Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Statenvertaling (1)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Statenvertaling (1)

1637-1987

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

17 september 1637!

Eindelijk is het zover. In paars fluweel gebonden en verguld op snee, wordt het eerste exemplaar van de nieuwe Bijbel aan de Staten-Generaal van de Republiek der zeven verenigde Nederlanden aangeboden.

De Heren van de Staten-Generaal zijn het immers geweest, die opdracht hebben gegeven tot vertaling en die de financiële middelen om de uitvoering tot stand te brengen, hebben verstrekt.

Nog vóór zijn overlijden had Bogerman Rivet verzocht zijn plaats in te nemen om Hommius en Walaeus te vergezellen op de tocht naar Den Haag om aan de plechtige aanbieding mee te doen.

Aan de Hoogmogende Heren der Staten-Generaal is die dag door genoemd drietal de fraaie Bijbel overhandigd onder dank 'voor hunnen Christelijken iever en vaderlijke zorge, in het uitvoeren van dit voor de kerken van Nederland nodig werk, betoond'.

Een lang gekoesterde wens was daarmee vervuld en de moeitevolle arbeid van vertalers en reviseurs bekroond!

Eindelijk. Men zal het hebben verzucht. Met de regelmaat van de klok had immers al vanaf de eerste synode van de Gereformeerden te Emden in 1571 de kwestie van de bijbelvertaling op de agenda gestaan. Geen jaar ging voorbij, of de zaak werd in bespreking gebracht.

Voorlopers

Voorlopers Maar waren er geen goede vertalingen van de Bijbel in het Nederlands? Was een nieuwe vertaling nu wel zo nodig?

De eerste Reformatorische Bijbel is geweest de zgn. Liesveldtbijbel, door de Nederlandse Protestanten, zowel Doopsgezinden als Gereformeerden als ook het groepje Luthersen, ondanks alle verschil onder hen op godsdienstig terrein, in hoge ere gehouden.

De Liesveldtbijbel van 6 sept. 1526 bijv. had al wat ooit gedrukt was op dit terrein èn in uiterste verzorging èn in omvang volledig overvleugeld en had met één slag de ereplaats onder de bijbeluitgaven van de Hervorming veroverd.

De tekst van deze Bijbel zelf echter berustte op die van Luther, voor zover die in 1526 voltooid was, aangevuld met vertalingen uit de Vulgaat en was dus uiteindelijk een vertaling van een vertaling. Dat de Liesveldtbijbel niettemin in hoog aanzien stond, blijkt uit het feit, dat deze nog tot in 1629 gedrukt werd, omdat er nog altijd vraag was 'na de copije van Jacob van Liesveldt'.

Dr. A. Kuyper schreeft ooit over deze Bijbel: 'Die Bijbel is het, over wiens bladen onze vaderen hun tranen geweend, hun bange zuchten geslaakt hebben; hij was de schuw verholen vriend van hun eenzame uren, het gouden kleinood, waarvoor goed en bloed werd veil geboden, en dat die wondere kracht wist uit te storten, die het sterven van de martelaarsdood met fiere moed braveren deed'.

Aangemoedigd door de gretige ontvangst had Jacob v. Liesveldt dan ook vanaf 1532 verscheidene drukken van de complete bijbel doen verschijnen, waarbij het aantal illustraties al groter werd en er voor het gemak van de lezers op de kant aantekeningen geplaatst werden.

De druk van 1542 overtrof de andere in klare uitspraken van reformatorische aard in de kanttekeningen. De Antwerpse uitgever Jacob van Liesveldt heeft deze stoutmoedigheid tenslotte met de dood moeten bekopen.

20 nov. 1545 werd hij, ongeveer 56 jaar oud, onthoofd. Niettemin de uitgave van J. V. Liesveldt bleef wat hij was: vertaling van een vertaling!

Naast deze Liesveldtbijbel willen we in dit verband ook noemen de in 1562 te Emden gedrukte Deux-aes bijbel. (Deux-aes genoemd naar een kanttekening in deze bijbel bij Nehemia 3 : 5).

Wat het O.T. betreft, gaat deze bijbel terug op een herziening door Godfried v. Wingen van de Liesveldtbijbel met behulp van andere vertalingen (van Zurich en van Luther), en wat het Nieuwe Testament aangaat op een door Johannes Dyrkinus (1559) herziene uitgave van de vertaling van Jan Utenhove (1556), welke laatste het N.T. als eerste uit de grondtekst vertaald had, maar wiens vertaling om de 'gezochte' taal zich niet wist in te burgeren.

Het behoeft geen betoog, dat de Deux-aes bijbel, het werk van twee auteurs, een disharmonisch geheel vormde. Maar waar critici niet bij machte waren, een betere vertaling daartegenover te plaatsen — werd ook de Deux-aes bijbel telkens opnieuw ter perse gelegd, en tot de invoering van de Statenvertaling bleef deze bijbel de gezaghebbende kerk-en huisbijbel. Het aantal over de bestaande bijbelvertalingen ontevredenen, vooral onder de predikanten en meer ontwikkelden, groeide met de dag. Men verlangde een getrouwe weergave van de oorspronkelijke tekst en niet een vertaling van een vertaling daarvan.

Korte voorgeschiedenis

Op verzoek van de Staten-Generaal had reeds in 1595 Mamix v. Sf. Aldegonde vol goede moed de vertaalarbeid ter hand genomen. Hij verlangde ernaar zo de kerken te dienen. Hij had zich voor dit doel in Leiden gevestigd, omdat hij daar voor zijn vertaalwerk over de bibliotheek van de academie kon beschfflten, en... de hoogleraren dicht bij de hand had om hen om advies te vragen. Een jaarlijks inkomen was hem toegezegd, als ook een toelage voor de huur van een huis op de Pieterskerkgracht en een vergoeding voor de verhuiskosten uit Walcheren. De Staten hadden hem richtlijnen gegeven...

Helaas het enthousiast begonnen werk vorderde niet. Te vaak werd hij van zijn arbeid door de Staten afgeroepen. Zijn dood in 1598 maakte een eind aan een veelbelovende onderneming.

Toen na Marnix' dood de zaak van de bijbelvertaling dreigde in de 'mist te gaan', trachtte de part. synode van Zuid-Holland, in 1599 te Den Haag bijeen, spijkers met koppen te slaan door Arnoldus Cornelii en Wernerus Helmichius, beiden predikant te Delft, voor te dragen, als op­ volgers van Mamix. Het Haagse voorstel werd door de andere synodale vergaderingen overgenomen. De Algemene Staten bekrachtigden in 1600 hun beider benoeming, maar trokken intussen wel de destijds aan Marnix verleende toelage in, onder het mom, dat het aan hem uitgekeerde tractement gegeven was meer met het oog op de diensten, die hij het land had bewezen en nog bewijzen zou, dan met het oog op de vertaling!

AoTioldus Cornelii echter stierf reeds in 1605.

W. Helmichius' arbeid vorderde traag. Er klonken stemmen op om maar over te gaan tot een vernederlandsing van de door J. Piscator uit Herborn verbeterde Lutherbijbel.

W. Baudartius, het wachten moe, met een heel ander voorbeeld in Engeland voor ogen, alwaar Jacobus de eerste 47 vertalers aan het werk had gezet om de bijbel te herzien, welke arbeid juist in 1614 tot stand gekomen was, nam het voortouw. In het geschrift, dat hij het licht deed zien om deze zaak te bepleiten, en waarin hij uiteenzette, hoeveel minder kosten en minder tijd ermee gemoeid zou zijn, wanneer men tot een overzetting van de door J. Piscator verbeterde Lutherbijbel komen zou, beschuldigde hij W. Helmichius van laksheid.

De laatste, een pennestrijd over deze aangelegenheid niet dienstig achtend, verscheen op de synode van Noord-Holland te Amsterdam (1607), stelde daar een deel van zijn vertaling, het bijna voltooide boek Genesis ter hand en verweerde zich krachtig tegen zijn beschuldiger.

Om een lang verhaal kort te maken:

W. Helmichius kreeg, op aandrang van de synode, van de kerkeraad te Amsterdam, waar Helmichius inmiddels predikant geworden was, zoveel vrijheid, dat hij de vertaling kon voortzetten. Het is niet bekend, hoe ver hij daarmee kwam. Veel zal hij niet meer gedaan hebben, want in 1608 overleed W. Helmichius.

De kerkelijke beroering van de volgende jaren deed de Staten het bijeenkomen van particuliere Synoden in hun gewest verbieden.

Van een officiële overzetting van de bijbel kon niets komen, al bleef de belangstelling levendig voor al wat met deze kwestie verband hield.

Veel was er tot nog toe niet tot stand gekomen.

Maar zoveel had men wel geleerd:

1. Dat de bijbelvertaling een nationale gelegenheid was. Alleen een nationale Synode zou een definitieve regeling kunnen treffen.

2. Het werk moest door meerderen worden aangevat onder toezicht van de kerken.

3. De vertalers zouden tijdelijk van hun ambtelijke verplichtingen moeten worden ontheven om rustig te kunnen werken.

ontheven om rustig te kunnen werken. 4. De hoge kosten zouden ten laste moeten komen van de voedsterheren der kerk, de Staten-Generaal.

5. Bij de keuze van de vertalers moest niet alleen gelet op de bekwaamheid, m^ar tegelijk ook op leerzuiverheid en reinheid van levenswandel.

6. Waren de vertalers eenmaal gevonden en aangesteld, dan zouden zij de volgende stelregels in acht moeten nemen:

a. Ze zouden zich strikt aan de grondtekst dienen te houden bij de vertaling.

b. Alleen als de grondtekst het toeliet, mocht men de oude vertaling handhaven. c. Het Nederlands zou algemeen, zuiver en gemakkelijk verstaanbaar moeten zijn, zonder probeersels a la Marnix en Utenhove.

Maar eer de vertaling er zijn zou, zou er nog wel het een en ander moeten gebeuren. Daarover willen we u een volgende keer wat doen horen. .

J. Kooien

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 juni 1987

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

De Statenvertaling (1)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 juni 1987

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's