Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Josia vernederd

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Josia vernederd

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

'Omdat uw hart week geworden is, en gij ü voor het aangezicht Gods vernederd hebt, als gij Zijn woorden hoordet tegen deze plaats en tegen haar inwoners, en hebt u vernederd voor Mijn aangezicht, en uw klederen gescheurd, en geweend voor Mijn aangezicht, zo heb Ik u ook verhoord, spreekt de Heer e.' 2 Kronieken 34 : 27

Een kind van acht jaar oud, dat op de troon wordt gezet en koning wordt nadat zijn vader vermoord is, moet wel een sterke wil en liefde tot recht en gerechtigheid hebben, om niet ten offer te vallen aan de goddeloze invloeden om hem heen. Die sterke wil en die liefde tot het recht zien we bij koning Josia van Juda, enkele tientallen jaren vóór de Babylonische ballingschap. Die jonge koning bleef bewaard voor veel kwaad. Hier zien we dat, hoe groot de macht der omstandigheden ook mag zijn, zij door Gods genade het leven en het karakter van een mens niet behoeven te bepalen. Men kan ook als een vis tegen de stroom inzwemmen.

Zeker, de heersende afgoderij en beeldendienst in Juda beïnvloedden de jonge koning. Maar zij beïnvloedden hem op zodanige wijze, dat hij ze begon te haten met zijn hele hart. De Heere had hem daartoe verwaardigd en had genade gelegd in zijn hert. We lezen van hem in vs. 21: 'Hij deed, dat recht was in de ogen des Heeren'. Dat kan eenvoudig betekenen, dat hij de Heere diende door uitwendige plechtigheden. Maar waarschijnlijk betekent het meer, namelijk dat zijn leven Gode behaagde en dat hij zich verre hield van de ongerechtigheden, waarmee de wereld hem aanlokte. 'Hij wandelde in de wegen van zijn vader David'. Hij behoorde dus niet tot die geëmancipeerde jongelui, die denken, dat het stoer staat om af te rekenen met het geloof en de godsdienst van hun voorvaderen. 'Hij week niet af te rechter-noch te linkerhand'. Hij liep rechtdoor in de weg, die zijn geweten hem voorschreef, zonder te luisteren naar die verlokkende stemmen, die hem van alle kanten toeriepen om toch gemakkelijker en plezieriger wegen te kiezen. 'Toen hij nog een jongeling was, begon hij de God van zijn vader David te zoeken' (vs. 3). Toen werd zijn godsvrucht verdiept, en dat bleek alras in de wijze, waarop hij het land bestuurde.

We spreken over de reformatie van Josia. Kerk en Staat waren in verval. En zie nu eens, hoe die jonge koning dit verval aanpakt. Met een vurige energie gaat hij de afgodsbeelden te lijf. Niet alleen reinigde hij Juda en Jeruzalem, maar zijn hervormingsijver strekte zich ook uit tot buiten zijn landsgrenzen in de resten, die overgebleven waren van het voormalige koninkrijk Israël.

En daarna pakt hij ook de tempel aan. Misschien was hij daar wel mee begonnen, want in 2 Koningen wordt het herstel van de tempel het eerst genoemd. Maar hoe dit ook zij — bij het herstel van de tempel wordt er een ontdekking gedaan. We zouden het een ontdekkende ontdekking kunnen noemen. Met al zijn ijver voor God en Diens eer wordt Josia bij zijn tekortkomingen bepaald. Er wordt in de tempel een wetboek gevonden. Men was zich het bestaan daarvan niet eens bewust. Vorige geslachten (denk aan de goddeloze koningen Manasse en Amon) hadden de wet van God helemaal in vergetelheid doen raken. Ja, een vage herinnering was wel gebleven, dat God aan Mozes eertijds Zijn wetten gegeven had, maar de details van die wetten stonden niemand meer helder voor ogen. Met name van de bedreigingen en straffen, gesteld op het schenden van die wet, was men zich nauwelijks bewust. Zelfs koning Josia had zich de gestrengheid van die wet maar ten dele gerealiseerd.

Als die wet aan de koning wordt voorgelegd, raakt hij verontrust. 'Het geschiedde nu, als de koning de woorden der wet hoorde, dat hij zijn klederen scheurde' (vs. 19). Het scheuren der klederen was in Israël een teken van rouw en droefheid. In de nood van zijn hart stuurt de koning een gezantschap naar Hulda, een door God geroepen profetes, die ergens in Jeruzalem woonde, om te vragen of de bedreigingen, die in het gevonden wetboek geschreven staan, inderdaad in vervulling zullen gaan. En, door God geïnspireerd, geeft de profetes te kennen, dat de Heere het wel degelijk zó gemeend heeft. Alle vloeken zullen in vervulling gaan over het goddeloze volk. Alleen voor koning Josia zal een uitzondering gemaakt worden. Want deze is verontrust geweest. Zijn hart is week geworden. Hij heeft zich voor God vernederd, zijn klederen gescheurd en geweend (vs. 27).

Het moet ons toch wel vreemd toeschijnen, dat God zo'n goede koning, zo'n voor Gods eer ijverende jongeman, aanvankelijk in zo'n diep leed dompelde. Josia werd zo getroffen in zijn ziel, dat hij ging wenen en zijn klederen scheurde. Persoonlijk trof Josia toch geen blaam. Integendeel, zouden wij zeggen. Hij was met een heilig werk bezig. Was er geen andere tijd, waarop God hem die wet kon toezenden, met haar veroordelende kracht? Waren er geen mensen, die veel erger overtreden hadden dan Josia? Was het dan niet beter om hen te vernederen in plaats van Josia? Waarom moet deze koning, met zijn nauwe geweten en zijn tere hart, dat helemaal toegewijd was aan God, nu aan het schrikken gemaakt worden? Waarom moet uitgerekend hij nu aan het wenen gebracht worden? Wordt er zo geen domper gezet op zijn enthousiasme? Wordt er zo geen rem gezet op de reformatie van Josia?

Ik denk, dat de Heere hier op Josia een voorbehoedsmiddel toepast. Niet om hem te hinderen bij zijn hervormingswerk, maar om hem te bewaren voor hoogmoed. De Heere kastijdt hem uit liefde. De Heere deed hem dit aan schuld en zonde ontdekkende wetboek vinden om hem nederig te houden. Om te voorkomen, dat Josia straks zal uitroepen: 'Aanschouwt mijn ijver voor de Heere!' Een beminde des Heeren moet ervoor bewaard worden om een hoge borst op te zetten. Hizkia's hart verhief zich, toen de Heere hem beweldadigd had. Toen zond de Heere hem de correctie achteraf De schatten van zijn huis zouden worden weggevoerd naar Babel. Bij Josia zendt de Heere de correctie vóóraf. Net als bij Paulus, die een doorn in het vlees kreeg, opdat hij zich wegens de uitnemendheid der openbaringen niet zou verheffen. En wees eens eerlijk: kunnen wij niet beter vóóraf door God gecorrigeerd worden dan achteraf? iï

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 september 1988

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Josia vernederd

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 september 1988

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's