Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Christen, overheid en democratie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Christen, overheid en democratie

Kerk en politiek (4)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Eerder gepubliceerd in het RPF-bestuurdersblad 'Afgestemd op... Overheid en democratie' (febr. 1986)

Overheid

Vanuit Romeinen 13 weten we dat de overheid Gods dienaresse is. Paulus schreef dat in de tijd van de niets en niemand ontziende keizer Nero. De christenen, die Voor de leeuwen werden gegooid, zullen het 'u ten goede' wellicht niet direct op zichzelf hebben toegepast, hoewel zij de Romeinen waren die Paulus brief ontvangen hadden.

Deze voorstelling van zaken laat al direct zien, dat het feit dat de overheid Gods dienaresse is, niet betekent dat derhalve de overheid in al haar daden en besluiten God dient en dat het 'u ten goede' niet wil zeggen: 'alles wat de overheid doet, is goed voor u'.

Nee, het wil vooral zeggen dat geen enkele overheid zich ooit kan onttrekken aan het allesomvattende, alwijze en vaak ondoorgrondelijke bestuur van God, of het nu een keizerrijk, een koninkrijk, een dictatuur of een democratie betreft.

En het 'u ten goede' betekent, alle machtsmisbruik, onrecht en vervolging ten spijt, dat een overheid, hoe dubieus dan ook, altijd beter is dan géén overheid. Waar een overheid is, is wetgeving. Waar geen wet is, daar is geen overtreding. Dit kan nooit 'u ten goede' zijn. Want, zo staat in Romeinen 13, de overheid is ook 'toornig wreekster voor hem die kwaad bedrijft'.

Democratie

In Romeinen 13 is niet terug te vinden, dat de democratie de aangewezen staatsvorm is. Integendeel, er wordt niets ten nadele van de keizer gezegd, die voorwaar niet via het stemhokje aan het bewind was gekomen. Vanuit de Bijbel zal ook nooit een koers bepaald kunnen worden naar de ideale staatsvorm, zeker niet naar de democratie, wat zoveel betekent als 'de macht (kratos) aan het volk (demos)'.

De bijbel leert ons dat vanuit het christelijk geloof te leven valt onder iedere staatsvorm. Onder koningen, die doen wat goed is in de ogen des Heeren en onder koningen, die doen wat kwaad is in de ogen des Heeren, onder keizers die zichzelf op de troon zetten en die zeker niet door het volk gekozen zijn, doch aan wie we toch verschuldigd zouden zijn 'de keizer te geven wat des keizers is'.

Onder een communistisch regiem dat de kerk weliswaar ondergronds maakt, maar niet dood, ook daaronder valt voor christenen te leven, zij het wel onder veel lijden en verdrukking.

Onder deze staatsvormen wordt aan de burgers niets gevraagd, ook aan nietchristenen niet, wat het vormen of kiezen van een regering betreft. Juist dan kan het woord van Jezus: 'Mijn koninkrijk is niet van deze wereld' heel letterlijk opgevat worden, ook vanuit een politieke visie.

Christen en overheid

Een chpsten heeft zich in feite te schikken, binnen de gehoorzaamheid aan Gods Woord, in de politieke situatie van het land waar hij of zij geboren js. Hij of zij geve 'de keizer wat des keizers is, de ko­ ning wat des konings is' en 'Gode, wat Gods is'.

Vanuit die redenering is het begrijpelijk, dat menig christen vindt, dat hij zich niet met politiek moet bezig houden. Dat is maar van de wereld. Ook zonder zijn invloed zal er wel een overheid over hem gesteld worden of gesteld zijn, die hij zal gehoorzamen zolang dat niet in strijd komt met de gehoorzaamheid aan God.

In niet-democratisch bestuurde landen hoeft de keus van wel of niet politiek meedenken en meestemmen niet eens gemaakt te worden. En daar mag een christen zich tot op zekere hoogte bij neerleggen. Het is zeker niet zijn roeping om het niet-democratisch in democratisch te veranderen.

Christen en democratie

Anders ligt het als een christen geboren wordt in een democratie. Dan moet bovengenoemde keuze wel gemaakt worden. In onze democratie wordt er vanuit gegaan dat ieder burger boven de achttien jaar meedoet. Iedereen krijgt een oproep tot stemmen in de bus. Zo'n oproep vraagt om een verantwoorde keuze. Niet de letter, maar juist de geest van 'geef de keizer wat des keizers is' zal er toe leiden, dat de stembus-oproep niet in de pruUenmand verdwijnt, maar veel meer om te doen als kiezer 'wat des kiezers is'. En dat is stemmen.

Maar ook, zolang daar binnen de democratie de ruimte voor is, tot oprichten van een christelijk politieke partij. Naast een actief stemrecht ook een passief stemrecht.

Want zo christenen, die overigens door de eeuwen heen meestal een minderheid zijn geweest, niet meedoen, dan zeggen ze in feite dat de politiek, ook in een democratie, een gebied is waarvan God zegt: 'het is niet Mijn.' En dat kan zo niet zijn!

Democratie, een eeuwenlange discussie

Een reden om als christen, ondanks de stembus-oproep, niet mee te doen, kan zijn het argument dat een democratie strijdt met de theocratische gedachte.

Democratie betekent immers 'Macht van het volk' en daar er in de mens geen goed woont, zal ook een democratie steeds neigen naar het kwade. De rechten van de mens of van het volk zullen het immers winnen van het recht Gods ('droit Divin'). Ook deze gedachte is niet nieuw en — toegegeven — er zit een kern van waarheid in.

De Griekse wijsgeer Plato zei reeds in zijn boek over de staat dat hij niet terug wilde naar de democratie, want die droeg, zo zei hij, altijd de kiem tot ontbinding in zich. De mensen konden volgens Plato geen vrijheid verdragen. De massa liet zich niet leiden door redelijkheid, maar door haar driften. Daarom zou vrijheid ontaarden in losbandigheid. Deze zou op haar beurt tot een onontkoombare ontwikkeling naar de dictatuur leiden om de chaos te bezweren.

Daarom zocht Plato naar de minst slechte dictatuur. Recht en orde konden het beste bewaakt worden door politie en leger, die op hun beurt gecontroleerd zouden moeten worden door regenten, die gedrenkt waren in wijsheid, de wijsgeren dus; wij zouden zeggen 'de intellectuelen'. Het volk had alleen maar te gehoorzamen.

Met deze gedachtengang, die ook vanuit het bijbelse mensbeeld ('geneigd tot alle kwaad') goed te volgen is, waren de thema's gegeven voor de eeuwenlange discussie over de democratie, tot in onze tijd toe.

Democratie, vrucht van de revolutie

Het is misschien goed om in een kort historisch overzicht de totstandkoming van de democratie in Europa te schetsen.

Hoewel Groen van Prinsterer, evenals Plato, de innerlijke gevaren aan de kaak stelde van de democratie en de volkssouvereiniteit, heeft toch in de twintigste eeuw het woord democratie in het vaandel gestaan van allen, die streden tegen elke vorm van tirannie. In naam van de democratie hebben Eisenhower en Churchill gevochten tegen de tirannie van Hitler.

En zo is het eigenlijk de laatste eeuwen gegaan. Tegen de donkere achtergrond van onderdrukkende systemen leek de democratie een lichtend ideaal. Daarom is het ook geen wonder dat de leus van de Franse Revolutie 'Vrijheid, gelijkheid en broederschap' inspirerend en richtinggevend is geweest bij het ontstaan van de Europese democratie. De willekeur der machthebbers werd onder die leus tot de orde geroepen door de opstand der geknechte volksmassa's. Maar de revolutie sloeg vaak door, zo ook na 1789 in Frankrijk. Uit de terreur tegen de vroegere machthebbers (Lodewijk XIV, XV, XVI) ontstond een nieuwe dictatuur, die van Napoleon. Plato leek weer gelijk te krijgen, het volk kan zich niet regeren.

Toch bleek de democratisering van Europa onomkeerbaar te zijn, zij het dat er nog 1 twee revoluties, die van 1830 en 1848, voor I nodig waren om de steeds terugkerende krachten van dwingelandij te overwinnen. En de drie idealen vrijheid, gelijkheid en broederschap uit de leuze van de Franse Revolutie zijn steeds de toetsstenen geweest voor het feitelijke democratische gebeuren, dat diende te waken tegen machtsmisbruik, bevoorrechting en veronachtzaming van de zwakken.

Positieve kanten

Juist voor een christelijke politieke partij, die in het algemeen mèt Groen van Prinsterer de revolutie verbindt met ongeloof en tégen de revolutie (anti-revolutionair) het Evangelie wil belijden, is het nuttig , om toch de goede kanten van de revolutio-I naire verworvenheden niet uit het oog te verliezen. Ook Groen van Prinsterer heeft daarop gewezen, christelijke politiek is nooit alleen maar conservatief, wil ook nooit alles maar bij het oude laten, want aan het oude mankeerde soms meer dan aan het nieuwe. Onder een christ^Ke vlag voer menige modderschuit, (apartheid, slavernij, positie van de vrouw door de eeuwen heen). Daarom is er niets tegen om de begrippen vrijheid, gelijkheid en broederschap ook op hun positieve méntes te beoordelen.

Vrijheid betekent in goede zin: persoonlijke vrijheid om God en de naaste te dienen, geestelijke vrijheid binnen een natie, die het waard is verdedigd te worden met een goed defensie-apparaat.

Gelijkheid betekent zo: gelijkheid voor de wet, geen aanzien des persoons, edelman of bedelman. Materiële gelijkheid speelde voor de revolutionairen geen enkele rol; zij kwamen op voor de rechtsstaat, niet voor de verzorgingsstaat. Een andere vorm van gelijkheid, die positief gewaardeerd kan worden, is de ontwikkeling vanaf het midden van de 19e eeuw tot het eerste kwart van de 20ste eeuw naar het gelijke kiesrecht voor iedere volwassene: in 1917 kiesrecht voor de man, in 1919 voor de vrouw.

Broederschap is op zich een voluit Bijbels begrip, opmerkelijk dat deze term ook voorkomt in de leus der revolutie. Daarin werden de mensen van hoog tot laag opgeroepen zich te gedragen als broeders om in vrijheid en als gelijken te leven. Er moet wederzijds respect zijn, want al werkt de democratie met meerderheidsbesluiten, het mag niet ontaarden in het ringeloren van minderheden. Broeders onder elkaar doen zoiets niet.

Grote gevaren

Al klinkt het bovenstaande positief en niet in strijd met de bijbelse begrippen recht en gerechtigheid, toch moeten we de grote gevaren van revolutionaire vooronderstellingen niet onderschatten. Die gaan uit van het goede in de mens, waardoor het moment waarop vrijheid overgaat in ongebondenheid niet altijd als een kwaad moment wordt gezien. Waardoor het als een goede zaak wordt gezien dat het gelijkheidsideaal wordt uitgebreid tot het terrein van zaken, die van den beginnen af ongelijk zijn. En waardoor broederschap zonder protest wordt uitgelegd als een oproep om solidair te zijn met het afwijkende en individualistische gedrag van de ander.

Eén ding moet duidelijk zijn: de Revolutie geeft geen grenzen aan voor de begrippen vrijheid, gelijkheid en broederschap, de toetsstenen van de Europese democratie. Dat de mens niet goed is en daarom grenzen nodig heeft, ontkent zij.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 juli 1988

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Christen, overheid en democratie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 juli 1988

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's