Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wetenschap en godsvrucht (1)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wetenschap en godsvrucht (1)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

(Lezing gehouden tijdens ontmoetingsdag studenten theologie op 13-12-'88 te Putten)

Inleiding

Toen in 1634 de illustre school te Utrecht werd geopend, hield Voetius zijn bekende inaugurale rede, die tot titel had: 'Depietate cum scientia conjugenda', d.w.z. 'over vroom heid met wetenschap verbonden'. Onder zij gehoor zaten allerlei hoogwaardigheidsbekleders maar ook studenten. Voetius hield hen voor dat het van groot belang is dat er op godvruchtige wijze gestudeerd wordt.

Waarom hield Voetius een openingsrede over dit onderwerp? Eén van de achtergronden was dat er in de levensstijl van veel studenten nogal wat gaande was. Ze was niet in overeenstemming met de hoogheid van de studie. Voetius hekelt deze slechte levensstijl met de volgende woorden: 'Hoe roemloos daarentegen, hoe verfoeilijk, hoe met een zee van tranen te beklagen is het dat studenten zonder de vreze Gods, zonder oefening in de godzaligheid en devotie, zonder deugden te zaaien ofte oogsten, als kinderen voor de aarde bestemd, aan de wereld overgegeven, het vlees en de ijdelheid dienen'.

Helaas ziet Voetius ook onder de theologische studenten weinig godzaligheid. 'Als ik er nu lust in zou hebben zulke candidaten in de theologie in hun eigen kleuren te schilderen, dan zou ik zeker zeggen dat het wereldse hemelingen zijn, onheilige priesters, irreguliere kannuniken, geestelijken van deze wereld, geheel en al vlees en bloed, geheel en al buik en spijze, geheel en al wulpsheid en wuftheid, onnutte lasten voor de aardbodem, lastposten voor scholen en kerken.'

Als je op deze wijze theologie studeert... 'Wat baat het je en anderen dan? Wat zal het baten subtiel over God en Zijn werken ad extra en ad intra, over de triniteit der personen en dergelijke mysterieën te hebben gedisputeerd, als wij de ware ootmoed hebben gemist? Wat zal het baten definities en distincties inzake de zonde te hebben opgesteld en van de zonde niet bekeerd te zijn? '

Voetius stelt in deze rede de wetenschap als zodanig niet ter discussie. De studie is goed en hard nodig voor de leiding in kerk en maatschappij. Als de wetenschapper, c.q. de student, zich maar onderwerpt aan Gods Woord. Dan kan de wetenschap waar en goed zijn, in overeenstemming met de waarheid van Gods Woord.

Toch worden er in Voetius' tijd al andere geluiden gehoord over de wetenschap. Descartes (1596-1650) geeft aan de wetenschap een meer zelfstandige plaats. De mens als onderzoeker moet van zichzelf uitgaan. Hij is het subject, dat zich een oordeel vormt over een object. Later blijkt dat dit oordeel van het subject niet behoeft samen te vallen met de waarheid van Gods Woord. Dan moet het mogelijk zijn om aan de wetenschap autonoinie op een eigen terrein toe te kennen.

De tijd van de Verlichting breekt aan. En wij... wij zitten middenin het konflikt tussen een autonome wetenschapsopvatting en de Waarheidsaanspraken van Gods Woord. Laten we samen eens over dit spanningsveld nadenken. Dat is het minste wat we kunnen doen. Dat hier een opgaaf ligt waaraan we ons licht vertülen is duidelijk. Daarom heeft hetgeen we nu naar voren brengen weinig pretentie. Het zijn enkele dingen waarover ik nagedacht heb en die gedachten kunnen misschien iets helpen in de doolhof van meningen over wetenschap en godsvrucht.

Onze inleiding hebben we als volgt onderverdeeld:1. Wat verstaan we onder wetenschap en

wat onder godsvrucht? 2. Wetenschap en godsvrucht op gespannen voet.

3. Een Bijbelse visie op de verhouding.

4. Een onderwaardering van de theologie.

5. Een mogelijke herwaardering van de theologie.

1. Wat verstaan we onder wetenschap en wat onder godsvrucht? A. De wetenschap

Wanneer een kind wordt geboren is er in normale gevallen van meet af aan in het kind een drang om zijn omgeving te verkennen. Het gaat op onderzoek uit en maakt een ontdekkingstocht. Deze drang is hem aangeboren. Welnu, deze aangeboren drang om te onderzoeken is ten diepste de bron waaruit alle wetenschap verklaard moet worden. Plato (427-347 v. Chr.) heeft gezegd dat wetenschap uit verwondering geboren wordt. Hij noemde die verwondering 'enos'. Dè mens wordt door iets in zijn omgeving getroffen. Hij neemt dat waar en verwondert zich daarover. Hij gaat op onderzoek uit. Hij tracht in het object door te dringen, hij wil het bevatten en ontdekt op deze wijze voor hem nieuwe dingen. Hij gaat verbanden leggen tussen deze nieuwe dingen. Zo ontstaat wetenschap. Op zijn beurt heeft deze wetenschap weer de drang in zich om verder te zoeken. Wetenschap wordt zo een eindeloos zoekproces naar waarheid.

Wetenschap is een veelomvattend begrip. Een klein kind ontdekt dat een voorwerp bij heen en weer bewegen gaat rammelen. Die ontdekking is wetenschap. Maar ook de bio-chemicus doet ontdekkingen in een laboratorium. Dat is ook wetenschap.

' Betekenis

In deze inleiding gaat het om deze laatste meer pregnante betekenis van wetenschapsbeoefening. Een bewuste, weloverwogen poging om zo diep mogelijk door te dringen in de werkelijkheid die de mens omringt, en waarneemt en waartoe hijzelf ook behoort. Met het verlangen om een samenhangend systeem van kennis te ontwikkelen door reflektie op die werkelijkheid.

Vandaar dat Van Dale formuleert: 'Wetenschappen zijn grootse systemen van oordelen over de werkelijkheid'.

Echte wetenschap kenmerkt zich door bescheidenheid. Er blijft altijd sprake van hypothese. Er blijft altijd iets voorlopigs. Bepaalde theorieën worden achterhaald door nieuwe ontdekkingen.

Tot de wetenschap behoort ook de theologie, de God-geleerdheid. De uitdrukking zelf komt voor het eerst voor bij Eusebius van Caesarea (265-339). Augustinus (354-430) noemt de theologie 'de divinitate ratio sive sermo' (rede of woord over de Godheid).

Formeel is de theologie een wetenschap als de andere wetenschappen. Ook zij is op zoek naar waarheid en tracht door te dringen in het object van haar onderzoek. Zij tracht eveneens tot een geordend systeem van kennis te komen. Materiaal echter is de theologie een wetenschap van eigen orde, van eigen aard. Letterlijk betekent theologie immers de leer over God. Het object van haar onderzoek is wel heel uniek, namelijk de Openbaring van God, vooral de bijzondere Openbaring in het Woord van God. Zonder Openbaring zou er geen theologie mogelijk zijn. Niet de tastbare werkelijkheid naar de ge-openbaarde werkelijkheid is het terrein van haar wetenschapsbeoefening. Prof. Runia formuleert aldus: 'theologie is de wetenschappelijke reflektie op het Schriftgetuigenis in zijn relatie tot het leven en denken van de eigen tijd'.

Verwondering

Evenals alle wetenschappen wordt ook de theologie uit verwondering geboren. Van-. wegé een algemene Openbaring is ieder mens al religieus aangelegd. En vanwege een bijzondere Openbaring in het Woord wekt God verwondering en de mens gaat vragen en zoeken naar God.

Theologie beoefenen is niet zonder risico's. Het gevaar dreigt dat God object van wetenschap wordt en dat Zijn Openbaring op de snijtafel van ons hoogmoedig verstand komt te liggen.

Dat zou een fatale omkering van de orde betekenen. In plaats van de vraag van God: 'Adam, waar zijt zij? ', zegt de mens dan: 'God, waar zijt gij? '

Maar als de onderzoeker van de Openbaring zijn plaats weet, dan kan de theologie worden wat Barth er van zei: 'Het is de wetenschap, die de grootste bewogenheid in hoofd en hart teweeg brengt, het dichtst de menselijke werkelijkheid benadert en het duidelijkste uitzicht geeft op de waarheid waar elke wetenschap naar vraagt. Een landschap met de verste en toch niet altijd duidelijke perspectieven, zoals dat van Umbrië en Toscane en een kunstwerk even superieur en bizar als de dom van Keulen of van Milaan'.

Geldt voor alle wetenschappen, dat zij nooit doel in zichzelf mogen zijn, maar altijd een dienende functie hebben, voor mens en wereld, dan is dat zeker ook voor de theologie het geval. Dan denkt ik vooral aan de kerk. Hoewel er veel meer is te zeggen over de doelstelling van de theologie, is het toch wel zo, dat vanaf de dagen van de Reformatie de theologie werd gezien als een instrument om de kerk te helpen in opleiding en doordenking van kerkelijke en maatschappelijke vraagstukken.

Ontroerend is altijd weer dat de hooggeleerde Voetius ook predikant was en zich onder de kleine kinderen begaf om hen de theologie in gesneden brood aan te reiken.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 februari 1989

De Waarheidsvriend | 14 Pagina's

Wetenschap en godsvrucht (1)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 februari 1989

De Waarheidsvriend | 14 Pagina's