Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Meditatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Meditatie

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Want de droefheid naar God werkt een onberouwelijke bekering tot zaligheid; maar de droefheid der wereld werkt de dood.2 Cor. 7 : 10

In de christelijke gemeente te Corinthe is droefheid gekomen en Paulus verblijdt zich daarover. Dat lijkt wat vreemd. Kunnen we ons erin verheugen dat een ander bedroefd is? Ja, dat kunnen we. En dat mogen we zelfs. Namelijk wanneer wij zien dat mensen zich in hun droefheid tot God wenden. Dat ziet Paulus dan ook te Corinthe gebeuren. Veel heeft zich in de gemeente afgespeeld. Woorden zijn gezegd en dingen zijn gedaan die nooit gezegd en gedaan hadden moeten worden. Maar de mensen zijn tot inkeer gekomen en droefheid heeft hun hart vervuld: een droefheid naar God. En daarover kan Paulus zich verheugen.
De droefheid naar God kan immers alleen weggenomen en genezen worden door de Heere. De droefheid als van Petrus, die eens Jezus verloochende en het uitschreeuwde: ik ken Hem niet – en die toen naar buiten wankelde – en weende. Wat had hij gezegd? Wat had hij gedaan? Alles verloren, zijn Meester van zich weggestoten, Gods Naam ijdel aangeroepen en gebruikt in felle vervloekingen van zichzelf… Wat had hij gezegd, gedaan...? En stel: wij hadden hem willen troosten en wij hadden hem aangeboden om in onze woning een tijd te komen logeren om weer wat tot zichzelf te komen; wij hadden hem een vacantie aangeboden naar andere landen… Hij zou ons hebben aangekeken en hij zou zich van ons hebben afgewend: hoe zou zo grote smart door mensen genezen kunnen worden? Neen, daar moest de Heere zelf aan te pas komen. En Hij kwam er aan te pas. En Petrus' zonde werd hem vergeven. Wat zegt de Psalm?
Mijn God, Gij hebt mij, op mijn klacht,
genezen, en mijn smart verzacht…
Droefheid naar God. Waar de Heere op let. Waarin de Heere Zich verblijdt. Straks is er winst. Welke winst? Een onberouwelijke bekering tot zaligheid.
Wanneer Paulus dat zo zegt, ligt in zijn woorden verwondering. Een onberouwelijke bekering tot zaligheid. Een omkeer dus, en een terugkeer. En een blijvend zich afwenden van datgene, waardoor God wordt onteerd, tot de gehoorzaamheid aan Hem en aan Zijn Woord.
Wat een winst: een nader komen tot Hem. En mogen we ons hier dan niet laten voorlichten door Calvijn die in dit verband zegt: de droefheid naar God is déze, die het oog richt op God, omdat men het als de enige ellende acht, de gunst Gods verloren te hebben.
De gunst Gods. De levende en genadige God Zelf. En dan niet alleen bij het sterven, maar ook in het leven, ook vandaag, ook nu. Van belang, want wat ligt het diep verankerd in ons boze hart om God en Zijn genade en om de kennis Gods te reserveren voor het sterven, om dan het leven te besteden naar eigen goeddunken. En hoe vaak wordt het wel gezegd: als het einde maar vrede mag zijn.
Het einde. Het laatste woord. En God is een genadige God, die inderdaad het einde van een verloren leven vrede kan doen zijn. Maar is het dan niet een ontzettende gedachte om heel het leven zelf op te souperen en God almaar voorbij te gaan om Hem uiteindelijk de laatste schilletjes en restjes te geven; wat er nog over is: die paar dagen, die enkele uren..? Neen, ook wij zullen van de droefheid naar God moeten weten; van de droefheid, waarin plaats komt voor Hem, die de zonde en de ongerechtigheid van de Zijnen heeft gedragen en heeft verzoend; die Zelf heeft uitgeroepen: Mijn ziel is geheel bedroefd tot de dood toe. Wat was Hij bedroefd over de verharding van het hart van de mensen, toen Hij op de sabbat een man genezen had. Maar voor Hem was er in de diepste nood geen troost en geen verlichting, integendeel: Hij moest de weg alleen gaan. Opdat er een weg zou zijn voor mensen, die in de tekstwoorden zichzelf herkennen: de droefheid naar God werkt een onberouwelijke bekering tot zaligheid.
En de droefheid der wereld? De droefheid, waarin geen openingen te vinden zijn naar Hem, die alleen en die ook waarlijk troosten kan? Die droefheid werkt de dood. En dat is hier inderdaad: de eeuwige dood. Het wegzinken en het neerzinken in duisternis. Dat doet en dat bewerkt de droefheid der wereld, waarin een mens in zichzelf opgesloten blijft; waar hij niet uitbreekt om tot God te komen en hem de nood te klagen. En dan hoeft dat echt niet alleen te zijn het verdriet omdat die mooie vaas gebroken is en dan hoeft dat zelfs niet alleen de droefheid te zijn omdat er wonden geslagen werden in het leven: dan kan Ezau zeggen: mijn schuld, mijn schuld; en dan kan Judas roepen: ik heb gezondigd; ik heb onschuldig bloed verraden; maar geen van deze mensen komt in zijn droefheid één stap nader tot God.
En mogen wij dan aan elkaar vragen: zijn wij verder gekomen? In ons dienen van de levende God in Christus? In geloof in verootmoediging, in diepte van leven, in vurigheid in het gebed? Zijn wij verder gekomen in bewogenheid om de ander en in zorg voor de ander? Verder gekomen in kennis, in genade, in geloof in blijdschap omdat de Heere goed is? Of is alles bij het oude gebleven, is onze godsdienst statisch, een godsdienst zonder groei, zonder beweging, zonder voortgang, zonder verdieping, zonder droefheid naar God – of dachten we, dat we ooit boven de droefheid naar God zouden uitgroeien?
Die droefheid werkt een onberouwelijke bekering tot zaligheid. Onberouwelijk. Er zijn dingen, waarvan we later spijt hebben. Had ik maar niet… Maar waar deze bekering wordt gevonden, zal berouw er over niet zijn. Mijn bekering? Het is immers God, die in u werkt, beide het willen en het werken? Zo is het, ja. Maar het is dezelfde God ook, die gééft, wat Hij eist. En er is een bekering, die onberouwelijk is. En waar Hij u eenmaal bij de hand vatte, daar kunt ge uw weg niet meer vinden buiten Hem. Weet u dat al?

J. Wieman, Bodegraven

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 januari 1988

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Meditatie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 januari 1988

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's