Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Van Calvijn tot Berth (6)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van Calvijn tot Berth (6)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Volharding

In het voorafgaande zagen wij, dat Calvijn spreekt van een tweeërlei nut van de verkiezingsleer: de lof op God en de verootmoediging van onszelf. Nog op een derde nut valt te wijzen: de zekerheid, vastheid en duurzaamheid van het heil. Er is geen hechtere basis voor het geloof te vinden dan de eeuwige God Zelf En omgekeerd: wanneer ook maar énige eigen inbreng van de mens een rol gaat spelen, staat heel het behoud op losse schroeven. 'Want zo vast en onveranderlijk God is, zo wankel en onveranderlijk is de mens' (blz. 33). God is het Die begon. In de eeuwigheid. Maar ook in onze levenstijd. Hij is het die het geloof schenkt en schept, door Zijn Heilige Geest. En deze zelfde Heilige Geest is het Die instaat voor de continuïteit van het geloof. Het is duidelijk dat de leer der verkiezing dus maar geen nieuwsgierige bespiegeling wil zijn omtrent de vraag wat zich in de voortijdige eeuwigheid heeft afgespeeld, maar dat zij rechtstreeks samenhangt met de vraag hoe een mensenkind zeker kan zijn van die God die voleindigt wat Hij begon. Het laat zich dan ook verstaan dat de strijd rondom de verkiezingsleer m.n. na Calvijn gevoerd is rondom de 'volharding der heiligen'. Bij Calvijn zelf is trouwens de uitspraak al aan te treffen, dat het duidelijkste teken van de verkiezing ligt in de gave der volharding, waarmee hij toch wel wil zeggen: in Gods onveranderlijke trouw is het treffendste bewijs gelegen dat Hij een eeuwig, onveranderlijk voornemen heeft gekoesterd. De Laatste is Dezelfde als de Eerste! Dat mag het geloof geloven. Met minder hoeft het zich niet tevreden te stellen. Dat is het klimaat waarin het verkiezingsgeloof mag uitbloeien.

Het komt me voor dat dit kader in de loop van de tijd behoorlijk op de achtergrond is geraakt. De aandacht is (globaal gesproken) in de rechterflank van de gereformeerde traditie hoe langer hoe meer ver­ schoven — onmiskenbaar tot in onze tijd toe — van het volharden in het geloof naar het kómen tot het geloof Dat brengt inzake de verkiezing een heel andere optiek teweeg. Want 't maakt nogal wat uit, of er buiten eu vóór het geloof over Gods besluiten wordt gespeculeerd, óf dat wij ons in de weg van het geloof verlaten op die God die van eeuwigheid gedachten van vrede over ons koesterde en. die op deze gedachten tot in der eeuwigheid niet zal terugkomen! In het eerste geval wordt de praedestinatie maar al te gemakkelijk schrikdraad op weg naar Christus, in het tweede geval vormt zij het koord dat ons van eeuwigheid tot eeuwigheid met Hem verbindt.

Zekerheid

Blijft uiteraard de vraag hoe de gelovige van deze eeuwige trouw verzekerd kan zijn. Ongetwijfeld heeft Graafland gelijk, wanneer hij stelt dat Calvijn de weg van het zelfonderzoek hierbij niet versmaadt. De mens heeft zichzelf te beproeven: is zijn geloof schijn of zijn? In dit verband wijst de auteur op Institutie III, 2. 11, waar Calvijn 'een aantal kenmerken' zou opnoemen die het verschil moeten aangeven tussen echt en vals. Wat waar is, Calvijn wijst hier vermanend op de misleidende overeenkomsten tussen authentiek en surrogaatgeloof Maar het frappante is dat hij vervolgens niet een reeks kenmerken aanlegt aan de hand waarvan men dan op de weg van de sluitrede tot z'n 'staat' moet kunnen concluderen, maar heel onbevangen stelt: bij de verkorenen zal in tegenstelling tot de tijdgelovigen het zaad des levens dat in hun hart is ingeplant nimmer vergaan. En dan concretiseert hij dit even verder op door te zeggen, dat de Heilige Geest alleen in de uitverkorenen de vergeving der zonden bezegelt, zodat zij die door een bijzonder geloof tot hun nut aanwenden. M.a.w. op de weg van het zelfonderzoek worden wij naar geen an-

dere instantie verwezen dan naar de Heilige Geest die in het Woord (als het zaad der wedergeboorte) ons de vergeving der zonden bezegelt. Stellig ligt hier een zeer subjectief moment in besloten: het is alleen het allerpersoonlijkst geloof dat de zondevergeving gelooft. Maar de dragende grond van dit geloof is toch niets anders dan het van buitenaf door de Heilige Geest tot ons inkomende Woord. De gelovige klampt zich niet vast aan een aantal kenmerken, maar aan het in geloof ervaren Woord. Zo liggen de accenten toch wel voor Calvijn. Daarom lijkt het mij de vraag, of Calvijn in III, 24, 4 een tweeledige weg aanwijst om tot zekerheid van onze verkiezing te geraken, wanneer hij twee woorden hanteert: geloof èn Woord (roeping). Bedoelt Calvijn met beide woorden niet veeleer een en dezelfde weg aan te duiden: het geloofde Woord?

Natuurlijk kan het niet-geloofde Woord, dus de niet-geloofde roeping géén weg tot zekerheid zijn. Daarom gebruikt Calvijn twéé woorden. Maar 't gaat hem om die ene weg: de weg van het geloofde Woord.

Uitgerekend in de omgeving van bedoelde plaats van de Institutie klinken dan ook deze woorden op: 'Om zeker te zijn van onze zaligheid moeten wij bij het Woord beginnen... God is voor ons een voldoende getuige van Zijn verborgen genade in Zijn uitwendige Woord... Het is verleiding van de satan om buiten de weg (van het Woord) te speuren. Laat dit dus de weg van het onderzoek zijn, dat wij beginnen bij Gods roeping en in haar eindigen... Want door de roeping wil God ons als door een merkteken bevestigen zoveel als men van Zijn raad mag weten... Wij moeten in de eerste plaats de ogen tot Christus wenden, in Wie alleen het hart des Vaders rust... Indien wij in Hem uitverkoren zijn, zullen wij de zekerheid van onze verkiezing niet in onszelf vinden, en zelfs niet in God de Vader indien wij Deze afzonderlijk en zonder de Zoon voorstellen. Christus is dus de spiegel waarin wij onze verkiezing behoren te aanschouwen en dat ook zonder bedrog mogen doen. En uiteraard krijgt deze roeping van het Christus-Evangelie alleen dan zijn beslag waar zij in geloof wordt ontvangen. Maar dit geloof is dan geen tweede instantie, geen tweede bewijs dat tot zekerheid leidt. Niet de conclusie: 'God roept èn ik geloof vormen de grond van de zekerheid, maar de in geloof gehoorde roeping is de grond. 'Wij hebben een voldoende duidelijk en vast getuigenis dat wij in het boek des levens geschreven zijn, wanneer wij gemeenschap hebben met Christus'. Niet: wanneer wij per conclusie constateren, dat wij met Christus gemeenschap hebben, maar: wanneer wij gemeenschap met Christus hebben! En hoe komt het tot deze gemeenschap? 'Deze heeft Hij ons geschonken toen Hij door de prediking(!) van het Evangelie betuigd heeft, dat Hij ons door de Vader gegeven is, opdat Hij met al zijn goederen de onze zou zijn'. Vanwaar dan toch Calvijns oproep tot zelfonderzoek, die hij trouwens van geen vreemde had — de apostelen gingen Hem voor! Niet om het 'rustig steunen op des Heeren beloften' onder verdenking te stellen, maar om de zekerheid van het geloof heilzaam af te grenzen tegen alle vormen van overmoed en zelfverzekerdheid. En wat is het kenmerk van deze valse verzekerdheid? Dit: dat zij 'de ontvangen genade vergeet'! Wat de Geest ons leert, is ootmoedig op zien tot Gods genade, een godsvreze die niets afdoet van het vertrouwen op Hem (III, 24. 7).

Wat ik van Cabijn's verkiezingsgetuigenis meen te verstaan inzake de zekerheid van het heil is dit: God is Begin en Einde. Hij is betrouwbaar van eeuwigheid tot eeuwigheid. Hij die roept is getrouw en geloofwaardig. Die het ook doen zal! Daarom heb ik er oprecht moeite mee. Graafland te volgen als hij schrijft, dat Calvijn's verkiezingsleer enerzijds in de confrontatie met Rome een krachtig pleidooi voor heilszekerheid is. maar anderzijds een uitwerking krijgt die de vele vragen, die opkomen uit onzekerheid en twijfel, veronderstelt en die hij kennelijk niet geheel tot zwijgen heeft kunnen brengen. Ik vraag me ook eerlijk af waar mijn moeite op berust. Maakt liefde hier blind? Ik geloof het niet. Want ik zou niet durven ontkennen, dat er m.n. in Calvijn's definitie-achtige formuleringen van de praedestinatie hier en daar aanleiding kan liggen tot misverstand. Ik vind bovendien niet, dat Calvijn bij voorbaat onaantastbaar is en dat al zijn formuleringen canoniek zijn. Slechts Eén is onze Meester. Slechts één onderwijzing in de christelijke leer is onfeilbaar... Mijn moeite is dan ook niet gebaseerd op een vooringenomen ontzag voor het onaantastbaar gezag van Calvijn. Wat er niet bij me in wil is dit: dat de uitwerking die Calvijn aan zijn verkiezingsleer geeft, die laakbare vragen van onzekerheid en twijfel veronderstelt en niet bezweert. Zouden we het niet liever zo kunnen stellen, dat Calvijn de spanningen die eigen zijn aan het geheim van de praedestinatie heeft geëerbiedigd, derhalve niet alle vragen daaromtrent heeft kunnen en willen oplossen, maar juist in zijn uitwerking zo'n bewogen en vruchtbaar appèl heeft nagelaten, om het denken uit te laten monden in de enige monding die haar tenslotte past: het danken? Naar mijn besef — vgl. trouwens Graafland op blz. 67! — is het niet zo, dat Calvijn's uitwerking de vragen van de twijfel veronderstelt, laat staan oproept en legitimeert, maar ze wel in pastorale nabijheid herkent en opspoort, om ze vervolgens in hun ware aard te ontmaskeren als ongeloof De vraag die hij wél oproept is van ander gehalte: hoe weet ik voor anker te liggen in de verkiezende God? Het antwoord is op de keper beschouwd even kort als krachtig: tot het Woord zal men komen! In deze kortheid sluimert grote kracht. Het Woord is immers volgens Calvijn: 'de enige sleutel tot Gods Koninkrijk, de zekere weg en het licht dat ons leidt, de school van alle wijsheid, de spiegel van Gods aangezicht, de koninklijke scepter en de herderlijke staf het document van Zijn verbond, het getuigenis van Gods goede gezindheid en het enige voedsel ten eeuwigen leven'.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 oktober 1987

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Van Calvijn tot Berth (6)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 oktober 1987

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's