Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Catechese: Gezin en Gemeente een zorg (1)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Catechese: Gezin en Gemeente een zorg (1)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Kinderen die vragen
Ook wat betreft haar katechetische ttrraditie wortelt de christelijke gemeente in Israël. Het is om meer dan één reden goed dat te benadrukken. Zo wijzen bijv. de resultaten van een enkele jaren geleden ingesteld onderzoek naar 'het beeld van joden en jodendom in katechetische methoden' volgens de leden van de onderzoekcommissie erop, 'dat de opvatting dat de kerk de plaats van Israël heeft ingenomen, nog steeds wijd verbreid is'.
Waar het ons nu echter om gaat is dit, dat juist met het oog op haar Israëlische wortels gezegd mag worden, dat de oorsprong van de catechese in het gezin ligt. Op tal van plaatsen in het Oude Testament wordt gesproken van wat de vaders in Israël hun zonen hebben bekend te maken aangaande de daden en inzettiiïgen des Heeren, (o.a. Deut. 6, Psalm 78 : 5-8 en Jes. 38 : 19). In dat verband is het opmerkelijk, dat er voortdurend sprake is van kinderen, die vragen. Zo lezen we in Deut. 6 : 20, 21: 'Wanneer uw zoon u morgen zal vragen, zeggende: wat zijn dat voor getuigenissen en inzettingen en rechten, die de Heere, onze God, u geboden heeft? Zo zult ge tot uw zoon zeggen: wij waren dienstknechten van Farao in Egypte, maar de Heere heeft ons door een sterke hand uit Egypte uitgevoerd'. Te denken valt verder aan de instelling van het pascha (Ex. 12 : 26, 27) en het plaatsen van een monument in en bij de Jordaan, toen deze werd overgetrokken op weg naar het beloofde land (Joz. 4 : 6, 7). Steeds weer is er sprake van kinderen, die vragen.
Bedoelt dat aan te geven dat een kind van nature leergierig is? Me dunkt, er wil vooral dit mee gezegd zijn, dat het geloofsonderricht zich voltrekt door middel van wat we vandaag het leergesprek zouden noemen. We houden onze kinderen maar niet het een en ander voor. We zijn met hen in gesprek. We antwoorden op hun vragen. Maar als ze nu geen vragen (meer) stellen? Althans niet ten aanzien van de dienst van God? Wel, dan zullen we als ouders hebben te zoeken naar de oorzaken van dit manco. En laten we dan vooral bij onszelf beginnen. Spreken wij misschien teveel voor onze beurt, en roept daarom dat, wat wij zeggen licht irritatie op? Geven we onze kinderen wel de ruimte om te kunnen komen met hun vragen? Zijn we aandachtig, aanspreekbaar en beschikbaar? Staan we open voor wat onze kinderen vragenderwijs inbrengen? Of – en dat kan ook – merken we hun vragen niet op? Weet u, het zou goed kunnen, dat er achter het hebben van een grote mond, het ongeïnteresseerd doen, en vult u maar aan, vragen schuil gaan. Kritische vragen wellicht. Maar toch vragen naar de zin, de betekenis en de relevantie van wat wij geloven en belijden.
Of – en dat is ook mogelijk – roepen wij als het erop aankomt bij onze kinderen in het geheel geen vragen op? Horen en zien ze zo weinig van ons, ouders, dat ze niets te vragen hebben? Deze wereld in menig opzicht gelijkvormig geworden zijnde, doen we – enkele uitzonderingen daar gelaten – eigenlijk heel gewoon. Gewoon alsof God er niet is om gekend, gediend en geloofd te worden. We laten ons leiden door de geest van de tijd en de cultuur waarin we leven. Niet dat we bijv. het kerkgaan, het bijbellezen en het bidden nu helemaal laten voor wat het is. Nee, maar het stelt zo weinig voor. Zó weinig, dat onze kinderen, die ons dóór hebben, meer door hebben dan we als ouders soms menen, er niet naar vragen. Ze denken er het hunne van totdat ze het voor gezien houden…

Hoe gij een ieder moet antwoorden
Misschien herkent u bovenstaande woorden. De apostel Paulus rondt er in zijn schrijven aan de Kolossensen enkele vermaningen mee af, die betrekking hebben op de roeping van de gemeente ten opzicht van 'hen die buiten zijn' (Kol. 4 : 5, 6). Opvallend daarbij is dit, dat de wandel (het doen en laten als uitdrukking van een wijze van staan in het leven) voorop wordt gesteld. Vervolgens komt het woord ter sprake. Het woord dat antwoord wil zijn. Dat komt meer voor in de apostolische brieven. Dat het getuigenis van de gemeente in de wereld vooral gezien wordt als een antwoord. Een antwoord op (soms uitdagende, honende) vragen, die haar wandel oproept.
In gesprekken over de gave en de opgave van het getuige-zijn van de Heere Jezus Christus komt nogal eens de vraag naar voren: maar hoe en wanneer begin je daar nu over, over het geloof, zeg maar? Begrijpelijk. Alleen, hoe komt het dat anderen daarover niet beginnen, daarnaar niet vragen? Waarom kan ons woord zo weinig als antwoord gesproken worden? Vallen we dan, in een veelzins a-theïstische cultuur levend, niet of nauwelijks op vanwege onze 'godzalige wandel' (cat. zd. 32)? Welnu, hier liggen naar we menen verbindingen tussen onze missionaire en katechetische roeping. In elk geval, er doet zich eenzelfde verlegenheid voor, die om diepgaande bezinning vraagt.
Maar als je kinderen nu wél vragen? Als ze moeilijke, kritische vragen stellen? Weet dan maar eens hoe je elk van hen (kleuter, schoolkind, puber etc.) moet antwoorden! Onlangs werd er in Zwolle een congres gehouden over kerkverlating. U las er wellicht een verslag van in uw dagblad. Eén van de inleiders zei zo ongeveer het volgende: 'Hoe vertel ik het mijn kinderen? Voorheen gold die vraag met name het geslachtsverkeer. Thans heeft ze vooral betrekking op de relatie, de omgang met God.' Geloofsopvoeding maakt een crisis door. Er is sprake van een grote mate van onzekerheid, die ouders het antwoord – het eerlijke antwoord – op vragen van hun kinderen doet schuldig blijven.
Of dat ook onder ons het geval is? Ik meen van wel. Alleen, wij zouden die onzekerheid wel eens bewust of meer onbewust kunnen proberen te ontkennen, verbergen en verhullen. Algemene waarheden verkondigend, traditioneel zijnde etc. houden we de schijn op. Maar dat de Heere de levende God is, Die zich ook vandaag laat kennen uit zijn woorden en daden, daarvan weten we uit ervaring niet te spreken. Me dunkt met dat ophouden van de schijn bewijzen we onze kinderen een slechte dienst. Als ons geloof niet levend en echt is, hoogten en diepten, droeve en blijde ervaringen kent in de omgang met de Heere, als we niet weten te wandelen met God, hoe zullen we dan onze kinderen opvoeden in 'de waarachtige kennis en vreze Gods' (huwelijksformulier)? Laten we onze onzekerheid rond de geloofsopvoeding eerlijk onder ogen zien. Met elkaar als man en vrouw, maar ook met anderen. Ik denk dan met name aan gespreksgroepen en -kringen binnen de gemeente. Op die manier kunnen we allereerst proberen samen de crisis, waarin de geloofsopvoeding zich bevindt, wat te ontleden en helder te krijgen. We noemden al de onzekerheid, die samenhangt met het gemis aan Godservaring, de 'Godsverduistering', waarvan sprake is. Maar ook bijv. de zich sterk wijzigende gezagstructuren, gepaard gaande met tal van nieuwe vragen en ons vreemde uitdagingen laten zich gelden. En zo zou er meer te noemen zijn om aan te geven hoezeer het ons, ouders, onmogelijk is zondermeer te treden in het spoor van onze ouders. Ook dat maakt onzeker.
Op het bovenvermelde congres noemde een andere inleider het met het oog op de grote aantallen jongeren die de kerk verlaten, geboden heel expliciet en welbewust bezig te zijn met geloofsopvoeding en -onderricht. Hij pleitte ervoor ouders door middel van bijv. de prediking op te roepen in deze hun verantwoordelijkheid te verstaan. Wij vallen hem daarin graag bij. Alleen daarmee kunnen we niet volstaan. We zullen elkaar daarbij dan ook biddend en werkend hebben te helpen en bij te staan. Te denken valt dan aan nadere doordenking van o.a. de huwelijkscatechese, het funktioneren van doopouders-, jonge gezinnen- en gesprekskringen. Het gaat erom, dat we elkaar motiveren, stimuleren en corrigeren om toegerust te worden tot de opdracht, die we als ouders krachtens de doopbelofte voor onze verantwoording namen. Met Gods hulp. Jazeker. Maar niet zonder elkanders lasten te dragen!

Catechese als funktie van de gemeente
De catechese heeft zoals gezegd haar oorsprong in het gezin. Dat betekent echter niet dat de gemeente als zodanig in deze niet ook een eigen verantwoordelijkheid zou dragen. Zo rond de jaartelling schijnen er in Israël door de joodse gemeente gestichte scholen geweest te zijn om kinderen de kennis van de Thora bij te brengen, 'huis van het boek' en 'huis van de leer' geheten. Aan het onderwijs in zulk een 'leerhuis' – aldus dr. R. Bijlsma in zijn Kleine Catechetiek – moet gedacht worden als voorbeeld, waarnaar christelijke catechese is gevormd.
'Van belang' – zo schrijft hij dan – 'voor de vergelijking met de catechese der kerk is het bestaan van een gelovende gemeente als vooronderstelling van alle joodse Thora-onderricht. De synagoge staat erachter. En de synagoge is een geconstitueerd gemeenteverband. Deze synagogale gemeente draagt het onderwijs in het leerhuis.' Welnu, dat bedoelen we als we spreken van catechese als funktie van de christelijke gemeente. Intussen, de vraag dringt zich nu wel aan ons op, wat we dan precies onder deze 'catechese der kerk' hebben te verstaan. Daarover graag een volgende maal meer.

D. Dekker, H. I. Ambacht

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 januari 1988

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Catechese: Gezin en Gemeente een zorg (1)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 januari 1988

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's