Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De catechese van de Reformatie en de Nadere Reformatie (3)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De catechese van de Reformatie en de Nadere Reformatie (3)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

LEZING OP DE PREDIKANTENCON-TIO VAN DE GER. BOND OP 7 JA­ NUARI 1987

Samenvattend kunnen we zeggen: ook al wordt er genuanceerd over de fides historica gedacht, in de catechese van de Reformatie gaat het uiteindelijk om geloofskennis. Maar als de kennis in de catechese zo hoog wordt genoteerd, komt de vraag op, of deze kennis dan leerbaar is. Het antwoord op deze vraag luidt volmondig: ja. De leerbaarheid van deze kennis is zozeer een pneumatologische werkelijkheid dat ze gezien wordt als een 'conditio sine qua non' van de catechese. Deze leerbaarheid is bepaald niet terug te voeren op een natuurlijke dispositie van de catechisant. Te diep is de reformatorische catechese doordrongen van de verduistering van het verstand door zonde. Het is Gods Geest die de leerbaarheid mogelijk maakt. In de gereformeerde catechese wordt daarbij de illuminatieve werking van de Heilige Geest onderstreept. In de lutherse catechese treedt vooral de instrumentele functie van het Woord aan de dag. Dit brengt een hoge waardering van de Catechismus met zich mee. De Catechismus is de Bijbel in zakformaat. De Catechismus is transparant tot op het Woord.

Methode

Bijzonder boeiend wordt het als we ons buigen over de catechetische methode van de catechese van de Reformatie. Van de 295 boekjes, die we onderzochten, vertoont ongeveer 70% een dialogisch karakter. We kunnen hier niet ingaan op de historische wortels van de vraag-en antwoordmethode, maar beperken ons tot de vraag naar de didactische en de theologische betekenis ervan.

In de Middeleeuwse catechese stelt het kind de vragen en geeft de catecheet, c.q. biechtvader, de antwoorden. In de catechese van de Reformatie is deze rolverdeling precies omgekeerd. De catecheet stelt de vragen en de catechisant antwoordt. Soms heeft deze methode allen maar een didactische betekenis. Dan gaat het om de mogelijkheid van repetitie van de leerinhoud. Maar heel vaak heeft deze methode ook een theologische, betekenis. We raken dan een wezenlijke trek van de catechese van de Reformatie. De catecheet, die de vragen stelt, doet dat als vertegenwoordiger van de kerkelijke gemeente. Het kind, dat antwoordt, doet dat eveneens als kind van de gemeente. Aan dit kind zijn de beloften èn geboden van de Schrift gegeven. Het zijn deze beloften en geboden, die in de antwoorden als geformuleerde leer van de kerk verwoord zijn. Deze heils-en geloofsleer wordt het kind op de lippen gelegd. Dit is maar niet alleen een technisch-didactisch gebeuren, maar veel meer een pneumatologisch gebeuren. De gedachte die er in meespeelt, is die welke we reeds zagen, namelijk dat de Heilige Geest langs de weg van de leermiddelen de kinderen de geloofskennis bijbrengt. Het is de overtuiging van de catechese van de Reformatie dat dit proces plaats vindt in de praxis van de vraag-en antwoordmethode.

Door het leren en repeteren van de antwoorden maakt het kind zich de schatten van de Schrift eigen. Langs deze weg wordt het tot mondigheid geleid. Het reciteren van de vragen en antwoorden is derhalve niet slechts gericht op kennis die alleen potentieel geloofskennis is. Nee, op werkelijke geloofskennis. Deze komt als door 'pneumatologische synchronisatie' tot stand. De antwoorden dragen derhalve een persoonlijk-belijdend karakter.

Catechisant en catecheet

We ronden nu de theologisch-didactische analyse van de catechese van de Reformatie af met enkele opmerkingen te maken over de catechisant en de catecheet. Vanwege tijdgebrek laten wij de leerstof buiten beschouwing.

Het is onmiskenbaar dat in de catechese van de Reformatie een bijzondere aandacht voor het kind is te zien. Al is het kind, psychologisch gezien, nog wel de volwassene in zakformaat, toch is het niet waar, dat de belangstelling voor het kind pas bij de Verlichting begint. Breed is het terrein van kinderen, waarop de catechese zich richt. Het gaat om alle kinderen, kinderen uit alle sectoren van de samenleving. Het kind, de catechisant, wordt vervolgens als een eenheid gezien. Er is geen dualisme tussen lichaam en geest. Antropologisch gezien is er een evenwicht tussen het cognitieve, het affectieve en het actieve (c.q. het attitudinale) element in de leerling.

Theologisch bezien is het kind het gedoopte kind. 'Gott machet alda in der heiligen Tauffe mit mir und mit ihm einen ewigen gewissen Bund', zegt het kind in de Catechismus van R. Rosentritt (1568).

'Wat troost hebt ghy wt uwen Doop? ', vraagt de catecheet in de Corte UndersoeckinghevanM. Micron(1553). 'Datick, doer het bloet Christi, so sekerlick afghewasschen ben van myne sonden, als het lichaem in den Doop met water besprengt werf, antwoordt het kind. Het is duidelijk dat deze betekenis van de doop alleen functioneren kan in de geloofsdimensie. Maar is het kind dan reeds het geloof deelachtig? Zowel in de lutherse als in de gereformeerde catechese is deze gedachte aanwezig. Luther zegt in de Grote Catechismus (1529) dat we de kinderen dopen met de gedachte en in de verwachting dat ze geloven.

Calvijn zegt in zijn Institutie (IV. 16.20) dat in de kleine kinderen het zaad van de bekering en het geloof door de verborgen werking van de Geest besloten ligt. Ursinus zegt dat, hoewel het kleine kind nog niet 'metterdaad' geloven kan, het toch een geneigdheid en vermogen tot geloof heeft.

Nu de catecheet. In de lutherse catechese is het vooral de predikant, de 'Pfarrer', die catechiseert. Hij oefent in de catechese het 'Predigampt' uit. Behalve de predikant helpen ook anderen mee, zoals diakenen (geen ambtsdragers), kosters en anderen. Ouders verrichten vanuit de kerk bezien hulpdiensten aan de kerkelijke catechese. De schoolmeesters op school doen dat op hun eigen wijze. Er is dus een ambtelijke en een niet ambtelijke lijn in de catechese te zien. Op formule gebracht: Het ambt (het 'Predigampt') is de koepel waaronder uiteindelijk alle vormen van catechese samenkomen. Ook al zijn er sectoren van niet-ambtelijke catechese, toch worden deze overstraald door het licht van het Woord, dat zich door het 'Predigampt' verspreidt.

Ook in de gereformeerde catechese is de predikant de eerstaangewezen persoon die catechiseert. Deze catechetische taak is een ambtelijke arbeid. Het is dienst aan het Woord. Ook ouderlingen' en diakenen catechiseren als ambtsdragers. In de taak van ouders en van schoolmeesters en andere niet-ambtelijke hulpkrachten, zien we de andere lijn. Je zou kunnen zeggen dat het meer technische gedeelte van de catechese kan worden uitbesteed, terwijl het eigenlijke, het wezenlijke van de catechese als ambtelijk werk wordt gezien. Vooral het regeerambt treedt hier naar voren. Tot zover de catechese van de Reformatie. Enkele facetten laten we nu rusten, om niet al te breedvoerig te worden. Het betreft het gemeentebegrip en de leerstof van de catechese van de Reformatie. Deze onderdelen komen echter bij de bespreking van de catechese van de Nadere Reformatie vergelijkenderwijs aan de orde.

Nadere Reformatie

Op deze catechese (nl. van de NR) richten we nu onze aandacht. Allereerst geven we een omschrijving van de Nadere Reformatie. Zij is een beweging in ons land, die zich inzet voor de beleving van de leer, tegenover eenzijdige orthodoxie en die ijvert voor de praktijk der godzaligheid, tegenover de verwording van het volksleven. De beweging komt in het begin van de zeventiende eeuw op gang en strekt zich uit tot het eind van de achttiende eeuw.

Wat de catechese van de Nadere Reformatie betreft kunnen we spreken over twee fasen. De eerste fase loopt tot ongeveer de helft van de zeventiende eeuw. Catecheten uit deze fase, zoals W. Teelhnck, de Bouma, Martinus, Streso en anderen blijven min of meer in het voetspoor van de Reformatie. In de fase die volgt, waarin het licht valt op catecheten als Molenaar, Hellenbroek, d' Outrein, Nupoort, Schortinghuis en anderen, is er catechetisch bezien sprake van een verschoven visie op de doelstelhng, de kennis, de praxis, de motivatie, de leerroute, de methode, de catechisant, de catecheet en de leerstof in de catechese. Om de eigen aard van de catechese van de Nadere Reformatie het scherpst in het vizier te krijgen, putten we voornamelijk uit het materiaal, dat tot de tweede fase behoort.

Allereerst bezien we de doelstelling. Deze bestaat uit twee reeksen, die dwars door de micro-meso-en macrodoelstelling heen blijken te lopen. De eerste reeks betreft de kennis van de leer van de kerk en van de godzaligheid. We kunnen dit de voorlopige doelstelling noemen. De tweede reeks heeft betrekking op het beleven van de leer en het beoefenen van de godzaligheid. Deze reeks kunnen we de definitieve doelstelling noemen.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 februari 1987

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

De catechese van de Reformatie en de Nadere Reformatie (3)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 februari 1987

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's