ervaring botsen op het getuigenis van Gods goedheid en nabijheid. 'Nochtans heb ik gedacht om dit te mogen verstaan, maar het was moeite in mijn ogen.' Het kwelde hem hevig, het sneed hem door de ziel. Ik wil maar zeggen, we komen hier duidelijk de diepe crisis tegen waarin Asaf terecht kwam door de botsing tussen Gods nabijheid en het leed en de duisternis. Asaf spreekt over 'nijdig-zijn', geprikkeld zijn, een opgezwollen hart, een gekrenkte ziel. Hij belijdt God schuld over zijn gedrag. Zó erg was zijn opstand kennelijk geweest tegen de leiding van God. Niets minder dan in een diepe geloofscrisis was hij geraakt. Zeker, deze crisis wordt overwonnen. Door God zelf. God grijpt hem bij de hand. Hij mag bij God zijn, gedurig, met al zijn leed, in al zijn duisternis. Maar wat we hier willen onderstrepen is dat de Bijbel het nergens doet voorkomen als zou het geloof in Gods Voorzienigheid een simpele spanningsloze zaak zijn. Ook het boek Job telt talloze aangrijpende klachten waarin de crisis van Jobs geloof tot uiting komt. Hoe kan het bestaan dat zijn wandelen in oprechtheid voor Gods aangezicht vergezeld gaat van zulke ongeëvenaarde rampen. Job zoekt geen oplossing elders als het om het kwaad in z'n leven gaat. Nee, hij erkent: de Heere heeft genomen! 'De pijlen des Almachtigen zijn in mij, welker vurig venijn mijn geest uitdrinkt; de verschrikkingen Gods rusten zich tegen mij' (6 : 4). Job heeft in al het leed de hand Gods gezien. En juist dat zien, brengt hem in een diepe geloofscrisis. Er vaart een hevig en heftig 'waarom' door Jobs leven en geschrift. En ook hier weer wordt aangetoond dat het geloof in Gods Voorzienigheid geen spanningsloze zaak is, waarin alles kloppend en sluitend gemaakt kan worden. Net als Asaf is het ook Job die uiteindelijk leert: God is God en hoe zou ik die God ooit recht verstaan? Maar die God is wel mijn Deel, mijn eeuwig goed. Voor die God heeft Job zich verfoeid in stof en as omdat hij dingen heeft verhaald die voor hem te moeilijk en te wonderbaar waren. Hij heeft die God uiteindelijk niet afgezworen noch gepoogd Zijn gangen en wegen in een sluitend systeem te persen. Wel heeft het leed Job geteisterd, waren er klachten en aanklachten rond tegen God die toch wijs en goed is?

En verder... Legt ook het boek Prediker er geen getuigenis van af dat er geworsteld is door de schrijver met vragen naar de zin van het leven? Hoe kan de schijnbare doelloosheid in de cirkelgang die het leven zo kenmerkt nochtans verbonden worden met de regering en leiding van God? Is niet alles ijdelheid? Alle onrecht dat onder de zon geschiedt? Alle arbeid die een mens al zwoegend en ploeterend verricht? Is niet het resultaat dat hij dan toch naar de doden moet? En is er uiteindelijk ook totaal geen verschil tussen rechtvaardigen en goddelozen? Enerlei wedervaart immers beiden. Zelfs met de beesten is er geen verschil. 'Want wat de kinderen der mensen wedervaart, dat wedervaart ook de beesten en enerlei wedervaart hun beiden; gelijk die sterft, alzo sterft deze en zij allen hebben enerlei adem en de uitnemendheid der mensen boven de beesten is gene; want allen zijn zij ijdelheid. Zij gaan allen naar één plaats; zij zijn allen uit het stof en zij keren allen weder tot het stof (3 : 19, 20). Ook de Prediker kent nochtans in deze donkerheid licht, licht van Boven. Maar dat streept niet weg dat ook dit boek uit de Heilige Schrift getuigt van diepe vragen terzake het Godsbestuur.

Deze voorbeelden uit de Schrift die niet maar incidenteel zijn, maar tot een integrerend deel van de bijbel horen, moeten ons er voor waarschuwen dat wij al te vlot en al te goedkoop en al te simpel met een aantal vroomklinkende termen de nood op dit punt proberen weg te poetsen. De vrienden van Job staan op dit punt niet als verheffend voorbeeld te boek en in het Boek der boeken. En ook de crisis waarin talloze mensen in deze moderne wereld om ons heen zich bevinden terzake Gods leiding en regering mogen we nimmer afdoen met een schouderophalend: dat komt ervan als je God verlaat. Wie werkelijk leeft voor Gods aangezicht, en met beide benen in deze tijd staat, moet de klacht verstaan die ook in onze demonische tijd opstijgt tot God: O God, waar zijt Gij? 'O God, Gij hebt ons verstoten... Gij hebt het land geschud. Gij hebt het gespleten; genees zijn breuken want het wankelt. Gij hebt ons een harde zaak doen zien' (Ps. 60). Maar al weten we ons verbonden met de nood van mensen om ons heen omdat ze mee ook onze nood is, dat wil nog niet zeggen dat we als kerk ons belijden aangaande Gods Voorzienigheid moeten prijsgeven. Of zo dienen aan te passen dat het te aanvaarden valt voor de mens van deze tijd. Is dat niet de tol die allerlei geschriften van recente tijd toch betalen? Is de studie van prof. Van de Beek daar niet een voorbeeld van? Hoezeer ook ingegeven door een pastorale bedoeling 'om met en voor lijdende mensen en als lijdende mens geen antwoord te geven, maar te vragen om hulp, om zingeving, om verlossing' (in: Nogmaals Waarom, Leidse lezingen, 1986, pg. 120). Hij schrijft in een nadere reactie op zijn boek geen antwoord te hebben willen geven op de vraag 'Waarom?', zoals de titel van zijn studie luidt. Hij heeft alleen een nadere formulering van die vraag willen geven. 'Ik wil laten zien hoe erg het is, hoe diep de vragen zijn en hoe reikhalzend we uitzien naar de bevrijding. Waar we leven in uiterste aanvechting kan ik slechts met anderen samen bidden: "Waarom, God?"

Toch kiest prof. Van de Beek voor een aanvechtbaar ontwerp van Godsleer en wel de leer van de veranderlijke God. De in de 2e eeuw als ketters afgewezen opvattingen van Marcion als zou de God van het Oude Testament een andere God zijn dan de God en Vader van de Heere Jezus Christus hebben toch wel iets bruikbaars, vindt prof. Van de Beek. Men is in de kerk zo gaan staan op de eenheid van God, dat er in het beeld van God geen enkele verandering meer mogelijk was. God is een eeuwig, onveranderlijk Wezen, zonder eerder en later. Van de Beek is het daar niet meer mee eens. Hij signaleert in zijn studie dat er een conflict lijkt te bestaan tussen het uitgangspunt 'God is almachtig' en 'God is goed'. Die twee uitspraken over God blijken in de praktijk van het keiharde leven onverenigbaar te zijn. Dat komt omdat we in ons spreken over God de factor 'tijd' buiten beschouwing laten. Maar die moeten we juist invoeren. Dan wordt het zgn. conflict tussen almacht en goedheid Gods inzichtelijker. God is wel niet een andere God, maar Hij is nu wel anders dan voorheen. Gods goedheid van gisteren is een andere goedheid dan die van morgen. En de almacht uit het Oude Testament is een andere dan die uit het Nieuwe Testament. Met de tijd schuiven Gods eigenschappen mee op. God blijft bij dit alles intussen wel God. Het constante in God is, dat Hij zijn beloften vervult. Dat is de eenheid in Zijn handelen; Hij is trouw. Maar die eenheid komt tot uiting in steeds voortgaande wisseling en in steeds nieuwe daden. Maar wat is dan het uiteindelijke resultaat van deze denkweg? Wat is dan de troost voor de mens die in zijn nood roept: Waarom, o God? Zal het goed komen met mij, met uw wereld? Die vraag stelde een student aan prof. Van de Beek op een studiedag over zijn boek. Zijn antwoord was: Dat weet ik niet. En het gebed waarmee hij zijn bijdrage besluit in het boek dat verscheen als een reactie op zijn studie eindigt met de woorden, letterlijk geciteerd: 'Heere Jezus, wij hebben gehoord dat u de Heer bent. En wij geloven het. Maar het is zo moeilijk. Wanneer komt u? Kom, Heere Jezus, ja, kom! Haastig! Voor het te laat is. Amen' (a.w. pg. 123). Daar lees ik uit: Ook Christus, die toch de Heere is, weet de afloop nog niet voor honderd procent zeker. Daar komen we uit als we ons Godsbeeld zoveel menselijke trekken toedelen, dat hij meer mens dan God lijkt. Deed de theologie dat in en na de Verlichting door van God, met eerbied gezegd, een goedheilig man te maken, hier wordt God gedegradeerd tot een enigszins machteloos persoon die krachten schijnt te hebben opgeroepen in Zijn schepping die ook Hij niet meer de baas kan. Mogen we ons dan niet bezig houden met de brandende vraag als hier in het geding is? Zeker, pastoraal bezig zijn noopt ons er steeds weer opnieuw toe. Maar helpen we echt als we grenzen overschrijden waarvoor we eerbiedig dienen halt te houden. Ik denk aan een uitspraak van Calvijn: 'Maar men moet bescheidenheid in acht nemen, om God niet te dwingen rekenschap af te leggen, maar laat ons zo zijn verborgen oordelen eerbiedigen, dat zijn wil voor ons de allerrechtvaardigste oorzaak is van alles' (Inst. Boek I, hfdst. 17, 1). Ik meen dat ds. A. F. Troost gelijk heeft in zijn brief die hij schreef aan Rabbijn Harold S. Kushner als reactie op diens drukverkochte boek 'Als 't kwaad goede mensen treft'. Als hij er in die brief op wijst hoe ook Jezus, nadat er op Zijn 'waarom' geen antwoord kwam, toch Zijn geest beval in de handen van déze God, dan schrijft hij (ik citeer): 'Of ik zelf dan een antwoord heb op de vraag naar het waarom? Nee, geachte rabbi, ik heb geen ander antwoord. Ik heb helemaal geen antwoord. Ik leg mijn hand (niet langer als een vuist) plat op mijn mond. Dat heb ik moeten leren. Dat heb ik mógen leren. Van Job. Maar vooral van Jezus, de Rechtvaardige. God is niet te klein om almachtig te zijn. Wij, wij mensen zijn te klein om God te zijn' (brief gepubliceerd in het kerkblad van Ermelo én in Credo, Tijdschrift voor evangelie en cultuur, mei 1985 nr. 4).

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 juli 1986

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

De Godsregering in discrediet (2)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 juli 1986

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's