Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De plaats van de wet in de prediking

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De plaats van de wet in de prediking

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

In het laatste hoofdstuk van zijn boek Wet en Evangelie gaat prof. dr. W. H. Velema in op de praktische vraag hoé de wet gepredikt moet worden. Er zijn twee aspekten: tot onthulling van de zonde en tot onderwijzing met het oog op het christelijke leven. De wet moet steeds weer beschuldigend ons voorgehouden worden om ons te dringen tot het gebed om vergeving en om verzoening. Deze ontdekkende kracht van Gods wet komt enerzijds en het meest diepgaand tot uiting in de samenvatting ervan: de liefde tot God en tot de naaste.

In de spiegel van Gods wet blijkt de mens 'incurvatus in se' (Luther), op zichzelf betrokken en cirkelend rondom het eigen ik.

Daarnaast is er ook de concretisering en specificering in de verschillende geboden. Opmerkelijk is in de Heidelberger dat de ontdekkende functie van de wet niet alleen in zondag 2, in het stuk van de ellende, wordt genoemd, maar ook midden in het stuk van de dankbaarheid voluit aan de orde is, wanneer de tien geboden elk afzonderlijk in hun diepte-en breedtewerking aan de orde zijn gesteld. Lees er zondag 44 nog maar eens op na! De ontdekkende en de onderwijzende functie van de wet zijn wel van elkaar te onderscheiden, maar niet te scheiden.

De heiliging komt in de prediking nogal eens tekort. Een achtergrond hiervan kan zijn de grote zorg voor de helderheid van het sola fide, 'door het geloof alleen'. Er zijn heel wat predikers geweest — en ze zijn er nog wel — die vanuit hun betrokkenheid bij het hart van de prediking (de rechtvaardiging van de goddeloze), stelselmatig vergeten of verwaarlozen dat uit het hart de uitgangen des levens zijn.

Tegenover hen mag worden herinnerd aan Calvijns spreken over de 'tweevoudigr genade': geheel naar de Schrift stelt de reformator dat het scheiden van rechtvaardiging en heiliging, van vergeving en vernieuwing, zou neerkomen op het uiteenscheuren van de Christus zelf!

Een ander motief om de wet in de predi­ king te onder waarderen is de vrees voor bevoogding: tast de prediker die allerlei lijnen meent te mogen trekken vanuit zijn tekst na^T de concrete levenspraktijk de christelijke vrijheid en de geestelijke mondigheid van de gemeente niet aan?

Maar hier staat tegenover dat God de mens roept tot Zijn dienst. Juist vanuit de verkondiging van het heil in Christus is er de oproep tot gehoorzaamheid in het leven van elke dag, in horigheid aan het gegeven Woord. Wat technisch gezegd: de indicativus van Christus' heilswerk leidt tot de imperativus van de heiliging van de christen. De indicativus is de stellende wijs, de gave. De imperativus is-de gebiedende wijs, de opgave. De gave is de voedingsbodem voor de opgave. Een preek waarin de opgaven los zijn geraakt van de voedingsbodem is niet anders dan een moralistisch verhaal en leidt tot een nieuw wetticisme.

Praktische aanwijzingen

Velema geeft ter afsluiting van dit hoofdstuk en eigenlijk van heel zijn boek een vijftiental conclusies en praktische aanwijzingen. Enkele ervan wil ik hier vermelden. De prediking moet zich beperken tot de algemene, voor ieder geldende, aanwijzingen met het oog op de levensheiliging. De gelovige moet zelf de conclusie trekken en de toepassing maken. In het pastoraal gesprek kan men specifieker zijn, zonder dat de pastor ooit de verantwoordelijkheid van het gemeentelid mag of kan overnemen. De gelovigen zelf zijn geroepen in hun groei tot geestelijk volwassen christenen te leren onderscheiden waar het op aankomt (Fil. 1 : 9, 11).

De prediking zal bouwstenen aanreiken met behulp waarvan de gelovigen tot verantwoorde beslissingen kunnen komen. Maar dat betekent niet dat zij zich tot algemeenheden en vaagheden zou mogen beperken. Het gebod Gods zegt waar het op staat. Dan valt de prediker ook weg achter het gezag van het Woord. Hij is niet een mannetje dat de wijsheid in pacht meent te hebben en de preekstoel maakt tot een steekstoel vanwaar — de beeldspraak is van Velema zelf — gele of rode kaarten worden uitgedeeld. Via de catechismusprediking kan een aantal actuele problemen meer uitgediept worden: leerdiensten met het oog op het leven.

Met grote behoedzaamheid kan er een plaats worden ingeruimd voor de leerdienst die een thema bijbels belicht (bijv. arbeid en baanloosheid; rijkdom en armoede; oorlog en vrede). Er kan dan worden ingegaan op vragen die in de gemeente ten aanzien van deze onderwerpen blijken te leven. Er moet dan wel duidelijk onderscheid gemaakt worden tussen datgene wat het Woord zonneklaar leert — het 'alzo spreekt de Heere' — en anderzijds bepaalde menselijke overwegingen.

Over het algemeen zal niet een bepaald thema uitgangspunt zijn voor de preek. Maar de tekst zelf maakt ons er opmerkzaam op welke geboden in de prediking zullen moeten doorklinken.

Nogmaals samenvattend: 'Het evangelie vraagt om de prediking van de wet tot ontdekking van zonde. Het evangelie vraagt om prediking van de wet als norm voor het nieuwe leven'.

Prediking en politiek

In een noot bij dit laatste hoofdstuk wordt verwezen naar de rectorale rede die Velema gehouden heeft onder de titel 'Het spreken en het preken van de kerk' (Apeldoomse Studies 23). Hij heeft er van afgezien de hoofdlijnen van het daar geleverde betoog in het slothoofdstuk van zijn boek op te nemen. Dit betreur ik: juist vanwege de actualiteit van de discussie rond de 'politieke prediking', zou een uitweiding over prediking van de wet en concrete politieke strijdpunten in dat hoofdstuk niet misstaan hebben.

Grondstelling in genoemde rede is dat het spreken van de kerk altijd in het verlengde moet liggen van het preken van de kerk. De grondwet van de prediking is aangegeven in Mattheüs 28 : 19. De eenheid van heil en heiliging is ook in deze tekst bijzonder duidelijk: iscipel zijn van Christus betekent 'leren onderhouden al wat Hij geboden heeft'.

De kerk is ver van haar plaats wanneer zij als maatschappelijke groepering tot de samenleving gaat spreken. Haar betrokkenheid bij de maatschappelijke problemen en uitdagingen wortelt dan niet meer in het belijden naar Gods Woord. Velema signaleert een vermaatschappelijking van het geloof, de kerk en haar prediking: de Kerk moet relevant over de politiek spreken en dat is dan haar prediking. De kerk moet zich inzetten voor het heil van de medemens en dat is dan haar dienst aan God! Zo is inderdaad de deur wagenwijd open gezet voor een nieuw, binnenwerelds wetticisme.

Wat stelt Velema hier tegenover? Dat de prediking zal ingaan op concrete zonden in het volksleven. Het aanwijzen van zonden of het oproepen tot gehoorzaamheid moet een vorm van preken zijn. De kerk heeft in haar spreken tot de overheid en de samenleving een plaatsvervangende of aanvullende taak, daarnaast ook een corrigerende taak. Wanneer de boodschap van de Bijbel met betrekking tot een bepaalde aangelegenheid op andere wijze (bijv. via de christelijke politieke partijen)

niet duidelijk doorklinkt of wanneer de normale kanalen op eé/n of andere wijze verstopt zijn geraakt (denk aan de tweede wereldoorlog), dan zal de kerk spreken.

Haar zwijgen zou dan verraad aan het Woord Gods betekenen. Er zij terughoudendheid in het spreken van de kerk, maar intensivering van het preken van de kerk. Het gaat dan om een relevante prediking, die vanuit het hart van de boodschap laat zien hoe het Woord Gods van normerende betekenis is voor alle terreinen van het leven.

Terugblik

In een drietal artikelen besteedde ik aandacht aan het onlangs bij Kok in Kampen verschenen boek van W. H. Velema, Wet en Evangelie (195 blz., ƒ 35, —). Hierbij is zonder veel commentaar gepoogd de hoofdlijnen van dit rijke boek weer te geven. Moge het in hervormd-gereformeerde kring goede aftrek vinden. Als het over christelijke ethiek gaat, richten we ons immers graag op het Apeldoorn van Velema en het Kampen van Douma? Dankbaar dat dit kan!

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 14 juli 1987

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

De plaats van de wet in de prediking

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 14 juli 1987

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's