Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Schotse Verbondsleer (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Schotse Verbondsleer (2)

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Na het korte historische overzicht van de Schotse Reformatie komen in het boek van ds. Harinck enkele belangrijke verbondstheologen aan het woord. Daarbij maakt de schrijver, in navolging van anderen, een indeling in drie tijdperken: De eerste Reformatie (1535-1616), de tweede Reformatie (1616-1689) en de tijd na de Revolutie (1689-1733). Uit iedere periode wordt één hoofdvertegenwoordiger voor het voetlicht gehaald, terwijl andere godgeleerden slechts terloops genoemd worden. De keuze voor de betreffende representanten lijkt tamelijk willekeurig; Harinck legt er althans geen verantwoording voor af. Wat mij betreft hadden de Erskines meer aandacht mogen krijgen. De onlangs verschenen dissertatie van dr. P. H. van Harten maakt duidelijk welke grote plaats zij in het geheel van de Schotse reformatorische traditie hebben ingenomen.

De eerste Reformatie: Robert RoHock (1555-1598)

Als jongste verbondstheoloog in Schotland wordt Robert RoUock genoemd. Deze godgeleerde gaat ervan uit, dat alle spreken van God tot een verbond behoort. Hij erkent slechts het bestaan van twee verbonden, het verbond der werken en het verbond der genade. In het verbond der werken gaat het om de eis der wet: Doe dit en leef. Aan dit werkverbond moet een mens eerst sterven, alvorens hij in het genadeverbond wordt opgenomen. Harinck noemt dit een belangrijke functie van het werkverbond in de Schotse verbondsleer. Zonder verbrijzeling door de wet zal niemand tot Christus gelokt worden. Er is hier sprake van voorbereidend werk (p. 35). Rollock benadrukt de onvoorwaardelijkheid van het genadeverbond. Alleen voor Christus was het verbond voorwaardelijk, omdat Hij de zahgheid moest verdienen. Voor de gelovigen is het een onvoorwaardelijk en belovend verbond en eigenlijk een testament, een beschikking. Ten diepste wordt het genadeverbond daarom alleen met de uitverkorenen opgericht. Eerst wanneer men door het geloof met Christus verenigd is, is er het bewijs, dat men niet meer onder het werkverbond is, maar overgegaan in het verbond der genade.

Buitenlandse invloed

Nog voordat de eerste vertegenwoordiger van de Schotse Reformatie is uitgesproken, stelt Harinck de vraag aan de orde door welke buitenlandse theologen de Schotse verbondsleer is beïnvloed. Daarbij verwijst hij vooral naar de hervormer van Geneve. Via John Knox heeft Calvijn grote bekendheid gekregen in Schotland. De auteur verzuimt evenwel een directe beïnvloeding door Calvijn met de stukken aan te tonen. Zonder meer gaat hij ervan uit, dat de Schotten geheel en al in de lijn van Calvijn gedacht en geschreven hebben. Van inhoudelijke toetsing is geen sprake. Sterker nog: men krijgt de indruk dat Calvijn geïnterpreteerd wordt vanuit de Schotse verbondsleer, zoals Harinck deze tot nu toe beschreven heeft. Objectief en zakelijk juist is de weergave van Calvijn's visie op het verbond in ieder geval niet. Ik kom daar in het evaluerende slotar­ 68 tikel nog op terug. Harinck is de overtuiging toegedaan dat de verbondsbeloften bij Calvijn onvoorwaardelijk zijn. Niet in die zin, dat allen die door de doop in het verbond begrepen zijn de beloften mogen omhelzen, maar vanwege het feit dat God doet wat Hij belooft zonder dat de mens eraan te pas komt.

Ook het geloof is geen voorwaarde voor de effectuering van de beloften. 'Het tweezijdige van het verbond wordt bij Calvijn gemist. Gods soevereine en eenzijdige belofte van genade aan de uitverkorenen is bij Calvijn het verbond der genade' (p. 41). Uit het slot van dit citaat blijkt reeds, dat de schrijver van mening is, dat de verkiezing bij Calvijn domineert t.o.v. het verbond. De leer van de predestinatie zou voor deze reformator belangrijker zijn dan de verbondsleer. Daarom is er, naar zijn inzicht, ook sprake van een inwendig en uitwendig verbond bij Calvijn. Het eigenlijke verbond der'genade wordt uitsluitend met de verkorenen opgericht. De eigenlijke kinderen der belofte zijn de wedergeborenen. Evenals bij Rollock ziet Harinck Calvijns opvatting van het verbond als een testament, een beschikking. Hierin bespeurt de auteur een groot verschil met iemand als Bullinger. Bij deze hervormer van Zurich zou wèl sprake zijn van een conditioneel verboijd. Hij zag het verbond der genade als bilateraal, tweezijdig. Het krijgt de vorm van een contract, waarbij van de kant van de mens geloof en bekering geëist wordt. Hierin stond Bullinger, zo lezen we, vrijwel alleen in het gereformeerd protestantisme. De latere afwijkingen in de reformatorische verbondsleer (met name Coccejus wordt genoemd) zouden op Bullingers inzichten terug te voeren zijn. Ook op deze problematic hoop ik in de volgende aflevering nader in te gaan.

De tweede Reformatie: Samuel Rutherford (1600-1661)

In het begin van de 17e eeuw hebben ve^l Schotse studenten een Nederlandse universiteit bezocht. In de jaren 1620 tot 165Ö waren in Leiden niet minder dan tachtig Schotten. Ook werden Nederlandse theologische werken gebruikt op Schotse universiteiten. Het kan niet anders pi deze invloed heeft ook doorgewerkt in de Schotse verbondsleer van die periode. Harinck wijst hier onder meer op oudvaders als Witsius, van Mastricht en Coccejus. Als belangrijkste theoloog van de tweede Reformatie in Schotland wordt S. Rutherford genoemd. Zijn bekende werk tegen de Arminianen werd in 1636 in Nederland uitgegeven. Voor zijn visie op het verbond ? ijn wij vooral aangewezen op zijn uitvoerige werk 'Het verbond des levens'.

Rutherford benadrukt, dat de kinderen van de zichtbare kerk tot het genadeverbond behoren. Hun komt de belofte toe. Er zijn evenwel twee soorten verbondskinderen. Er is een zichtbaar en een onzichtbaar verbond. Alleen zij die delen in de verbondszegening van een nieuw hart en een nieuwe geest zijn ware bondgenoten. 'Degenen die slechts uiterlijk in het verbond zijn, zijn niet werkelijk binnen het verbond, want God heeft Zich nooit voorgenomen de beloofde verbondszegen, noch ook de genade om de voorwaarde van het verbond te vervullen aan hen te schenken' (p. 104). Rutherford maakt onderscheid tussen gewone beloften en speciale beloften. De gewone beloften van het Evangelie, waarin zaligheid en verzoening met God door Christus beloofd worden aan een ieder die gelooft, komen tot alle hoorders van het Evangelie. De speciale beloften van het verbond der genade zijn echter alleen aan de uitverkorenen vermaakt. De speciale belofte, dat God een nieuw hart zal geven, wordt in de doop niet aan ieder kind verzegeld. Deze geldt alleen hen, die in Gods verkiezing begrepen zijn. In de speciale belofte ziet Rutherford het wezen van het verbond der genade. God eist wel van allen een nieuw hart. Maar alleen aan de uitverkorenen schenkt Hij wat Hij eist. Hier maakt vrije genade onderscheid.

Ds. R. Kok

Het verschil dat Rutherford aanbrengt tussen de aanbieding van het Evangelie aan allen en de speciale verbondsbeloften, die alleen voor de uitverkorenen zijn, brengt Harinck tot een intermezzo n.a.v. de schorsing van ds. R. Kok in 1950. De fout, die ds. Kok zijns inziens maakte, was, dat hij aanbod en belofte vereenzelvigde. De stelling van ds. Kok was: 'Het Evangelie bestaat uit beloften, dus als ik alle hoorders het Evangehe predik, dan predik ik ook aan alle hoorders de beloften. Immers een Evangelie zonder beloften is een Evangelie zonder inhoud'. De beloften stondeii voor hem dus gelijk met de aanbieding van het Evangelie. De Generale Synode van de Gereformeerde Gemeenten oordeelde dat deze vereenzelviging niet toelaatbaar was en zette hem vervolgens uit het kerkverband. Naar de mening van de'Synode was de onvoorwaardelijkheid van de verbondsbeloften in het geding. God belooft de Zijnen in het verbond alles, ook het noodzakelijke geloof en de bekering. Het geloof is afhankelijk van de belofte en niet omgekeerd. Maar niet aan ieder, die (uitwendig) in het verbond begrepen is, schenkt God het geloof. Daarom moet men onderscheid maken tussen het aanbod der genade door het Evangelie en de verbondsbeloften die onvoorwaardelijk zijn. Het aanbod der genade komt tot allen, de vefbondsbeloften alleen tot de uitverkorenen. Het Evangelie verhaalt 'slechts', verkondigt, nodigt, belooft.

Maar de verbondsbeloften worden te allen tijde vervuld. De eis van geloof en bekering behoort niet bij het genadeverbond, maar bij de wet. Pas als de wet ons verbrijzeld heeft, mogen wij ons de verbondsbeloften toeëigenen. Niet ieder, die gedoopt is, mag dat doen. 'Men mag het zich toeëigenen, dat de Heere zegt: 'Klopt en u zal worden opengedaan' en 'die gelooft zal zalig worden', maar niet, dat God reeds onze God in Christus is en dat ons de zonden zijn vergeven. De Heere maakt plaats voor deze beloften. Hij spreekt tot het hart van schuldverslagenen en wenenden over hun zonden' (p. 124). Omdat God Zijn speciale beloften alleen vervult in de schuldverslagenen, moet er, naar het oordeel van Harinck, onderscheid gemaakt worden tussen het aanbod der genade aan allen en de verbondsbeloften aan de uitverkorenen. En opnieuw onderstreept hij daarbij nadrukkelijk niet alleen Rutherford, maar ook de Erskines en vooral Calvijn aan zijn zijde te hebben.

Na de Revolutie: Thomas Boston (1676-1732)

Mede door het toelaten van episcopaalse predikanten veranderde het klimaat in de Schotse kerk gedurende het begin van de 18e eeuw. Arminiaanse invloeden drongen binnen. De man, die zich daartegen teweer stelde, was Thomas Boston. Aan hem besteedt Harinck dan ook uitvoerig aandacht in zijn beschrijving van de derde periode van de Schotse Reformatie. Hij typeert Bostons visie op het verbond als volgt: Ten diepste is het genadeverbond allereerst met Christus gemaakt en in Hem en door Hem met de uitverkorenen. Indien het met de uitverkoren zondaar zelf gemaakt was, zou deze ook de voorwaarden van het verbond moeten vervullen. Het zou dan eigenlijk een nieuw werkverbond zijn. Ook bij Boston hgt dus alle nadruk op de eenzijdigheid van het verbond. Van een onderscheid tussen het verboiid der verlossing van eeuwigheid en het verbond der genade in de. tijd wil hij niet weten. Er zijn geen drie verbonden, maar slechts twee, namelijk een werkverbond en een genadeverbond. Op de problematiek van twee of drie verbonden gaat Harinck uitvoerig in. Natuurlijk speelt .het geschil met de Christelijke Gereformeerde kerken t.a.v. deze zaak op de achtergrond. Ds. Kersten, die uitdrukkelijk vasthield aan twee verbonden, wordt hier als gezaghebbende autoriteit naar voren geschoven. Diens visie gaat, volgens Harinck, rechtstreeks terug op de Schotse godgeleerden, met name Boston.

De Schotse Verbondsleer eindigt met nog­ maals te onderstrepeii, wat als een rode draad door het hele boek heenloopt: De Synode van de Gereformeerde Gemeenten had het bij het rechte eind toen zij in 1931 haar zes uitspraken deed omtrent het genadeverbond. Met name de dominerende plaats van de uitverkiezing acht Harinck geheel in overeenstemming met de vroeg-reformatorische en Schotse opvattingen. De fout van dr. Steenblok was dat deze niet alleen de speciale verbondsbeloften, maar ook het aanbod der genade wilde beperken tot de uitverkorenen. Daarin ziet de auteur dan ook het kenmerkende verschil tussen de Gereformeerde Gemeenten, waartoe hij zelf behoort en de Gereformeerde Gemeenten in Nederland, waarvan dr. Steenblok de grote voorman was.

BUlijk

De samenvatting van het nieuwe boek van ds. Harinck is tamelijk lang uitgevallen. Bewust heb ik, alvorens mijn kanttekeningen te plaatsen, de schrijver eerst uitvoerig aan het woord laten komen. Vooral waneer een beoordehng van een publicatie kritisch uitvalt, en dat zal inderdaad het geval zijn, lijkt me een objectieve weergave van de inhoud billijk en geboden. Het biedt de lezer in ieder geval achtergrondinformatie over een problematiek die binnen de Gereformeerde Gezindte nog altijd volop aan de orde is. Hij kan nu ook zelf oordelen, wanneer ik in het volgende 'artikel ds. Harinck op een aantal punten zal tegenspreken.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 januari 1987

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

De Schotse Verbondsleer (2)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 januari 1987

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's