Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

William Booth

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

William Booth

Het Leger Des Heils - (1)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dit jaar, om precies te zijn in de maand mei 1987, bestaat het Leger des Heils in ons land 100 jaar. Reden om het Leger daarmee hartelijk te feliciteren. Reden ook om enkele artikelen aan het Leger des Heils te wijden: wat is het Leger des Heils, waar komt het vandaan, hoe werkt het, wat doet het Leger des Heils?

William Booth

Het ontstaan van het Leger des Heils is onlosmakelijk verbonden met zijn stichter William Booth (1829-1912). Wie Leger des Heils zegt, zegt William Booth, wie William Booth zegt, zegt Leger des Heils.

William Booth werd op 10 april 1829 geboren in een klein plaatsje, Sneinton, dichtbij Nottingham (Engeland). Hij groeide op in een wijk, die behoorde tot een van de armste wijken van Nottingham. Zijn vader was een verarmde spijkerfabrikant, die veelvuldig tegenslagen had en bankroet ging. Williams moeder was door de vele zorgen haast nooit vrolijk. William groeide op de straat op. Toen hij 13 jaar was, moest hij van school af om zijn eigen brood te verdienen. William werd bediende in een klein pandjeshuis in het armste deel van Nottingham. Daardoor kwam hij nog meer in aanraking met de bittere ellende die er in die dagen in Engeland heerste en die bijvoorbeeld beschreven is door de bekende engelse schrijver Charles Dickens: mannen die hun schamele verdiensten verzopen in de kroeg, bittere ellende in de werk-en armenhuizen, kinderen die speelden in riolen en tussen afval zochten naar wat voedsel. 'Van mijn prilste jeugd af aan leerde ik de armoede in haar diepste ontzetting kennen', schreef William later.

Een klein voorval werd van onschatbare betekenis voor William. Een heer en dame spraken hem op straat aan: 'Je lijkt zoveel op onze enige jongen die gestorven is, wil je eens bij ons thuis komen? ' De dame en heer waren methodisten. Zij namen William dikwijls mee naar de kapel. In de sfeer van het methodisme, dat de ellende preekte van een leven in de zonden en aandrong op een persoonlijke beslissing voor Christus, is William tot bekering gekomen. Zijn bekering ging samen met iets dat in onze ogen erg onbetekenend lijkt: hij had een klein zilveren schuifpotloodje van zijn vrienden gekregen omdat hij voor hen een zaakje had opgeknapt. Aan dat zaakje had hij echter verdiend, wat zijn vrienden niet wisten. Wiliam beleed zijn zonden en gaf het potloodje terug. Er daalde vrede in zijn ziel.

Onder de indruk van methodistische opwekkingspredikers, die er veel in die dagen waren, (eens hoorde hij een prediker zeggen: 'Elke minuut sterft er een ziel') en gegrepen door de boodschap van het evangelie, ging hij op 17-jarige leeftijd preken, in een arbeiderswoning in de armenwijk van Nottingham. 'Gaan jullie straks naar de kroeg om het geld aan de drank uit te geven, terwijl jullie vrouwen nauwelijks te eten hebben en jullie kinde­ ren geen schoenen? ', vroeg hij zijn hoorders. Williams 'theologie' was zeer eenvoudig: de mens heeft God verworpen door voor de zonde te kiezen, Jezus is gestorven om zondaren te redden, Jezus roept u om Zijn verlossing aan te nemen, eeuwige zaligheid is het deel van allen die het evangelie aannemen, eeuwige ellende van hen die het verwerpen. William hield samenkomsten in de open lucht, zoals er in die dagen zoveel in Engeland waren. Zijn allesbeheersende passie was: zielen redden voor Jezus.

Buiten de kerk

Een klein voorval bracht William buiten .. de kerk. Op een zondagochtend nam hij - '' een aantal 'bekeerlingen' mee naar de kerk, haveloos gekleed. Dit was de deftiggeklede kerkgangers teveel. William kreeg - ' te horen, dat hijzijn achterbuurtpubliek wel mee naar de kerk mocht nemen, maar dan door de achterdeur, en op de achterste banken. Dit gebeuren heeft er niet weinig toe bijgedragen, dat het Leger des |^ Heils later buiten de kerk zou komen te S staan.

De vraag komt op, hoe wij zouden reageren als iemand met een aantal haveloos geklede mensen de kerk zou binnenkomen. Zou er plaats voor hen zijn? Staat de kerkdeur voor hen open? Blijkt het in onze kerkdiensten dat Jezus ook kwam (vooral!) voor hoeren en zondaren? En dat Jezus heeft gezegd, dat tollenaren en zondaren zullen voorgaan in het Koninkrijk van God? Of had William (hij was nog geen 19 jaar oud) meer geduld moeten |.^ hebben? Of had de kerk van zijn dagen *' (de sterken!) geduld moeten hebben met (de 'zwakke'!) William?

Toen William 19 jaar was kwam hij zonder werk. Ongetwijfeld heeft hij toen gehoopt dat de welgestelde leden van de methodistenkerk werk voor hem zouden weten of op z'n minst oog hadden voor zijn ; arme omstandigheden. Voor de tweede, ; maal werd hij in de kerk teleurgesteld.

Na 12 maanden werk zoeken kwam hij in Londen.

Londen

In Londen werd William opnieuw bediende bij een pandjesbaas, tegen een mini-"^ maal loon en kost en inwoning. In de schaarse avonduren preekte hij in de armenwijken van Londen, zondags preekte hij bovendien twee maal. Onbegrepen door zijn baas en diens vrouw, die zeiden het evangelie te geloven maar daar op* geen enkele wijze blijk van gaven.

Wéér gebeurde er iets, dat een grote wending aan zijn leven gaf: een rijke metho-t dist, met een warm hart voor het evangelie, gaf hem 20 shilling per week (genoeg om ruim rond te komen), zodat hij zich geheel aan evangeliseren kon wijden. William zag dit als de goede hand van God.

In 1855 (hij was ten inmiddels getrouwd) kreeg hij van de methodistenkerk het recht om zich 'reverend(-(predikant) te noemen. William had vele sprekersgaven.

Overal waar hij sprak, stroomden de mensen toe. Hij preekte in stamp\olle kerken en lokalen, soms \oor meer dan 2000 mensen.

Eehter: William kwam buiten de kerk te staan. Hij hekelde te\eel de toestanden van zijn dagen, hij preekte te eonereet. hij riehtte zieh te\eel op de \er\\orpenen en verschoppelingen. Eens zei hij. na een kerstteest^iering: 'Ik wil nooit meer zo'n kerstfeest, de armen hebben niets anders dan de kroeg, het is om de engelen in de hemel aan het huilen te maken." "Zeg Bramwell". zei hij eens tegen zijn oudste zoon. "weet jij dat er mensen zijn. die "s nachts op de bruggen slapen, heel de nacht op de straatstenen? Doe iets. Bramwell. doe iets; bouw loodsen voor ze. een dak bo\en hun hoofd en een paar muren om hen heen."

In 1S57 werd William van zijn fun kt ie (evangelist en prediker) ontheven. De vraag is of hij daar zelf de oorzaak van was of dat de schuld lag bij de kerk van zijn dagen, verstard als deze was in allerlei vormen. Feit is. dat William geen blad \oor de mond nam en dat hij een geweldige passie voor de armen had. Maar is dat niet naar het evangelie? Wat heeft de kerk van zijn dagen tegenover die passie gezet? En wat zetten wij daar tegeno^•er? Zijn wij gedre\'en om het e\"angelie uit te dragen aan de tollenaren en zondaren? Is daar in onze gemeente ruimte voor? William zei: "In de kerk gaat het te plechtig en te deftig toe. De kerkmensen zijn over het algemeen goed ge\"oed en gekleed. Zij blijven hel liefst op een eerbiedige afstand van de schooiers-in-lompen. En omgekeerd voelen de schooiers-in-lompen zich in de kerk niet thuis.

Langzamerhand groeide het evangelisatiewerk van William Booth uit tot wat nu het Leger des Heils is: een evangeliserend "Leger", dat de boodschap van het evangelie dicht bij de mensen brengt en daarbij oog en hart heeftvoor de stoffelijke noden \"an de mensen. We kunnen niet zeggen, dat de kerk dat oog en hart ook altijd heeft gehad.

Boek

In 1890 verscheen het boek van William Booth "In darkest England and the Way out" (in donker Engeland en de weg daaruit), waarin William Booth scherp de toestand van zijn dagen tekende en de uitweg wees. Die uitweg is Jezus Christus. Maar: de boodschap van Jezus Christus moet samengaan met de bevrijding van mensen ook uit hun maatschappelijke ellende.

In zijn boek wijst William praktische wegen aan: opvangcentra voor daklozen en zwervers, voorzieningen voor de armen, stads-en landkolonies waar mensen aan het werk kunnen worden gezet, en kolonies overzee, waar mensen een nieuw leven kunnen beginnen. "Zolang er nog vrouwen schreien, zoals zij nu doen, zal ik strijden... Zolang er nog één dronkaard rondloopt, zolang er nog één meisje verloren en verlaten door de straten dwaalt... Zolang er nog één ziel verstoken is van het licht van God, zal ik strijden, strijden zolang ik kan", schreef hij.

In 1865 stichtte William Booth zijn eigen evangelisatie-beweging Christian Mission (Christelijk Zending). In 1878 werd de naam omgezet in Salvation Army (Leger des Heils).

rcgonstand

NN'illiam Booth en de zijnen hebben enorm veel tegenstand onI\angen. Van de kant \an de kerk: ze \onden hem te radicaal, te weinig lopend in de kerkelijke banen. Van de kant \an de wereld: kroegbazen \ onden dat zijn prediking een aanslag deed op hun broodwinning, rellen ontstonden, waarbij vele gewonden vielen. (In 1882 telde het Leger\ies Heils 669 gewonden. 86 heilsoldaten kwamen in de ge-

\angenis terecht. 6.^ lokalen van het Leger werden \ernield. de politie zag vaak werkeloos toe). Ook van de kant van de regering kreeg William Booth geen steun, slechts tegenstand.

Bewondering

De bewondering kwam later: de stad Oxford schonk hem in 1907 het eredoctoraat. Londen riep hem in 1905 uit tot ereburger. William Booth maakte vele reizen, waarbij hij ontvangen werd door presidenten, koningen en keizers (Amerika, Japan). Bij zijn begrafenis in 1912 was er een stoel in de stralen van Londen die het verkeer meer dan 4 uur lam legde (en dal in die tijd!); er waren 30()() politiemensen op de been om de menigte in bedwang te houden. Een arm straatnicisje lluisterde, toen de kist voorbij kwam, legen de mevrouw die naast haar stond: "Hij gaf om mensen zoals wij." Die mevrouw was H. M. koningin Mary, die zich ongemerkt tussen de menigte had begeven. Het verhaal gaat, dat de dominee (in 1902) op een vraag hoe hij over het Leger des Heils dacht, antwoordde: "Om u de waarheid te zeggen, ik mag het Leger niet: maar om eerlijk te zijn, ik geloof, dat God het wél mag.'

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 maart 1987

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

William Booth

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 maart 1987

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's