Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

In het erfhuis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

In het erfhuis

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

'Wat nut ons de opstanding van Christus? (H. C, Zondag 17)

Wij leven in een tijd waarin het Woord Gods door velen wordt vergeten, weggeredeneerd of zelfs als belachelijk en ouderwets terzijde geschoven. De 'mondige' mens heeft aan de boodschap van het Woord geen boodschap meer, zo is veler gevoelen. Wat moet de moderne mens nog aan met Bijbelse noties zoals het wonder van de maagdelijke geboorte van de Zaligmaker, of met de opstanding van de Gekmisigde? Alles wat ons verstand niet denkend kan overmeesteren moet het veld ruimen. Maar toch... al de eeuwen door gaat het Woord Gods zijn gang door de geschiedenis. Als een rots van graniet staat het in de branding van de tijd, onophoudelijk beuken de machtige golven van de kritiek op deze rots der eeuwen, maar... tevergeefs! Het Woord ligt altijd al midden in de vuurlinie van verguizing, bestrijding en haat. Geen wonder, want het Woord dat van de eeuwige lippen Gods vloeide staat haaks op al het menselijke spreken en denken. Toch... door Gods genade is er een volk op aarde dat leerde vallen voor dat Woord: de Kerk! De Kerk, eigendom des Heeren! heeft van Godswege een hoge roeping, nl. om sprekend te getuigen en getuigend te spreken van Gods grote wonderdaan om die de volkeren te doen verstaan. Het is haar van God geschonken voorrecht met het Woord Gods te staan temidden van een krom en verdraaid geslacht om te verkondigen het Evangelie van de Gekruisigde en Opgestane. Wee haar, wanneer ze niet dat Evangelie zou uitdragen. Ze zou haar naam onwaardig zijn en haar hoge roeping verzaken. In de woelingen van de tijd, bij het rumoer der volken wordt ze geroepen een goede reuk van Christus te zijn. Maar hoe zou ze dat kunnen zijn, wanneer ze niet zelf dagelijks zou vertoeven in het erfhuis van Gods genade? Alleen daar immers krijgt ze de weldaden van Christus' lijden, sterven en opstanding op de handen en in het hart gelegd.

Onze Heidelberger wist dit erfhuis wel te vinden! In Zondag 17 toont ze ons een drievoudige, een volmaakte erfenis welke vast is geworden in de dood van de testamentmaker Jezus Christus. Een testament is immers vast in de doden. Proeft u in de­ ' ze Zondag het verlangen om mensen heilig jaloers te maken op deze erfenis? Nee, onze Heidelberger sloot mensen niet weg van deze erfenis. Ze diepte haar goud op uit de Schrift zelf en in het spoor van de Schrift nodigt ze berooiden en armlastige zondaren tot het wondere heil in Christus: hongerigen en dorstigen, komt met al uw armoede tot een rijke Christus en laat u door Hem rijk maken. Hoe meer er komen hoe beter, want voor een ieder die komt in geloof is er in dit erfhuis een hoorn van overvloed. Kom, laten we eens nader op die erfenis letten in de hoop dat er meer geleefd zal worden uit de volheid van Christus, want ontbreekt het niet juist daar in onze dagen aan? !

Schoon is de volgorde die de Heidelberger in Zondag 17 aanhoudt. Ze laat zien dat Christus de alfa èn de omega, het begin èn het einde van onze zaligheid is. Vandaar ook dat de Kerk niets buiten deze Christus moet en mag hebben. Alle beloften van God zijn in Hèm ja en amen. Het is het welbehagen van de Vader dat Hij de Zijnen door Zijn Christus vrijspreekt van alle straf, hen door Zijn Zoon heiligt en eenmaal met Hem verheerlijkt. De opstanding van Christus is dus een zaak waar de Kerk mee voor de dag mag komen. Voor dit Evangelie behoeft ze zich werkelijk niet te schamen.

De Heere heeft de dood overwonnen, daarvan is Zijn heerlijke opstanding het bewijs, zo wil de Heidelberger ons leren. Hij léék een overwonnene, de dood scheen Hem in een machtige greep te hebben, maar als een Simson nam Hij de poorten van de dood op Zijn sterke schouders en droeg die weg. Zo bracht Hij de dood een dodelijke slag toe en werd een juichende hel de mond gestopt. Door Zijn machtige arm werd de duivel die het geweld van de dood had teniet gedaan, met majesteit zette Hij Zijn voet op de harige schedel van die vijand van God en mensen. Maar... wat nut dan óns Zijn zalige opstanding, zo vraagt de Kerk? Ziet u Hem dan niet opkomen uit de valleien van de dood met een schone buit in Zijn doorboorde handen? Ziet u dan niet dat Hij Zijn handen heeft gevuld met... gerechtigheid, gerechtigheid die voor God geldt? Hij móest sterven om onze zonden. Aan het kruis moest de mantel der gerechtigheid worden afgeweven. Maar... Hij moest ook worden opgewekt om als de Opgestane die mantel te leggen om de schouders van hen die de Vader Hem gaf als Zijn Bruid. U begrijpt, dat voor dit heerlijke werk een dode Jezus de Kerk niet van nut is. De handen van een dode Jezus liggen stil, werkeloos. Zijn voeten zijn machteloos. Zijn mond is gesloten. Zijn ogen zien niet. Zijn oren zijn als doof. Zijn hart klopt niet... Nee, de Kerk heeft een levende Jezus nodig Die naar haar toesnelt en door Zijn Woord en Geest haar in het hart fluistert: heb goede moed. Vader is verzoend, eeuwige gerechtigheid is aangebracht. Hij is overgeleverd om onze zonden en ^ opgewekt om onze rechtvaardigmaking, zo schreef eenmaal een apostel.

Maar hiermee is de erfenis niet uitgeput! Staat niet in het Woord geschreven: Gij zult heilig zijn, want Ik. de Heere, uw God, ben heilig!? En schreef een apostel niet: Jaagt de vrede na met allen, en de heiligmaking, zonder welke niemand de Heere zien zal? Heiligmaking moet er zijn! Maar... hoe zal ik die bekomen? Is het niet alles onheilig in mijn leven? Ontdek ik niet hoe meer ik graaf in mijn leven zonden en nog eens zonden? Moet niet alles in mijn leven tegen mij getuigen? Wel, dat zijn zegenrijke ontdekkingen in uw leven, want ze laten u zien dat de goudader van de heiligmaking niet in ü ligt! Waar u die goudader moet zoeken? Waar anders*^ dan in het Hoofd van de Kerk, in de Opgestane! Is Hij niet van God geworden wijsheid, en rechtvaardigheid, en heiligmaking, en verlossing? Door Zijn kracht wekt Hij de Kerk op tot een nieuw leven, zo belijdt de Heidelberger op schone wij-

ze. De opstanding van Christus is de bazuinstoot waardoor dode zondaren uit hun vreselijke zondeslaap worden opgewekt. Nee, niet eigen krachten maken aan dat grafleven een einde. Hoe zou een dode zondaar dat kunnen of zelfs willen! Christus is het. Die door Zijn Woord en Geest roept: 'Ontwaakt, gij die slaapt, en staat op uit de doden, en Ik zal over u lichten'. Wie - dan heilig wil zijn, die wage het geheel en al met de Zone Gods. Onze ziel zal pas echt leven, wanneer ze het met Christus houdt. Zó vangt voor de Kerk hier op aarde reeds het nieuwe leven aan. Levend van Christus' gerechtigheid mag ze strijden tegen al de zonden in haar leven om tenslotte het lichaam des doods voorgoed in het graf te zien wegzinken. Hier draagt ze reeds de kiem van het nieuwe leven uit God in zich. Een kiem vol beloften! Daarop ziet ook ons troostboek, wanneer het tenslotte het deel van de erfenis dat nog uitstaat ons voor ogen stelt: de opstanding van Christus is ons een zeker pand van ónze zalige opstanding. Wanneer de ogen van Christus worden afgewend, verdwijnt alle troost als een morgenwolk.

Maar een onuitsprekelijke troost vloeit ons toe, ' wanneer we met het oog van het geloof, gescherpt door Woord en Geest, zien op de verheerlijkte Zaligmaker. Want... het geloof doet een koene greep. Het zegt met Paulus: ons vernederd li­ chaam zal Zijn heerlijk lichaam gelijkvormig worden. Zo zeker als de opgestane Levensvorst met ziel èn lichaam bij de Vader is, zo zeker zal ook elke gelovige daar eenmaal met ziel èn lichaam zijn. Maar laten we ons niet vergissen: er is een zalige opstanding, maar ook een... rampzalige opstanding. Wie niet gelooft in de Vorst van Pasen heeft ook geen nut van Zijn opstanding. Hij zal wel opstaan uit het graf als de laatste bazuin slaan zal, maar het zal voor hem een eeuwige last en verschrikking zijn om het lichaam der zonde te moeten meedragen. Nimmer meer enige verkwikking te ontvangen, hoe vreselijk! Buiten de Opgestane is God een eeuwige gloed. Denk er niet te gering over, want onze God houdt er een andere rekenkunde op na dan wij: Hij rekent in eeuwigheden: de zaligheid is eeuwig, maar ook de rampzaligheid! U dan die ten dode wankelt, wij bidden u van Christus' wege, want de nood is ons opgelegd: laat u met God verzoenen, werpt u in Zijn handen, laat u reinigen. Dan zult ook ü met groot verlangen de grote dag van Zijn wederkomst verwachten om ten volle te gaan genieten de beloften van God in Jezus Christus, onze Heere. Dan komt ook ü op de toonhoogte van de grijze ziener op Patmos als hij zegt: 'Ja, kom, Heere Jezus!'.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 april 1987

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

In het erfhuis

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 april 1987

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's