Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De catechese van de Reformatie en de Nadere Reformatie (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De catechese van de Reformatie en de Nadere Reformatie (2)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

LEZING OP DE PREDIKANTENCON-TIO VAN DE GER. BOND OP 7 JA-NUARI1987

Wat betreft de leermiddelen merken we op, dat in gezins-, school-en kerkelijke catechese aan kinderen vaak hetzelfde materiaal gebruikt is. In de begintijd is dat vooral het Corp Ondersoeck van Micron (1553) geweest, later vervangen door het Kort Begrip van FaukeHus. Ook is nog lange tijd gebruikt geworden het Kort Begrip van Marnix van St. Aldegonde. Later hebben de boekjes van Borstius en Hellenbroek een grote plaats veroverd, terwijl voor Bijbelkennis het boekje van ds. A. van den Berg is gebruikt. De Heidelbergse Catechismus wordt voornamelijk gebruikt als leidraad voor de catechismuspreek en alleen door de oudere kinderen geleerd. Hij is te moeilijk voor het doorsnee kind. Op school wordt vooral door de jongere kinderen ook het ABC boekje, later het Haneboekje gebruikt.

Belijdenis

In verband met de gerichtheid op de persoonlijke openbare geloofsbelijdenis groeit hiervoor een speciale vorm van catechese. Aarzelend op gang gekomen wordt zij later (na Dordt 1618-1619) meestal gehouden tussen twee avondmaalsvieringen in. Waar we later op terugkomen is de tendens dat deze belijdeniscatechisatie in zijn aard verschuift van een existentiële wijze van kennis-verwerving naar een meer uiterlijk intellektueel onderwijsleerproces. Een exponent van deze ontwikkeling is de verschijning van het Voorbeeld van Hellenbroek dat het Kort Begrip verdringt.

Een andere vorm van catechese die we in ons land steeds meer tegenkomen is de openbare catechisatie. Deze komt voort uit de behoefte iets te doen aan het gebrek aan geestelijke kennis in de volkskerk. De methode is als volgt. De catecheet houdt een betoog en geeft op deze wijze informatie. Daarna stellen speciaal daartoe aangestelde antwoorders vragen en geven zij antwoorden. Het is, zouden we nu zeggen, een vorm van open kringwerk. Centra worden gevonden in Zeeland, Utrecht en Groningen. In de achttiende eeuw stagneert de ontwikkeling, vermoedelijk uit vrees voor conventikelvorming.

Naast de openbare catechisaties bestaan er ook particuliere catechisaties. Dan gaat het meer om een gesloten kring. De doelstelling van deze gesloten kringen is gelegen in de beoefening van de praktijk der godzaligheid. Hoewel de kerk getracht heeft deze particuliere catechisaties.aan banden te leggen, heeft ze niet kunnen verhinderen dat hierdoor het conventikelwezen bevorderd is.

Naast deze vormen van catechese zijn er nog andere ontstaan. We denken aan de voorlezing van catechetische stukken vóór of in de kerkdienst. We denken aan voortgezette catechese en aan onderwijs aan bepaalde categorieën gemeenteleden, zoals volwassenen die gedoopt worden, bewoners van wees-, gast-en bejaardenhuizen en dergelijke.

Uit al deze gegevens zien we dat de gereformeerde kerk in ons land de opdracht het volk te onderwijzen ernstig heeft genomen. In de praktische vormgeving heeft ze zich laten leiden door het voorbeeld van de catechetische centra van de zestiende eeuw. Toch is ze ook eigen wegen gegaan. Vooral inhoudelijk. Daar gaan we nu verder op in en proberen eerst een theologisch-didactische analyse van de catechese van de Reformatie te geven. Daarna evenzo van de catechese van de Nadere Reformatie in ons land.

Doelstelling

De eerste vraag die we stellen aan de catechese van de Reformatie betreft de doelstelling. Wat beoogt de Reformatie met haar onderwijs aan de kinderen? De doelstelling is in drie delen te onderscheiden, te vergelijken met drie concentrische cirkels. De binnenste cirkel is de micro-doelstelling. Het is dat de kinderen de geloofsinhoud leren kennen. De volgende cirkel is de mesodoelstelling. De catechisanten worden geleid naar het afleggen van de openbare geloofsbelijdenis. De buitenste cirkel is de macro-doelstelling. Het is dat de jongeren als lidmaten van de christelijke gemeente als christen zullen leven. Deze laatste doelstelling als uiteindelijk doel vindt zijn weerslag in die onderdelen van de leerstof die een praktisch karakter hebben. Zoals de 'Haustafel' in de lutherse catechese en de decaloog in de gereformeerde catechismi. In Straatsburg ontwaren we hierbij nog een lijn naar het culturele, maatschappelijke leven. Bucer spreekt in dit verband over het koninkrijk van God en J. Sturm over een sapiens et eloquens pietas.

Om dit leerdoel te bereiken legt de catechisant een bepaalde leerroute af. Deze leerroute wordt gevormd door de bekende catechetische leerstukken: het geloof (apostolicum), het gebod (decaloog), het gebed (Onze Vader) en de sacramenten. In de lutherse catechese is de volgorde van

deze stukken gestempeld door een heilsordelijke structuur. Het kind leert eerst zijn zonden kennen aan de hand van het gebod. Vervolgens eigent het zich de genade van Christus toe aan de hand van het geloof. Dan leert het het gebed om zich te oefenen in afhankelijkheid. De kennis van de sacramenten is op de versterking van het geloof gericht. Deze heilsordelijk gestructureerde leerroute vinden we reeds in de Kurze Form van Luther (1520).

In de gereformeerde catechese is de leerroute enigszins anders gestructureerd. In de opbouw van de catechetische stukken missen we het strakke heilsordelijke model. De catechetische stukken worden meer gezien als segmenten die in open relatie tot elkaar staan. De leerroute kent dan ook een openrelatie-model. Het catechetisch veld is samengesteld uit de genoemde segmenten, waarvan het kind in een voortgaand leerproces kennis neemt.

Heidelberger

In de gereformeerde Heidelberger (1563) kruisen het open-relatiemodel en het heilsordelijk model elkaar.. We zouden nu kunnen spreken van een gesloten-relatie-model in een heilsordelijk bepaalde trits: ellende, verlossing en dankbaarheid. We herkennen de structuur van deze leerroute in onze eigen vaderlandse gereformeerde catechese, die immers zo sterk bepaald is door de Heidelbergse Catechismus.

Wanneer we stellen dat de catechisant de catechetische leerstukken leert kennen om bij het catechetisch doel te komen, is het ook belangrijk te zien wat de reformatorische catechese onder kennis verstaan. Luther ziet deze kennis als een gekwalificeerde kennis, namelijk als een kennis die met het vertrouwen (fiducia) gepaard gaat. Een kennis die dit vertrouwen mist, die alleen verstandelijk is, wijst hij radicaal af. 'Diszer glaube ist mehr ein wissenschaft oder merckung dan ein glaub.' Ook Melanchthon ziet de kennis in de catechese als geloofskennis. In zijn geloofsbegrip hangen notitia (kennis), assensus en fiducia (aannemen en vertrouwen) meestal samen. De fides historica wijst hij dan ook af. Later verschuift zijn visie enigszins. Dan beziet hij de fides historica ook teleologisch. Dan staat de verstandelijke kennis niet antithetisch tegenover de assensus en de fiducia, maar draagt ze voorbereidend het materiaal aan waarop in een volgend stadium de assensus en de fiducia steunen. Zo bezien krijgt deze vorm van kennis een relatieve waarde voor de catechese.

Calvijn heeft, zoals bekend, het kennis element in zijn geloofsbegrip opgenomen. Het geloof is een 'divinae erga nos benevolentiae firma certaque cognitio' (Inst. III.2.7). Ook hij wijst de fides historica af. Het is geloof in oneigenlijke zin. Het is niet waard geloof genoemd te worden. (Inst. III.2.10.). Het kennen van de catechetische stukken is dan ook een geloofskennen en draagt een zeer existentieel karakter.

Wat nu de Heidelbergse Catechismus betreft, de doorgaande lijn is deze dat kennis geloofskennis is. Het weten (scire) van de drie stukken in vr. en antw. 2 is als geloofskennis bedoeld. Toch komen we ook het 'door Melanchthon bepaalde teleologische kennisbegrip tegen. We doelen dan op de bekende vraag en antwoord 'Was ist warer Glaub? Nicht allein ein gewisse erkantnusz, sondern auch ein hertzliches vertrawen'. In het Corpus doctrinae expliceert Ursinus deze formule zodanig dat het historisch geloof ook een bijdrage kan leveren aan de geloofskennis, als deze in een later stadium, door de verbinding met het vertrouwen, tot stand komt.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 februari 1987

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

De catechese van de Reformatie en de Nadere Reformatie (2)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 februari 1987

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's