Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een theologisch commentaar op  het evangelie naar Johannes (4)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een theologisch commentaar op het evangelie naar Johannes (4)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Prof. Ridderbos leest het vierde evangelie, zoals we in het vorige artikel zagen vanuit het gezichtspunt, dat de evangelist de overlevering te boek gesteld heeft in een strenge concentratie op de Persoon van Jezus als de Christus. De geschiedenisbeschrijving is aan deze interpretatie van de oerchristelijke overlevering ondergeschikt gemaakt.

Twee vragen

In dit verband formuleert hij twee vragen die mede gelet op de wetenschappelijke discussie voor de bepaling van het karakter van dit evangelie van zeer groot belang zijn:

a. Wat bracht de evangelist er toe om zo uitsluitend alles wat hem aan overleveringen bekend was te concentreren op de Persoon van Jezus de Christus en terzijde te laten vele elementen die toch eveneens tot de kern van het oorspronkelijk evangelie behoren?

b. Moeten we uit het bovenstaande niet afleiden dat voor de schrijver van dit evangelie de geschiedenis uit een oogpunt van betekenis niet meer het eigenlijke of cardinale punt is?

De twee vragen hangen uiteraard nauw met elkaar samen en staan niet los van de actuele discussie. Zou op de tweede vraag bevestigend geantwoord moeten worden, dan heeft dit uiteraard gevolgen voor ons spreken over de historische betrouwbaarheid.

De zin van de concentratie

Waarom deze betrokkenheid op de Persoon van Christus met terzijdestelling van andere elementen? Vaak wordt ter beantwoording, zoals we zagen, gewezen op de historische situatie ten tijde van de schrijver, t.w. de steeds scherper wordende discussie met de synagoge, die tot een volstrekte breuk leidde. We zagen hoe vele geleerden deze situatie van de johanneïsche gemeente als verstaanssleutel hanteren, en het historische Jezus-beeld laten vervagen ten koste van het latere, gemeentelijke beeld van Jezus.

Ook Ridderbos ontkent niet, dat de kernvraag die vanaf de eerste eeuw kerk en synagoge verdeeld houdt, de vraag is: Is Jezus de Christus? Hoe kunnen christenen eeri gekruisigde aanbidden als Zoon van God? Deze actuele kwestie die aan het eind van de eerste eeuw in toenemende mate aan de orde was, kan voor de vierde evangelist mede aanleiding geweest zijn de diepe zin van Jezus' zelfopenbaring als Zoon van God aan de orde te stellen, om zo het geloof van zijn lezers in alle aanvechting te bemoedigen.

Maar Ridderbos weigert dit te zien als een soort 'schepping' van de latere gemeente. De vraag van het evangelie 'wie is Deze? ' is altijd weer een cardinale vraag waarop de ontmoeting met Jezus uitloopt. Die' vraag klinkt ook in de eerste drie evangeliën. Want al wat Jezus schenkt, zegt en doet, is niet los te maken van zijn Persoon. De kerk heeft dit vierde evangelie samen met de andere drie als gezaghebbend ontvangen. In het Johannesevangelie wordt op een unieke wijze datgene samengetrokken wat ook in de andere drie evangeliën naar voren komt, nl. de aanwezigheid van God in de Zoon van zijn alles vervullende en voleindigende liefde tot de wereld' (blz. 22).

Wordt daarmee het historisch gebeuren ontkend? Welke betekenis kent Johannes toe aan de geschiedenis? Ridderbos wijst ter beantwoording van zijn tweede vraag op Johannes 1 : 14: e vleeswording van het Woord, de nederdaling van de Zoon des mensen in deze wereld (3 : 14). Juist met dit gegeven van de vleeswording is de gedachte dat het historisch verloop ten dele vergeestelijkt en ten dele door de evangelist verzonnen zou zijn in volstrekte tegenspraak. 'Vlees' duidt immers op het menselijke, het historische op zich. Het gaat er de vierde evangelist juist om te laten zien, hoe Jezus in woord en teken in dit vlees, in deze aardse historie zijn heerlijkheid openbaart. De wonderen zijn daarvan voor het geloof de tekenen. Zij verwijzen naar het unieke en bijzondere van de aardse Jezus als de Zoon in het vlees. Dit verwijzingskarakter mag ons, aldus Ridderbos, er niet toe verleiden om de historische werkelijkheid tot een secundaire zaak te verklaren. Juist in het conflict met de Joden houdt Jezus hun als laatste woord voor dat zijn werken een onbetwistbaar teken van zijn zending en zijn eenheid met de Vader zijn (10 : 37, 38).

Anderzijds wordt het 'vlees' door de heerlijkheid niet verslonden. Jezus, die naar de oud-kerkelijke belijdenis waarlijk God is, is waarlijk mens geworden. Zo heeft Hij onder ons gewoond. 'Nergens is zijn heerlijkheid groter dan in het vierde evangelie, maar nergens ook zijn mensheid menselijker, tot in de beschrijving van zijn dood en opstanding toe', zegt Ridderbos op blz. 25.

Het getuigenis van de Geest

Zeer belangrijk voor het verstaan van de aard van het evangelie zijn de uitspraken van Jezus in de hoofdstukken 14 t/m 16 aangaande de Heilige Geest, de Parakleet. Waarom hebben de apostelen de heerlijkheid van Jezus aanschouwd, terwijl anderen er blind voor waren? Zij hebben deze heerlijkheid aanschouwd in het geloof En zij mochten leven van de beloften dat zij grotere dingen zouden aanschouwen. Johannes legt er steeds weer nadruk op, dat pas na de opstanding het volle licht voor de eerste getuigen opging. Het is de Geest die de ooggetuigen in alle waarheid leidt. Niet dat de Geest de plaats van de ooggetuigen inneemt. Hij schenkt immers geen nieuwe openbaringen, maar Hij zal in zijn bijstand de discipelen helpen en in staat stellen van Jezus te getuigen, zoals Hij was en 'met wie zij van het begin af geweest waren' (26).

Vanuit Johannes 14-17 wordt duidelijk dat het getuigenis aangaande de ware identiteit van de uit de hemel nedergedaalde pas mogelijk werd vanuit het 'zien' van de Opgestane en vanuit het medegetuigen van de Geest.

De evangelist wist zich niet alleen aangewezen op zijn eigen ervaring als ooggetuige, maar vooral op de lering van de Geest die hem indachtig maakte aan al wat Jezus gezegd had. We moeten, zegt Ridderbos, dit 'indachtig-maken' niet verkeerd opvatten. Het betekent niet dat de Geest de evangelist in staat stelde alsnog een soort feilloos proces-verbaal van Jezus' woorden op schrift te stellen.

'Leren en indachtig maken' betekent dat de Geest de apostelen in staat stelde Jezus in hun getuigenis zo ter sprake te brengen, zoals Hij in zijn zending door de Vader verstaan wilde worden, ook al hadden zijn getuigen Hem, toen Hij nog met hen was, aldus niet verstaan' (27). De Geest neemt de getuigen in dienst als zelfstandige woordvoerders van Jezus. Zo zijn ze opgenomen in Zijn zelfgetuigenis. Ook van de vierde evangelist geldt: ie u hoort, hoort Mij! Dat is ook van toepassing als hij Jezus ter sprake brengt, zegt Ridderbos, in zijn eigen 'johanneïsche taal en stijl'. Want de Geest schakelt het eigene van de mens niet uit, maar in. Maar niettemin mogen we weten dat ook daar waar de evangelist in een zekere vrijheid Jezus' woorden en daden overlevert, wij te maken hebben met wat Jezus werkelijk gezegd en gedaan heeft. We kunnen ter illustratie wijzen op Johannes 2 : 22, het slot van het verhaal van de tempelreiniging. Daar lezen we dat de discipelen pas na Pasen 'indachtig werden, dat Hij dit gezegd had'. Wat betekent dat? Ridderbos wijst er in zijn commentaar op, dat dat niet betekent, dat de heerlijkheid van zijn opstanding zijn aardse leven achteraf overstraalt en de evangelist dus vanuit Pasen een onmessiaans leven van de historische Jezus a.h.w. 'overschildert' en met hemelse, goddelijke trekken bekleedt. Nee, de evangelist getuigt juist van de heerlijkheid waarmee Jezus onder ons heeft gewoond. Maar het verstaan van die heerlijkheid is een geschenk van Pasen, is te danken aan het getuigenis van de Geest die het rechte licht over de Schriften en over Jezus' woorden doet opgaan. 'Primair was niet de opstanding, noch de Geest, noch de Schriften, noch hun geloof Primair was en bleef de heerlijkheid van de inwoning van God in de mens Jezus. Het evangelie is niet het verhaal van het latere geloof der gemeente, het is het bericht van de openbaring van God in het vlees. Maar pas het einde, de opstanding, de Geest leert het begin verstaan en geeft het geloof het houvast in 'het woord, dat Jezus gesproken had' (blz. 145).

Dit uitgangspunt kan ook helpen de omstreden hoofdstukken over het conflict met de Joden, met name in Johannes 8, te verstaan. Gezien het belang van de zaak komen we op deze kwestie nog afzonderlijk terug en willen we Ridderbos' visie bezien. Immers juist hier blijkt hoe, naar Ridderbos' uitspraak het evangelie van Johannes haaks staat op de huidige ontwikkelingen inzake de visie op IsraëL

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 augustus 1988

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Een theologisch commentaar op  het evangelie naar Johannes (4)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 augustus 1988

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's