Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de pers

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de pers

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vreemde redeneerwijze
Prof. Albeda had, zo schrijft hij in het Centraal Weekblad gekeken naar het t.v. debat tussen Sölle en Kuitert en zich verbaasd over de simplistische redenering ten aanzien van de economische verhoudingen van een zo intelligent geleerde als mevr. Sölle is. Hij verzet zich tegen de door haar en vele anderen gevolgde redeneerwijze dat christenen als partijgangers van de armen zijn daarom van de armen moeten leren hoe de wereld in elkaar zit, omdat zij de echte deskundigen zouden zijn.

'In de negentiende eeuw meldden zich hier in Nederland mensen als Domela Nieuwenhuis, ernstig begaan met het lot der armen. Deskundiger dan vele machthebbers over de feiten van de armoede. Maar met een analyse van de achtergronden en oorzaken van die armoede die (met permissie) nergens op sloeg. In wezen moet gesteld worden dat, wanneer heel Nederland net als mijn grootvader Domela Nieuwenhuis had gevolgd en zijn ideeën in de praktijk had gebracht, Nederland op dit moment nog een ontwikkelingsland zou zijn geweest (en velen zouden niet Domela maar enkele multinatioals als schuldigen aanwijzen).
Gelukkig volgde men wel de motivatie, maar niet de ideeën van de grote Domela Nieuwenhuis en onderkende men z'n ontbrekende analyse.
Maar nu, in de twintigste eeuw, gebeurt er op wereldniveau iets merkwaardigs. Mensen als Sölle en vele andere bewogen denkers gaan te rade bij de Nieuwenhuizen van nu uit de arme landen van nu en denken van hen te kunnen vernemen hoe de stagnatie, de armoede en de honger daar kan worden verklaard. Daarbij lijkt dan de meest radicale visie als de meest authentieke over te komen.
Het vervelende is echter, dat er geen mooi en ethisch hoogwaardiger alternatief bestaat voor een koele, wetenschappelijke analyse. Als economen ons voorrekenen, dat de apartheid meer bedreigd wordt door een sterke economische groei in Zuid-Afrika dan door bijvoorbeeld "des-investeringen", dan is dat een niet-radicale en dus verwerpelijke analyse, want de armen en onderdrukten (althans hun zegslieden die hier gehoord worden) willen het. In wezen zijn wij niet bereid gebruik te maken van ons voorrecht, in staat te zijn van buitenaf ongehinderd door emoties, na te gaan wat er aan de hand is en daarna, na ethische bezinning, te bedenken wat een mogelijke oplossing zou kunnen zijn. "Solidariteit met de armen" lijkt zo'n positie voor velen onmogelijk te maken.
Hierbij is vervelend, dat de werkelijkheid zich niets aantrekt van onze opvattingen. Landen, die de radicale profeten volgen, het verdrukkende economische stelsel van het westen verwerpen en een economisch alternatief opbouwen, blijven of worden heel erg arm. Landen, die de weg bewandelen die West-Europa ging in de negentiende en twintigste eeuw (waarvan in Zuidoost-Azië nu een aantal gevallen is) zijn snel op weg in de richting van het uitroeien van de armoede. Vergelijk Noord- en Zuid-Korea. Vergelijk de Chinese Volksrepubliek met Taiwan, Hong Kong en Singapore. En vraag je af wat er zal gebeuren met de armoede in Nicaragua onder het Sandinistisch bewind. Het spijt mij, maar ik weet het wel.'

Albeda voegt er aan toe dat de kerk uiteraard aan de kant van de armen moet blijven staan, maar hij pleit alleen voor nuchterheid en zakelijkheid in de analyse en hij verzet zich tegen de stelling: armen = deskundigen. Het lijkt me toe, dat de stelling van Albeda op zich juist is. Wel heb ik het gevoel, dat economische analyses snel een eigen leven gaan leiden, los van ethische overwegingen. Daarom hebben ethicus en econoom elkaar nodig. De laatste kan de eerste behoeden voor goedgelovigheid en naïviteit. De eerste kan wellicht de laatste waarschuwen voor bedrijfsblindheid.

Antisemitisme niet verdwenen
De ontvoering van Jules Croiset en de bedreiging aan het adres van joodse gezinnen rondom de controverse over de al of niet opvoering van het stuk van Fassbinder, de stad, het vuil en de dood leren ons dat het antisemitisme geen verleden tijd is. Het Nieuw Israëlietisch Weekblad waarschuwt overigens terecht voor paniekreakties. In het nummer van 11 december lezen we:

'De acteur Jules Croiset mag dan wel onder bloemen zijn bedolven, zijn kortstondige ontvoering, die een eind vond door zelfbevrijding, blijft een angstwekkend incident. Weliswaar wordt in Nederland nog nauwelijks opgekeken van een ontvoering, de opsluiting van Jules Croiset, de bedreiging van Frits Barend en Freek de Jonge zijn van andere orde. Zij zijn geen acties van op geld beluste criminelen, waar Nederland mee heeft leren leven. Zij zijn pogingen van fascisten en racisten om door angst de vrije meningsuiting te beknotten.
Aan angst heeft het velen in de joodse gemeenschap niet ontbroken.
Wie louter de kranten, de radio en de televisie als maatstaf nam, moest werkelijk de mening zijn toegedaan dat het antisemitisme op ontstellende, want levensbedreigende schaal om zich heen greep. Dat idee werd nog versterkt, omdat tal van professionals uit de joodse en de daarmee verwante wereld, ervan gewaagden dat tientallen dreigbrieven en telefoontjes waren ontvangen. Van die verklaringen aan de media bleef niets over.
Het blijkt dat profesionals zich, in hun begrijpelijke bezorgdheid, hadden laten meespelen door wat zij dachten dat de sfeer was die tijdens en na de protesten tegen Het Vuil van Fassbinder was ontstaan. Het heeft de angstgevoelens bij velen in de joodse gemeenschap niet doen verminderen uit vertrouwde monden te horen en te lezen dat zovelen werden bedreigd. Het kan op zijn minst een les zijn voor de toekomst de zaken niet rooskleuriger, maar zeker niet slechter af te schilderen dan zij zijn.
Hoe zeer vestiging in Israël aanbevolen blijft, de houding van overheid en bevolking geeft geen reden de koffer te pakken. De kortstondige ontvoering van Jules Croiset blijft een incident van weinigen. Een afschuwelijk incident, maar niet meer dan dat. Zij wordt niet geschraagd door de brede, of zelfs maar de kleine massa van het Nederlandse volk. De Nederlandse bevolking heeft kennis genomen van de plannen tot opvoering van Het Vuil, de protesten nadien, de afgelastingen en de ontvoering, en is overgegaan tot de orde van de dag.
Van de overheid kan geenszins worden gezegd, dat zij aan de kant is blijven staan. Het zal geen toeval zijn dat voorzitter Dick Dolman van de Tweede Kamer, juist op de Sjabbat dat de geruchten over bedreiging aan tientallen joden op hun hevigst waren, de synagoge van Den Haag bezocht. Minister Frits Korthals Altes van Justitie was geen moeite teveel om, waar hem dat werd gevraagd, mee te delen dat hij maatregelen tegen het antisemitisme van zins was. De maatregelen blijken overigens overbodig.
Tegen het antisemitisme zal in Amsterdam een betoging worden gehouden. Als waarschuwing voor een mogelijke toekomst kan het geen kwaad. Als protest tegen het heden is zij overbodig. Zij kan hooguit bij sommigen opnieuw de indruk wekken dat angst gerechtvaardigd is. Dat is zij niet.'

Geen paniekstemming kweken, zegt het NIW. Overigens blijft waakzaamheid wel geboden. Het is immers duidelijk dat het antisemitisme zomaar in eens kan aanwakkeren, ook waar het maar enkele fanaten zijn die een vuurtje opstoken. Dr. A. A. Spijkerboer geeft rondom Fassbinder's stuk in Evangelisch Commentaar van 18 december zijn mening over de gebeurtenissen. Hij acht bezetting van het toneel zoals in Rotterdam gebeurde door demonstranten onder leiding van Rabbijn Soetendorp, hoezeer verklaarbaar, toch onjuist. Je neemt met een bezetting het recht in eigen hand en je werkt, met alle goede bedoelingen er dan aan mee, dat de samenleving op die manier hoe langer hoe meer jungletrekken gaat vertonen. Over het antisemitisme zegt Spijkerboer:

'Inmiddels is Jules Croiset ontvoerd en hebben Joodse gezinnen dreigbrieven ontvangen. Heeft de bezetting van het toneel deze antisemitische daden uitgelokt? Dat kan wel, maar het is geen argument. Ook een Jood die een sigaret opsteekt kan antisemitisme oproepen. Waar het op aankomt is dat het recht in eigen handen nemen niet juist is. Uit de ontvoering van Croiset en de dreigbrieven blijkt alleen maar welke duistere krachten er nog in onze samenleving aan het werk zijn.
Inmiddels beginnen de kerstklokken te luiden en hopelijk sneeuwt het over een paar dagen. Is het dan nog de moeite waard terug te komen op hetgeen het plan tot opvoering van het stuk Fassbinder allemaal tot gevolg heeft gehad? Een paar gezellige dagen met de Kerst zijn iedereen van harte gegund, maar wat er rondom Fassbinders stuk is gebeurd werpt zo'n fel licht op de positie van het Joodse volk in onze tijd.
De Joodse gemeenschap in ons land voelt zich bedreigd en daar heeft ze waarachtig goede redenen voor. Dat blijft in het komende nieuwe jaar net zo.
Onze Heer is een Jood en daarom dienen wij de bedreigde Joodse gemeenschap bij te staan. Maar het recht in eigen hand nemen kun je niet goed praten, in de grond van zaak terwille van dezelfde Heer.
Hopelijk blijft dat in het nieuwe jaar ook net zo.

Spijkerboer trekt een lijn naar het kerstevangelie. De kribbe stond in Bethlehem. Jezus is besneden ten achtste dage (Luc. 2 : 21). Dat moet voor alle dingen onze solidariteit met Israël en ons nee tegen het antisemitisme bepalen. Het is goed dat het NIW waarschuwt voor overdreven paniekreakties. Het blad richt zich primair tot de eigen joodse lezers. Maar dat mag ons, die daarvan kennisnemen, niet er toe verleiden ons oog te sluiten voor het blijvend gevaar van het antisemitisme. Het kan toch zomaar ineens de kop opsteken. Daarom blijft de waakzaamheid geboden. Juist in het licht van het kerstevangelie.

Het kerstlied in de poëzie
Als dit nummer u onder ogen komt ligt het Kerstfeest al weer enkele weken achter ons. De diverse bladen schonken rondom Kerst en allerlei wijzen weer aandacht aan dit gebeuren. Zo las ik in De Wekker van 18 december een bijdrage van de neerlandicus prof. dr. L. H. Strengholt over het kerstlied in de poëzie. Uit dit artikel citeren we het volgende:

'De poëzie die in de Nederlandse letterkunde aan het thema van Christus' geboorte is gewijd, is zeker niet geschreven om alleen maar een zachte ontroering te wekken. Natuurlijk zijn dichters gevoelige mensen ook als het gaat om de sentimenten die rond het Kerstgebeuren een rol spelen. Zelfs bij een forse "mannelijke" dichter als Revius vinden we iets van dat kinderlijke:
U handekens, in bandekens
O heylant sijn gewonden
Op dat ick zy, verlost en vry
Van alle mijne sonden.
Maar het geheel van deze vier regels laat al voelen dat de dichter niet bij de lichte ontroering om het kindje in de kribbe blijft staan. En in het algemeen is in de Kerstpoëzie van vroeger tijd en ook uit onze eeuw juist de aandrang verwoord om niet in de droomsfeer te blijven hangen, bijvoorbeeld in de volgende regels van een twintigste-eeuwse auteur:

Wien rond uw stal slechts dromen rijpen,
Hij zoekt vergeefs een nieuw Jeruzalem.
Ook in oudere gedichten en liederen komen we er tegen die tot de kern van de zaak bedoelen door te dringen. Te noemen valt het bekende "Komt, verwondert u hier, mensen".

Dit lied dateert uit de zeventiende eeuw, maar we weten niet wie het gemaakt heeft. We kunnen het zonder voorbehoud rekenen tot het mooiste en kern-achtigste in de poëzie rond Kerst. Ik hoef het hier niet te citeren, iedereen kan het wel in de een of andere bundel vinden, als men het al niet uit het hoofd kent.
Overigens is het wel een lied dat om "aandachtig" zingen vraagt. Bijna elke regel bevat een diepzinnige paradox. Neem een versregel als "Ziet, die 't Woord is, zonder spreken". Deze woorden kunnen makkelijk verkeerd begrepen worden. Bedoeld is niet zoiets als "Zie hier Hem die zonder woorden tot ons spreekt", maar: "Zie hier in de kribbe liggen Degene die het eeuwige Woord is, maar thans in zijn vernedering niet in staat iets te zeggen". Zo ook de regel "Ziet, die 't licht is, in de nacht". Dat betekent in dit verband niet "Zie hier Hem die als een licht in de nacht schijnt", maar "Zie hier Hem, die het eeuwige Licht is, in het duister van de nacht verborgen liggen".
Het lied "Komt, verwondert u hier, mensen" is heel zorgvuldig opgebouwd, en komt dan ook pas goed tot zijn recht als het in zijn geheel gezongen wordt. Het wil bij de zanger teweegbrengen dat hij zich over het mysterie van de Kerstnacht verbaast: Hij die als God op de vleugels van de wind wandelt, ligt hier, nota bene, in doeken gewikkeld. In de antithetische gedachtenwereld van het gedicht past de gebedsstrofe wonderwel, dat is de slotstrofe: "Sterk mij door uw tere handen" – ik heb die vernederde Heiland nodig om gered te worden.
Dit sterke lied weegt in zijn eentje op tegen een massa liederen als "Stille Nacht" – een onvermijdelijk nummer, maar in stijl en melodie zwak van factuur.
In de afgelopen novembermaand was het vierhonderd jaar geleden dat te Keulen de grotedichter Joost van den Vondel werd geboren. In zijn Gijsbrecht van Aemstel, waarvan de gebeurtenissen zich afspelen in een Kerstnacht, zijn een paar prachtige reien opgenomen, met onvergetelijke regels als deze:
Hier is de wijsheid ongeacht;
Hier geldt geen adel, staat noch pracht.
De hemel heeft het kleen verkoren.
Al wie door ootmoed wordt herboren,
Die is van 't hemelse geslacht.
Diepe indruk maakte reeds in Vondels eigen tijd een andere reizang uit hetzelfde spel, een zang over de kindermoord door Herodes: "O Kerstnacht, schoner dan de dagen". De U-trechtse predikant Lodenstein schreef er zelfs een variatie op, over het lijden van Christus: "O kruisnacht, schoner dan de dagen". Vondels gedicht begint met deze regels:

O Kerstnacht, schoner dan de dagen,
Hoe kan Herodes 't licht verdragen
Dat in uw duisternisse blinkt
En wordt gevierd en aangebeden?
Zijn hoogmoed luistert naar geen reden,
Hoe schel die in zijn oren klinkt.
Het vervolg geeft een aangrijpende schildering van de kindermoord van Bethlehem. We zien hier geschieden wat ook elders wel gebeurt, te weten dat de voorvallen uit de eerste hoofdstukken van de Evangeliën, die over een langere periode zijn "gespreid", in dit geval Herodes' moord-actie, als het ware in één punt, de Kerstnacht zelf, worden geconcentreerd. Dat neemt niet weg, dat het wezen van het heilsgebeuren in tal van liederen en gedichten op indrukwekkende wijze onder woorden is gebracht. Eén voorbeeld wil ik daar nog van aanvoeren, en wel van een dichter die eveneens in het jaar 1987 herdacht is, Constantijn Huygens, die zijn sonnet "Kerstmis" als volgt laat eindigen:

God ligt er in ons vlees; God, vaderloos op aarde,
God, moederloos bij God; het medescheppend Woord;
God, Vader van de maagd die hem ontving en baarde
En nu te voete ligt. Hier ligt… En gaat niet voort,
Mijn ziele, maakt een end van de ongerijmde rijmen:
Ons beste zeggen waar' ootmoedelijk bezwijmen.
De woordkunstenaar erkent hier het tekortschieten van alle menselijke, ook dichterlijke, taal ten overslaan van het geheimenis van Bethlehem. Is dat niet de meest gepaste manier om aan het mysterie recht te laten wedervaren?'
L. Strengholt

Het is en blijft altijd weer een boeiende zaak om gedichten, vooral ook die gedichten die echt kerkliederen zijn, te analyseren op hun inhoud. Met name rondom de kerkelijke feesten. Kerstfeest, Pasen, Pinksteren, levert dat een schat aan verrassingen op. Mij trof bijvoorbeeld bij de voorbereiding van een preek over Christus als de blinkende Morgenster, hoezeer dit Schriftgegeven uit Openbaring 22, waarin vele andere plaatsen uit de Bijbel in mee klinken, doorgewerkt heeft in allerlei kerstliederen en kerstgedichten. In de leer gaan bij de dichters is voor ieder die zich bezig houdt met de Schriftuitleg, een goede en nuttige zaak. Zij bieden menigmaal een verrassende aanvulling op wat de 'schriftgeleerden' in hun commentaren ons aan oude en nieuwe dingen bieden.

A. N., Ede

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 januari 1988

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Uit de pers

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 januari 1988

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's