Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Samen op Weg - waakzaamheid en verantwoordelijkheid

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Samen op Weg - waakzaamheid en verantwoordelijkheid

34 minuten leestijd Arcering uitzetten

OM DE ERVE DER VADEREN

Mannenbroeders,

Kortgeleden vroeg mij op een vergadering een student in de theologie: 'wordt de ambtsdragersvergadering, die u gaat beleggen, er één zoals die van april 1883? ' Voor wie het niet weten mocht, de Amsterdamse kerkeraad belegde toen, vanwege problemen rondom de zogeheten proponentsformule, een 'Conferentie van Gecommitteerde Kerkeraadsleden'. Er waren 220 deelnemers, waaronder 70 predikanten, die, toen ze de presentielijst tekenden, tevens de Drie Formulieren van Enigheid ondertekenden, omdat ze die in overeenstemming achtten met het Woord Gods. Deze conferentie was het eigenlijke, directe beginsignaal voor de Doleantie. Kuyper had in lezingen, gebundeld onder de titel 'Tractaat van de Reformatie der Kerken', de lijnen al uitgezet. Met Reformatie werd bedoeld een breken met de toenmalige synode. Na deze conferentie en op grond van besluiten van deze conferentie riep de intussen dolerende kerkeraad van Amsterdam met spoed een kerkelijk congres bijeen. Uitnodigingen werden gestuurd tot de 'opzieners en leden van de Nederduitsche Gereformeerde Kerken'. Afwerping van het juk van de synodale hiërarchie was uitgangspunt. In totaal waren 1500 personen aanwezig op het congres, niet alleen om te propageren maar ook om te organiseren. De Doleantie werd gepropageerd en georganiseerd. Na het congres raakte de Doleantiebeweging dan ook in een duidelijke stroomversnelling.

Wordt deze vergadering, met meer dan 700 ambtsdragers, er één als die van 1883? Ik heb uit de grond van mijn hart gezegd, dat dat niet te hopen was. Het zou de ironie van de geschiedenis zijn als, ruim honderd jaar na datum, nu het fiasco van de Doleantie zich aandient, zij, die toen de Doleantie afwezen, thans alsnog in de voetsporen van Kuyper zouden treden en alsnog een verlate Doleantie zouden inzetten.

Intussen zijn we hier wel bijeen om onze zorgen hardop te zeggen, onze verlegenheden te uiten en de gelegenheden naarstig te onderzoeken. Hoe houden we dan de tonen zuiver? Roepen we onbedoeld geen geesten op die niet meer te bedwingen zijn? Me dunkt dat het goed is ons diep te realiseren dat we hier vandaag een vergadering van ambtsdragers hebben. Staande in het ambt kunnen we niet alles zeggen, kunnen we zeker geen aan de wereld ontleende methoden hanteren. Wie de artikelen 30 t/m 32 van onze beproefde en geliefde Nederlandse Geloofs Belijdenis er nog eens op na leest wordt, althans zo verging het mij, door drie dingen getroffen. In de eerste plaats dat het in het ambt geestelijk en met goede orde toe moet gaan.

In de tweede plaats dat de heilige ordeningen van God niet geschonden mogen worden.

En in de derde plaats — en nu citeer ik letterlijk — 'zo nemen wij dan alleen aan wat dienstig is om de eendracht en eenheid te voeden en te bewaren in de gehoorzaamheid Gods'.

Zo bezien, broeders, zijn we hier bijeen onder de hoogspanning van onze heilige verantwoordelijkheid tegenover God en Zijn heilige gemeente. We mogen dan ook\ hopen en bidden dat de vergadering van vandaag op de noemer van drie trefwoorden mag staan: geestelijkheid, bemoediging en solidariteit.

Liefde tot de kerk

We zijn hier bijeen, als het goed is, uit liefde tot de Heere en Zijn dienst. En daarin uit liefde tot Zijn kerk en gemeente. Als we kerk zeggen dan zeggen we het allereerst maar op de toonhoogte van onze belijdenis. Zij noemt haar: 'een heilige vergadering van ware Christgelovigen, al hun zaligheid verwachtende van Jezus Chris­ tus, gewassen met Zijn bloed en gereinigd met de Heilige Geest'. Maar die kerk, verstrooid en verspreid over de hele wereld en zijnde een kerk van alle tijden en plaatsen, treedt in de zichtbaarheid, in de geschiedenis, ook in de geschiedenis van een landen een volk. En als we dan hier bijeen zijn en we zeggen, dat we de kerk liefhebben dan bedoelen we concreet de vaderlandse kerk. En om nu maar direct elke romantisering van dit kerkbegrip bij de wortel af te snijden, omschrijven we haar als de historische gestalte van de kerk der Reformatie hier te lande. Wat is de vaderlandse kerk? Het is de Gereformeerde Kerk in dit land. '

Geworden in de strijd tegen de knechting van het geweten.

Geboren uit de worsteling om de vrijheid van het Woord Gods.

Ontstaan uit de herontdekking van de rechtvaardiging van de goddeloze, door het geloof, uit louter genade.

De strijd om de gereformeerde zaak bracht in feite onze natie voort. Kerk en staat zijn in een gezamenlijke worsteling in en om de gereformeerde religie hier in dit land verrezen. En Dordrecht, de synode van Dordrecht was de uiteindelijke bezegeling van die wordingsgeschiedenis van kerk en staat. Op last van de hoogmogende heren der Staten Generaal ontstond de Statenvertaling, symbool van het luctor et emergo, 'ik worstel en kom boven'.

De vaderlandse kerk is voor ons niet méér maar ook niet minder dan de Gereformeerde Kerk, ons gegeven in de geschiedenis van ons land en volk, waar Gods Hand niet buiten was maar waarin Zijn Hand op een voor ons onzichtbare maar daarom juist zo majesteitelijke wijze aanwezig was.

Om die vaderlandse kerk ging het in het geding ten tijde van de Doleantie. Kuyper sprak in niet mis te verstane woorden uit' dat hij zich wel gebonden achtte aan de belijdenis van deze kerk maar niet aan haar geschiedenis. Daar gingen de wegen van dolerende gereformeerden en hervormde gereformeerden toen uiteen. God; die als de Heere van het Verbond werkt in de lijn der geslachten, plant Zijn kerk ook in de geschiedenis van een land, van een volk. Geschiedenis en belijdenis, belijdenis en geschiedenis horen, zo wisten en beleden onze hervormd gereformeerde vaderen, nauw bijeen. En daarom zei men 'nee' tegen de Doleantie. Een daad des geloofs, die door de dolerenden van toen niet begrepen werd en tot vandaag, dunkt me, nóg niet begrepen wordt.

Vandaag gaat het geding intussen dieper nog dan toen. Kuyper wist zich niet gebonden aan de geschiedenis van de vaderlandse kerk maar nog wel aan haar belijdenis. Als we dan vandaag zien, dat men zith noch aan de geschiedenis noch aan de belijdenis gebonden acht, in welke traditie wil men dan nog staan?

Ik denk, dat het goed is dat we ons vandaag goed realiseren in welke crisis we kerkelijk verkeren. Als Samen s^p Weg niet haar grond heeft in belijdenis eia^schiedenis, waar ligt haar grond dan wel?

Wij hebben de Gereformeerde Kerk in dit land lief, om haar belijdenis en om haar geschiedenis, liever nog om de daden Gods

in de historic, waardoor wc ons in een lijn weten met de vaderen van Dordrecht en met diegenen, die na hen gereformeerd wilden zijn, in de lijn der confessie.

Wie op grond van verbondenheid met de belijdenis en de religie ervan zegt dan ook tot haar te willen horen, heeft uiteraard het confessionele recht daartoe. Maar wie belijdenis en geschiedenis laat voor wat ze zijn, beroepe zich liever niet of niet meer op het recht der Gereformeerde Gezindte, om tot haar te behoren, zoals Groen van Prinsterer daarvoor heeft gepleit in de vorige eeuw.

Wij zullen vandaag hier overigens niet zwart wit mogen en kunnen spreken, in die zin dat het gereformeerde léven niet meer gevonden zou worden in de Gereformeerde Kerken. Maar al te veel bereiken ons signalen van ambtsdragers en gemeenteleden, waarin verwarring, zorg, om niet te zeggen ontreddering doorklinkt om de ontwikkelingen in theologisch opzicht, van Schrift en belijdenis af. Een ontmoeting dezer dagen van het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond en het hoofdbestuur van het Confessioneel Gereformeerd Beraad bracht dit ook duidelijk aan het licht. Maar grosso modo moeten we zeggen dat we vandaag als hervormde gereformeerden een confessioneel geding hebben met de Gereformeerde Kerken. Het geding in 1886 ging om de geschiedenis. Wat de belijdenis betreft vonden we elkaar, al verschilden we als het ging om de religie der belijdenis. Het geding vandaag gaat om geschiedenis en belijdenis; méér dan om een verschil in kerkgevoel, een kerkelijke mentaliteit hoezeer daarvan ook sprake is.

Laten we ons vooral niet van de hoofdlijn laten afbrengen en ons liever in de lijn blijven bewegen van de hervormd gereformeerde vaderen, die liefde tot de vaderlandse kerk en liefde tot de belijdenis dicht bij elkaar hebben gehouden. Hier ligt in feite ons appèl vandaag nóg, binnen eigen kerk maar nu ook op de Gereformeerde Kerken. We houden elkaar ons gemeenschappelijke verleden en onze gemeenschappelijke belijdenis voor. In de korte geschiedenis van de Doleantie ging het zozeer om de belijdenis alleen dat, nu men die dreigt te verspelen, men geen echte kerkelijke basis meer overhoudt. Gereformeerden waarheen wilt u, ook in Samen op Weg?

Schuldbelijdenis

Waarom toch komen we aan een gemeenschappelijke schuldbelijdenis niet meer toe? Omdat we de schuld in de geschiedenis en de schuld om de ontrouw aan de belijdenis niet ernstig nemen. In een tijd, waarin historisch besef spaarzamenlijk wordt, weten we met schuld in de historie geen raad meer. De vaderen, of ze nu bleven of zich afscheidden, hebben naar beste weten en kunnen gehandeld, zo heet het dan. Wij leven vandaag en zijn slechts verantwoordelijk voor het heden. Het 'wij en onze vaderen hebben gezondigd' besterft ons op de lippen. We doorleven niet meer de schuld vanwege Schriftongehoorzaamheid en verbondsbreuk. We hebben van de kerk zozeer een grootheid voor het heden laten worden, en dan nog vaak — zondeval van deze tijd — een vooral handelende grootheid in het sociale en maatschappelijke gebeuren, dat we geen tranen meer schreien om het gruis van Sion.

De wegen naar Sion treuren, zegt de profeet Jeremia, omdat er geen feestgangers meer zijn. De stad ligt verlaten de wegen zijn woest. Er gaat een oordeel van Godsverzaking ook over onze kerken. Maar de profetische klacht en kracht ontbreken. De profetische boete om wat de vaderen hebben gedaan en om wat wij zelf hebben gedaan met de goede erve der vaderen wordt niet of nauwelijks gehoord. En de Heere bezoekt het kwaad van de vaderen aan de kinderen. Als het daar dan om gaat staat niemand, ook niemand onzer buiten de schuld van het voorgeslacht, zo min als we buiten de schuld van het heden staan. De vraag is maar of schuld nog schuld is en wordt. De vaderlandse kerk liefhebben is ook haar schuld ernstig nemen. Stel u intussen voor broeders, dat we hier vandaag bijeen zouden zijn om nog weer eens een breuk in de kerk des Heeren voor te bereiden, met alle ontredderingen vandien. Zouden we dat nog verantwoorden kunnen — ja, in de eerste plaats tegenover de Hoge God — maar ook tegenover het nageslacht? Het jongere geslacht heeft vaak ook helemaal geen historisch besef meer en zou het niet meer begrijpen. Zouden wezo expliciet de ontkerstening en ontkerkelijking niet nog meer bevorderen? De malaise is toch te diep ook om nog iets nieuws te baren?

Beproefde trouw

We staan intussen juist daarom vandaag voor de vraag hoe diep de liefde tot de kerk der vaderen gaat. En dan bedoel ik de hele kerk der vaderen. De kerk is immers meer dan een optelsom van groepen? Ik zeg dit laatste bewoist, omdat zich allerwegen een tendens voordoet om groepen te vormen, waarbinnen men het redelijk of geheel met elkaar eens is, totdat het tegendeel blijkt. Dat zal op den duur de dood in de pot blijken te zijn. We kunnen als leden der gemeente niet zonder de gemeente als geheel maar als gemeenten ook niet zonder de kerk als geheel.

Na de Afscheiding van 1834 was er bij de afgescheidenen ongetwijfeld sprake van wildgroei, van verstrooiing. Maar al spoedig werd beseft dat men moest komen tot een kerkelijk verband, waarin ambt en orde kenmerkend waren. En ook de Ledeboerianen en Kruisgezinden, die langer dan de afgescheidenen een verstrooid kerkelijk leven hebben geleid, werden tot een kerkelijk geheel bijeengebracht door de arbeid van ds. G. H. Kersten. Beseft werd. dat de kerk een bezield en organisch geheel dient te zijn. waarin gemeenten in ambtelijke vergaderingen bijeenkomen en door een kerkorde worden gereguleerd. Bij de herdenking van het honderdjarig bestaan van de Afscheiding in 1934 is daarom van hervormd gereformeerde zijde niet zonder reden opgemerkt dat de separatie, de afscheiding dus. het separatisme heeft ingedamd. Terwijl de hervormd gereformeerden zelf de separatie afwezen hebben ze, juist ook om separatisme tegen te gaan, meegeworsteld om het herstel van de kerk langs de weg van ambt en orde.

Moeten we echter tot onze schaamte niet erkennen, dat het separatisme soms in hervormd gereformeerde kring ook een vruchtbare voedingsbodem • heeft gekregen? Ook onder ons is soms van de nood van het feit, dat in de Hervormde Kerk veel kon en mocht een deugd gemaakt. Juist vandaag ligt het gevaar van separatisme uitdrukkelijk op de loer, waardoor wij in ecclesiologische zin kwetsbaarder worden dan de afgescheidenen en geen echt tegenweer hebben tegen Samen op Weg. In de Afscheiding heeft men kerkelijk de gemeenten gebundeld. Separatisme, waar dan ook, zal op den duur de schapen verstrooien en de gemeente afbreken. Broeders, voor welke kerk kiezen wij vandaag? Hoe diep gaat onze liefde tot de kerk der vaderen? Niemand van ons wil toch drie kwart eeuw hervormd gereformeerde geschiedenis prijs geven? Ds. L. H. Oosten zei onlangs in een bepaald verband: als we in de toekomst niet hervormd kunnen zijn. kunnen we het vandaag ook niet zijn. Let u goed op de volgorde, waarin hij het zei. Niet: als we het vandaag niet kunnen zijn dan morgen ook niet, maar omgekeerd.

Onze gereformeerde vaderen hebben met reden gekozen voor een presbyteriaal-synodale kerkinrichting en niet voor een congregationalistische. Ze hebben geweten dat de ouderling nodig is om de leer te bewaken, opdat het in de gemeenten naar de Schriften zou toegaan. Ze hebben ook geweten dat de kerk. als geheel van gemeenten, met een structuur van ambtelijke vergaderingen en een kerkorde, die voor het geheel van de gemeenten geldt, onmisbaar is. Opdat er geen gemeentelijke willekeur en ook daarin afwijking van de leer ontstaat. Het is niet genoeg om maar een preekplaats te hebben, waar nog gepreekt kan worden, een plekje waar nog de waarheid verkondigd wordt. Op zichzelf staande preekplaatsen of groeperingen zijn in de kerkgeschiedenis van korte levensduur geweest en hebben vaak geen nageslacht gehad. Terwijl oude kerken, met ambtelijke vergaderingen en een kerkordelijke structuur, de eeuwen verduurden, al zijn ambt en orde nooit een garantie in zichzelf dat het in de kerk naar de orde van Christus, die altijd het hoogste is. blijft toegaan. Maar de orde van Christus ontplooit zich het best in een kerkordelijk geregelde structuur. Zijn we bereid daarvoor ook vandaag te staan, om niet in willekeur en kerkelijke of liever onkerkelijke anarchie te komen. De presbyteriaal synodale kerkstructuur is ook een onderdeel van ons gereformeerd belijden.

Ambt en orde zijn onopgeefbaar voor een gereformeerde kerk. ook voor de concrete Nederlandse Hervormde Kerk van vandaag. Zo is de kerk in 1951 weer kerk geworden, bevrijd van de Reglementenbundel, ambtelijk vrij en ordelijk gebonden. Dat betekent derhalve, dat beslissingen in de kerk als geheel ook alleen maar door de ambtelijke vergaderingen genomen kunnen worden. Zo niet dan kiezen we voor de willekeur en de chaos. Wij, die vandaag hier als een verzameling van ambtsdragers bijeen zijn, kunnen voor het geheel van de kerk geen besluiten nemen. Wij als hoofdbestuur van de Gerefor-

meerde Bond kunnen dat ook niet. Dat I betekent intussen uiteraard niet dat de ambtelijke vergaderingen maar doen kunnen en besluiten kunnen wat ze willen. Dat II betekent zeker niet, dat de meerdere verga-I deringen over de gemeenten heersen mo-I gen. Al te veel al zijn in de geschiedenis de , 1 desastreuze gevolgen van synodale over-'l heersing te zien geweest. Ze hebben schei-I dingen opgeroepen en verdeeldheid gebracht. In de ambtelijke vergaderingen zal er daarom een uiterste fijngevoeligheid moeten zijn als het gaat om de vraag, waar-I mee het welzijn van kerk en gemeente is I gediend. Als Christus al zegt dat Hij Zélf niet gekomen is om gediend te worden i maar om te dienen, hoe zou er dan één ij orgaan binnen de kerk zijn, waarvoor dat, in navolging van Christus, niet geldt?

Als we in dit verband nu het proces van Samen op Weg in ogenschouw nemen dan i8 mag de vraag gesteld worden of de gemeenten ermee gediend zijn als ze onder de druk komen te staan van almaar voortgaande beslissingen, die genomen worden terwille van nog slechts een beperkt aantal gemeenten. In het begin van dit betoog heb ik gezegd, dat we vandaag hier bijeen zijn in een kwetsbare positie, omdat licht de toon onzuiver kan worden en we geesten kunnen oproepen, die niet meer te beteugelen zijn. Maar de kerk als geheel moet zich teméér afvragen of ze, met een van boven geleid en gedreven proces, niet ook geesten oproept, die men niet meer de baas kan. Of men zo ook niet bezig is met de liefde van de leden der kerk te spelen en die uiteindelijk te ver-spelen.

Het is intussen bepaald niet zo dat we als hervormd gereformeerden gezwegen hebben in de loop van het proces, zoals zich dat tot nu toe ontwikkeld heeft. Niet aflatend heeft de bezorgde, kritische, afwerende en afwijzende stem uit onze gelederen geklonken. Laten we intussen niet te gemakkelijk menen dat we altijd geestelijk genoeg en op de goede toonhoogte hebben gesproken. Het mondigheidsdenken van onze tijd maakt dat allerwégen vandaag tonen vals klinken.

Laten we overigens ook niet te gemakkelijk zeggen dat de bezorgde stem uit de gemeenten niet gehoord is in de kerk. De telkens gehoorde klacht van gereformeerde zijde is namelijk, dat het proces door de hervormden vertraagd wordt. Ze zouden zelf met groter voortvarendheid te werk willen gaan. Maar in de Hervormde Kerk liggen de feiten zo simpel niet als kennelijk in de Gereformeerde Kerken het geval is, tot verbazing overigens van ieder, die nog eens even terugblikt in de geschiedenis. Nog tijdens het hervormd-gereformeerde gesprek van de vijftiger jaren zat de Hervormde Kerk in de beklaagdenbank van de gereformeerde gesprekspartners. Vandaag zouden de stellingen in een hernieuwd hervormd gereformeerd gesprek heel anders betrokken worden, van beide zijden.

Wat willen we?

Het wordt nu tijd dat we de vraag onder ogen zien wat we als hervormd gereformeerden willen, nu de synoden het besluit van de combi_synode, om beide kerken in staat van hereniging te verklaren, met grote meerderheid van stemmen overgenomen. bekrachtigd hebben. Laten we hier maar hardop zeggen, dat ons van verschillende zijden gesuggereerd is dat we vandaag spijkers met koppen moesten slaan. Mogen we eens op een rij zetten wat die spijkers met koppen zouden kunnen zijn?

Afscheiding! Er is nog niemand geweest, die openlijk heeft gezegd, dat we die kant op moeten.

Binnenkerkelijke Doleantie! Dat zou betekenen, dat we een kerk in de kerk vormen. Op de jaarvergadering van de Gereformeerde Bond hebben we de gedachte gelanceerd een Unie van gemeenten te vormen. Daarachter lag niet de bedoeling een kerk in de kerk te vormen maar wél om een verband te vormen, waar gemeenten met elkaar beraadslagen kunnen om problemen het hoofd te bieden, waarvoor men komt te staan in gebieden waar de federatiegedachte ver is doorgevoerd; een verband waarin men met elkaar kan bewaken dat de federatie niet de vormen van een geleidelijke fusie gaat aannemen, om te bevorderen dat niet-gefedereerde gemeenten of wijkgemeenten in vrijheid kunnen blijven leven en ademen en niet geïsoleerd raken.

Willen we dan een modus vivendi, een wettelijk geregeld naast elkaar bestaan van richtingen? Dat betekent dat we aan elkaar in de kerk geen boodschap meer hebben. Ook dan geven we meer dan 75 jaar hervormd gereformeerde geschiedenis prijs. Als met die gedachte vroeger al gespeeld werd in hervormd gereformeerde kring dan werd ze ten principale toch altijd weer verworpen. Mag ik het, wat de diepere motieven daarachter betreft, ook eens zo zeggen: omdat onze trouwe Verbondsgod niet modaliteitsgewijs te werk gaat maar nog altijd goddelozen rechtvaardigt. Wat heeft een modus-vivendi-kerk nog met de kerk der vaderen te maken, waarin God de geslachten door Zijn trouw, ondanks onze ontrouw, betoond heeft? Of men buiten haar of binnen haar afgescheiden leeft, maakt dan niet zoveel verschil meer.

We willen echter ook hier de duidelijke waarschuwing laten horen, dat de kerk in haastige beslissingen, om het proces maar te laten voortgaan, niet zelf een modus vivendi kerk oproept, waarin geen sprake is van een organisch gegroeid geheel. Zo'n kerk roept men op als men in feite zelf kiest voor een kerk van elk wat wils, die in feite ook meer congregationalistisch dan gereformeerd is. De grondnotie vandaag is immers, dat de kerk vooral pluraal moet zijn, een kerk met ruimte voor ieder. Zo'n kerk roept men ook op door het Samen op Weg proces van boven te drijven en ongelijksoortige delen samen te voegen. De liefde en betrokkenheid van de leden der gemeenten bekoelt. Liefde is niet zomaar over te planten van de vaderlandse kerk naar een kerk, die administratief geregeld wordt maar waarin de gemeenten en de leden niet echt op elkaar betrokken zijn.

Moeten we dan maar de weg gaan van het mijden van de ambtelijke vergaderingen, waar toch uiteindelijk de beslissingen vallen? Ik denk dat ik vraag naar de bekende weg. Het is, broeders, nog zó eenvoudig niet om spijkers met koppen te slaan.

Moeten we — ik onderbreek nu even mijn betoog — allereerst en vooral niet diep beseffen dat we leven in een diepgaande crisis van onze cultuur, gepaard gaande met een diepgaande ontkerstening en ontkerkelijking? We mogen dankbaar zijn als we nog in een gemeente arbeiden mogen, waar de kaders nog aanwezig zijn en de gemeente nog functioneert. Maar beseffen we wel voldoende hoevelen, ook onder ons, op plaatsen arbeiden, waar de hete adem van de ontkerstening allerwegen wordt gevoeld?

Als van bepaalde zijde onder ons wordt gevraagd spijkers met koppen te slaan, wordt van andere zijde gevraagd: denk aan ons, in onze moeilijke stadssituatie, op de kwetsbare plaats, waar we als minderheid moeten werken; daar waar de vertwijfelde vraag klinkt of er nog een gemeente zal zijn, waar een komende generatie thuis zijn zal, voor zover er nog een komende generatie zal zijn, kerkelijk gezien. Of waar men zich in een situatie bevindt, waarin het Samen op Weg-proces al zo ver gevorderd is, plaatselijk of in de regio, dat de voortgang van de gereformeerde prediking al aan bepaalde kaders gebonden is?

Moeten we niet veel meer een geestelijke solidariteit aan de dag leggen met elkaar in de grote verscheidenheid van posities, waarin we ook als hervormd gereformeerden vandaag verkeren? Met een uniforme organisatie zullen we er niet komen. Er zijn situaties, waar men zich gemeentelijk gezien helemaal geen spijkers met koppen meer permitteren kan. We willen niet alleen hervormd gereformeerd zijn op de Veluwe of in de Alblasserwaard of op Flakkee of op Tholen, in Huizen of in Veenendaal, maar ook in Rotterdam en Amsterdam en Den Haag, de Flevopolder en Hilversum, de noordelijke provincies en in Noord Holland.

Ten diepste is er maar één weg, dat is dat we elke verwachting van organisatorische macht en het geweld van actie loslaten en dat we ook vandaag de kerk geloven, op hoop tegen hoop, dwars tegen wat zichtbaar is in. De vraag is dan of we in wat we dan wel noemen onze gemeenten zoveel uitstralen van de kracht der gereformeerde religie, of we zulk een geestelijke spankracht vertonen in de gemeenten, of we de kenmerken van geestelijk ontwaken, van geestelijke groei en van een geestelijk reveil zien in onze gemeenten, zodat we het geheel der kerk tot jaloersheid verwekken. Dat stelt ons niet in het minst voor de vraag naar de eenheid in eigen kring. Zouden we in staat zijn de Hervormde Kerk voort te zetten? En met en onder welke kerkorde dan? En waar zouden we de grenzen willen leggen? Om een voorbeeld te noemen, zouden we de geboorteleden er wel of niet bij blijven rekenen? We worden teruggeworpen op de fundamentele vragen van een gereformeerde ecclesiologie vandaag.

Nu kunnen we op zich zeggen dat er tot heden in het proces kerkelijk niets onrechtmatigs gebeurd is. Natuurlijk, wij hebben als hervormd gereformeerden — en wij niet alleen — in alle toonaarden onze zorg over het proces kenbaar gemaakt. Het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond heeft een lange reeks van

publicaties in de loop der jaren het licht doen zien. Hervormd gereformeerde gemeenten hebben, toen de gemeenten geraadpleegd werden, in groten getale gereageerd. In veertig procent van de gemeenten in de Hervormde Kerk werd zelfs 'nee' gezegd tegen het proces. En dan uiteindelijk beslist de synode. En die heeft, met meerderheid van stemmen, besloten tot de staat der hereniging. Wie zou een andere en betere weg weten voor kerkelijke besluitvorming?

Maar" dat is toch niet het enige wat te zeggen valt.

Tegelijkertijd zeggen we diepe zorg te hebben over de wijze waarop de synode met de gemeenten omgaat. We moeten de kerk voorhouden zelf ook zuinig te zijn op de gemeente vandaag. We zullen ook vandaag kiezen voor een evenwicht tussen de taak van de presbyter en van de synode. Ook in het Samen op Weg proces zal het ons gaan om een gereformeerde kerk, die de gemeente serieus neemt en haar welzijn op het oog heeft. Wat dit betreft moeten we helaas constateren dat de kerk de raadplegingen vanuit de gemeenten over de Intentieverklaring en de Verklaringvan Over eenstemming inzake het Samen Kerk zijn wel nauwgezet heeft verzameld maar vervolgens is overgegaan tot de orde van de dag, ofwel van de beslissing en er niets mee gedaan heeft. En is het dan wijs om, als zo'n groot deel van de gemeenten nee zegt tegen het proces, toch al tot de staat der hereniging te besluiten? Is een synode zo toch niet bezig over de gemeente te heersen, de uitspraak ten spijt dat de vrijheid van de gemeenten gewaarborgd is? Tot haar eigen schade heeft de kerk een vergaand besluit genomen.

Het feit dat het besluit zo weinig geestdriftig is genomen tekent bovendien de malaise, waarin het proces als zodanig verkeert. Echt enthousiasme is in niet zó'n groot deel yan de kerk meer te merken. Moet dat op zich niet een signaal zijn? Op de jaarvergadering van de Confessionele Vereniging heeft dr. G. Bos gezegd dat het de tijd niet is. We moeten wachten op God. Dat is geen valse lijdelijkheid. Dat heeft te maken met geestelijke taxatie van het aan de gang zijnde proces.

Hoe te considereren?

Dan dringt evenwel de vraag hoe we in de ambtelijke vergaderingen ons zullen moeten opstellen. Ik ga ervan uit dat wij allen, zoals we hier aanwezig zijn, doordrongen zijn van het diepe besef dat we, onder beding van Gods leiding en zegen, een grote verantwoordelijkheid dragen, voor dit en het toekomende geslacht, als het gaat om de vraag hoe onze kerk er in de toekomst uit zal zien en dat we derhalve onze plaats op de ambtelijke vergaderingen getrouw innemen. Sommigen menen nu dat, wanneer Samen op Weg aan de orde is op de classis, we niet moeten considereren. Dat is dunkt ons een doodlopende weg. We zullen juist op onze qui-vive moeten zijn, opdat de gemeenten niet in het dwangbuis van het proces terecht komen. Want in de kerkorde, die thans aan het groeien is, gaat het wél om de gemeenten.

Momenteel is er sprake van drie kerkorden. De kerkorde van de Nederlandse Hervormde Kerk en die van de Gereformeerde Kerken blijven functioneren voor elk van beide kerken. Voor situaties, waar sprake is van federatief samengaan van beide kerken is een tussenorde in ontwerp.

Als het de kerk ernst is met haar uitspraak dat geen enkele gemeente gedwongen mag worden in het Samen op Weg proces dan zal het haar ook ernst moeten zijn met het handhaven van de hervormde kerkorde. Wij zullen er als ambtsdragers juist alert op moeten zijn dat de tussenorde niet over de hervormde kerkorde heengroeit. We kunnen derhalve niet anders doen dan u allen adviseren om wél te considereren. U zou kunnen considereren onder voorbehoud, zoals dat nu reeds gebeurt. De formule daarvoor kan de volgende zijn: 'hoewel wij het huidige proces van Samen op Weg niet begeren en ons daarin meegenomen voelen considereren wij in het belang van kerk en gemeente als volgt (...)'. Wanneer vandaag geconsidereerd moet worden gaat het nog slechts om federatie. En federatie is nog geen fusie. Maar we zullen er juist voor moeten waken dat niet ongemerkt de federatie fusie wordt.

De federatiegedachte houdt in — dit ter informatie — dat overal waar hervormd en gereformeerd samengaan er toch een hervormd en een gereformeerd deel blijft bestaan.

Wanneer in een classis, waar deze zelf nog niet tot federatie besloten heeft, een gemeente is, die wel gefedereerd is, dan vaardigt deze gemeente een hervormde delegatie af naar de hervormde classis en een gereformeerde delegatie naar de gereformeerde classis. Mochten er al gefedereerde classes zijn, terwijl er nog geen sprake is van een gefedereerde synode, dan vaardigen zulke gefedereerde classes hervormden af naar de hervormde synode en gereformeerden naar de gereformeerde synode. Gefedereerde gemeenten zullen zich in niet-gefedereerde classes ook best geïsoleerd bevinden. Maar om daarvoor nu al de kerkelijke, ambtelijke structuur op z'n kop te zetten is de zaak omkeren. Want het gaat nog slechts om ruim honderd gefedereerde gemeenten. Dat kan niet duidelijk genoeg worden gezegd. Het wordt echter nijpender wanneer gemeenten, waar van Samen op Weg geen sprake is, zich bevinden in gebieden, waar de federatiegedachte ver is doorgevoerd en bijvoorbeeld ook de classes zelf al gefedereerd zijn. Op die wijze gaat er druk uitgeoefend worden vanuit de meerdere vergaderingen naar de gemeenten toe. is het niet materieel dan wel moreel.

Dat klemt te meer als we bedenken dat de nieuwe classis, naar het zich laat aanzien, grote bevoegdheden krijgt. Daarom is federatie van de meerdt/e vergaderingen van de kerk in strijd met de gedachte van vrijwilligheid, met wat men dan pleegt te noemen 'het groeimodel van onderop'. Daarom willen wij vandaag komen met een.manifest, vanuit deze vergadering van ambtsdragers, naar de synode toe om het vormen van gefedereerde classes te voorkomen. Een tekst daartoe zal u vandaag worden voorgelegd. Wil de synode voor gefedereerde gemeenten verbanden van overleg in het leven roepen, dan is dat haar zaak.

Hoewel wij zeggen moeten dat deze vergadering geen kerkelijk-formele rechtskracht heeft, menen wij toch op deze wijze onze grote zorg over de federatiegedachte kenbaar te moeten maken. Niet-gefedereerde gemeenten in gefedereerde classes kunnen in grote nood komen. Juist omdat men liefde voor de vaderlandse kerk niet zomaar kan overplanten naar een Samen op Weg kerk, al functioneert deze dan nog slechts op de wijze van een federatie, zou de classis, wanneer deze gefedereerd is, wel eens ernstig aan functie kunnen inboeten en daarmee is ook het gereformeerde karakter van de kerk niet gediend. Want in een gereformeerde kerk is de classis onopgeefbaar.

De classis zou overigens, wat de Hervormde Kerk betreft, best beter mogen functioneren. Juist in de classis zal duidelijk moeten worden dat de kerk meer is dan een optelsom van gemeenten. Juist daar zal sprake moeten en ook kunnen zijn van een 'bezield verband'. Maar als we dan bedenken, dat binnen gefedereerde classes drie kerkorden van kracht zijn, dan moet toch gevreesd worden dat niemand de zaak meer overzien kan? Reeds nu horen we de klacht, los van modaliteiten, dat men in de classes de papiermassa niet meer kan overzien, er geen raad meer mee weet.

Geestelijk cf ongeestelijk

Het zou intussen niet juist zijn als we op een dag als deze zouden blijven steken in de organisatorische vragen rondom Samen op Weg. We zullen geestelijk tot de diepte moeten afsteken. We hebben een en andermaal betoogd, dat het proces van Samen op Weg zo geestloos is. Dat is ons niet in dank afgenomen. 'Wij menen ook dat de Geest nodig is, wil het proces goede voortgang hebben', zeggen zij, die het proces met voortvarendheid willen doen voortgaan. Van gereformeerde zijde wordt dan betoogd dat ook actie, organisatie geestelijk is. Het is merkwaardig dat juist zij het zijn. die het proces nu met voortvarendheid ter hand willen nemen. Met dezelfde voortvarendheid, waarmee zij de Doleantie ten uitvoer hebben gebracht, willen ze nu het Samen op Weg proces voortzetten, met nauwelijks nog begrip voor wat hun eigen vaderen bewogen heeft om te gaan doleren.

Er is hier dan ook bepaaldelijk sprake van een verschil in. wat genoemd is, kerkgevoel tussen hervormden en gereformeerden, ik zou liever willen zeggen verschil in de aard van wat we geestelijk noemen.

Ik kom daarom nog éénmaal terug op het confessionele geding, dat er is tussen gereformeerden en hervormd gereformeerden. Want ook toen we nog in confessie één waren, verschilden we als het ging om de betekenis van het Verbond. De Schrift leert ons, dat er sprake is van tweeërlei kinderen des Verbonds. Dat betekent dat het ook binnen het kader van het Verbond gaat om bekering.

Dat betekent óók dat we in de kerk dat geduld uitstralen, dat de Heere als de Eeuwige Verbondsgod heeft met zijn ontrouwe volk. Gereformeerden hebben in de loop

der jaren meer oog gehad voor de verbinding van verbond en actie dan voor verbond en geduld. Juist het feit, dat men nu met voortvarendheid het proces van gereformeerde zijde wil voortstuwen, is daarvan een bewijs. Zo uniform als men was toen het erom ging de Doleantiegedachte gestalte te geven zo uniform is men nu als het gaat om het vormen van een nieuwe kerk.

Zullen wij er dan in slagen om die verbondsnotie op geestelijke wijze in te voeren in dit tijdsgewricht, die ook ten grondslag heeft gelegen aan ons blijven in de Hervormde Kerk toen anderen heengingen?

Stel b. V., dat wij als hervormd gereformeerden vandaag ook zouden uitgaan van een veronderstelde wedergeboorte of van een vanzelfsprekende gelijkschakeling tussen verbondsgemeente en gelovende gemeente dan hebben we in het proces van Samen op Weg ook niets geestelijks in te brengen. Dan zitten we zelf ook op een vlak, waarop de gereformeerden zich al jaren bevinden. met alle ecclesiologische consequenties vandien.

Een onvruchtbaar, want in hoofdzaak organisatorisch proces, mag niet benaderd worden door een even onvruchtbaar, want ook organisatorisch proces, waar het vaandel geheven en de vuist gebald wordt. We staan vandaag voor de geestelijke vragen van kerk en verbond, zoals onze vaderen daar ook voor stonden.

Er wordt van ons vandaag in de aan de gang zijnde ontwikkelingen veel meer gevraagd dan van andere modaliteiten. Als wij willen staan voor Schrift en confessie dan zal het erop aankomen dat we de geestelijke betekenis van de religie der belijdenis uitstralen. Onze kracht ligt niet allereerst in het 'nee' tegenover Samen op Weg maar in het 'ja' tegenover de confessie. Zouden we zelf uit kunnen grijpen boven de crisis die er vandaag allerwegen is en bijvoorbeeld weer duidelijk kunnen maken wat wedergeboorte in het kader van het Verbond is?

Gelovigen, zeggen onze Dordtse Leerre-, gels, weten zélf niet hoe het in z'n werk gaat. Maar het komt openbaar in het liefhebben van onze Zaligmaker. Dat zal onze geestelijke boventoon en ondertoon zijn.

Ik herhaal: het proces in zijn huidige gestalte is bepaaldelijk geestloos, al begint men hier en daar te gevoelen, dat geestelijke verdieping nodig is. De vraag moet wellicht aan de orde komen waar en hoe dan vandaag het geestelijk geding, dat er ten tijde van de Doleantie tussen Kuyper en Hoedemaker was, gestalte zal krijgen. Het ging toen ook helemaal over de notie van kerk en verbond. De vraagstelling op zich is al voor velen niet meer interessant, want achterhaald. De vraag is of ook wij nog aan de diepte dimensie van de kerkvraag willen toekomen of dat ook wij onze kracht gaan zoeken in organisatie, in tegenorganisatie dan.

Het wezenlijke

We hebben het wezenlijke nu dunkt me vandaag eigenlijk wel gezegd. We willen staan voor het voortbestaan van de vaderlandse kerk, voor de vrije ontplooiing van de gemeente daarin naar Schrift en belijdenis en we willen daarin staan op een geestelijke wijze. We mogen elkaar tenslotte vandaag bevragen op onze geestelijke gestalte en op ons geestelijk gehalte. Niet de Goliathgestalte past ons maar eerder die van David, die in het harnas van Goliath niet gaan kon en zich met een slinger behielp en tegelijk op God vertrouwde. De Heere is al zo menigmaal in diepten van de kerk, ook van onze kerk, reddend nabij geweest. Niet een Jehu's ijver bevangt ons maar de gestalte van het volk, dat uittrok, niet wetend waar het komen zou, maar wel wetend dat het een erfdeel ontvangen zal. Daarmee willen we vandaag geen oeverloos relativisme bevorderen. Wel willen we zeggen dat we tot heden als hervormd gereformeerden als minderheid gefungeerd hebben in de vaderlandse kerk. Misschien is dat nog wel de beste positie geweest, omdat die de meest kwetsbare is. Laten we die nu ook maar innemen. Stel dat we meerderheid zouden zijn geweest en wij de kerk hadden moeten vormen.

De stelling van dr. W. J. op 't Hof, dat iedere vorm van wettelijke organisatie van een richting of groepering binnen de Nederlandse Hervormde Kerk strijdig is met het gewoon hervormd zijn, plaatst ons voor de vraag van het bestaan of voortbestaan van de Gereformeerde Bond in de Nederlandse Hervormde Kerk. De stelling is onhoudbaar. Al wat zich manifesteert in vergaderingen en geschriften is naar de aard daarvan organisatorisch.

De andere kant van de medaille is dat elke organisatie het gevaar loopt uit te zijn op macht of alleenrecht op te eisen. Laten we daarom vandaag nog eens uitdrukkelijk stellen, dat geen organisatie, ook die van de Gereformeerde Bond niet, plaatsvervangend is voor de vaderlandse kerk, laat staan deze kerk zou uitmaken. We spreken onze kerk niet aan op welke groep dan ook maar op haar belijdenis en haar geschiedenis.

Voor het geval we echter in het Samen op Weg proces worden meegenomen ligt er in de stelling van Op 't Hof perspectief Het perspectief namelijk van een brede gereformeerde beweging, voorlopig binnen de Nederlandse Hervormde Kerk en dan ook binnen de Gereformeerde Kerken; een geestelijke beweging, die onder de zegen des Heeren een opwekking zou kunnen betekenen voor kerk en volk. Want daar bidden we toch om, daar haken we toch naar? Misschien zou zo'n beweging ook nog aanzwellen vanuit andere kerken van gereformeerde belijdenis. Wij willen ten diepste ook in het huidige kerkelijke beweeg het liefst beweging zijn, waarin de breedte van de Gereformeerde Gezindte, binnen en buiten de vaderlandse kerk, zoals Groen van Prinsterer die bedoelde, zich vinden kan en present is.

We zeggen allen op z'n tijd, dat de tijd te ernstig is om nog verder verdeeld te zijn. In een tijd van diepgaande crisis, waarin we allen voelen dat de verdeeldheid van de kerk óók niet langer kan, een aanfluiting naar de wereld toe is, moge er nog de echte aandrift zijn om samen als gereformeer­ den op te trekken, een in de belijdenis en haar religie.

Welnu, laten we dan vandaag zulke spijkers met koppen slaan. Laten allen, voor wie het ernst is met Schrift en confessie, de handen ineen slaan, met voorbijzien van traditionele eigenheden. Misschien hebben we vandaag wel de kairos, de van God gegeven, de van Hem verleende tijd om te laten zien dat de belijdenis van Dordrecht vandaag nog niet aan actualiteit heeft ingeboet. Het kerkbegrip van de toekomst zou er wel eens op gebaseerd kunnen zijn.

Wat hebben we te bieden vandaag? Lege handen. Kort voor de Tweede Wereldoorlog sprak Churchill zijn volk toe en zei wat te verwachten was: bloed, zweet en tranen. Welnu, omdat we ook in een gebroken kerk leven zal daarvan ook kerkelijk wel veel waar zijn: bloed, zweet en tranen. Maar die drie woorden, die ook het lijden aan de kerk symboliseren, kregen toch bij Christus Zélf bizondere glans. Ze markeren Zijn borgtochteijk lijden. Plaatsvervanging, verzoening.

Daar ligt onze Hoop.

(Referaat, gehouden op de vergadering van hervormd gereformeerde ambtsdragers, belegd door het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond op zaterdag 10 October 1987 te Bameveld.)

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 oktober 1987

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's

Samen op Weg - waakzaamheid en verantwoordelijkheid

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 oktober 1987

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's