Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De zonde tegen de Heilige Geest

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De zonde tegen de Heilige Geest

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het moet wel heel vreemd lopen in de pastorale praktijk, wanneer u nooit eens iemand ontmoet, die u belijdt de zonde tegen de Heilige Geest te hebben bedreven. Of dit nu werkelijk het geval is geweest, dan wel of het een pure vrees is aan dit euvel schuldig te staan - dat laten wij vooralsnog even in het midden. Maar het is een feit dat meer mensen dan men denken zou hierover tobben. Ontmoeten wij zulke mensen, let dan er öp of aan hun kwelling soms waanzin ten grondslag ligt. Natuurlijk is het zwaar om vast te stellen dat dit het geval is. Zelfs een kundig arts zal de grenzen tussen zwaarmoedigheid en krankzinnigheid niet altijd even spoedig en even zeker kunnen aanwijzen. Nu is het wel een verdacht verschijnsel als het denkbeeld van de onvergeeflijke zonde te hebben bedreven in de hersenen als het ware vastgenageld zit, zodat alle redenering met de lijder onmogelijk is. Het gesprek breekt af op een waanidee. Hier is het gebed beter op zijn plaats dan het woord.

Doorgaans evenwel berust de vrees van de onvergeeflijke zonde bedreven te hebben op onkunde. Met weet eigenlijk niet waarin deze zonde bestaat. Daarom is, ook als bewaring tegen genoemde vrees, een uiteenzetting van de aard van deze zonde zeer nodig, ja, dringend noodzakelijk. Welnu, Jezus heeft over deze zonde gesproken in het twaalfde hoofdstuk van Mattheüs. De Heere had zoeven een wonder verricht, dat heel de schare, die bij Hem was, in verrukking bracht. Hij had een man genezen, die niet alleen blind en stom was, maar ook van de duivel bezeten. De schare ontzette zich en zei: is Deze niet de Zoon van David? De schare is buiten zichzelf en begint, tot grote bezorgdheid van de Farizeeën zich af te vragen, of Deze toch niet misschien de Zone Davids, de Messias is. De Farizeeën echter lasterden, dat Jezus de duivelen door de hulp van de duivel uitwierp, ja, dat Hijzelf van de duivel of van een duivel bezeten was. Dit drong Jezus om te zeggen en te bewijzen dat Hij de duivelen door de Geest Gods uitwierp. Wie dus Zijn wonderen aan de duivel toeschreef, lasterde de Heilige Geest. Voor die zonde, zeide Hij, was geen vergeving.

Nu zien wij, dat Jezus de lastering van de Heilige Geest onderscheidt van de lastering tegen de Zoon des Mensen. Maar waarin ligt nu het onderscheid? Waar ligt de grenslijn tussen die beiden? Uiterlijk kan men geen onderscheid zien. Wie gesproken heeft tegen de Zoon des Mensen, kan vergeving ontvangen. Hij verschijnt als mens. Zijn goddelijke hoogheid is verborgen. De lastering van Hem kon plaats hebben zonder dat men wist, wie Hij inderdaad was, in onwetendheid. Een Paulus sprak zo al niet dezelfde, dan toch soortgelijke lasteringen tegen Jezus uit als de Farizeeën. Ongetwijfeld heeft hij Hem vervloekt zelfs en dat niet eenmaal, maar telkens opnieuw. Toch betuigt Paulus zelf dat hem barmhartigheid is geschied omdat hij in zijn onwetendheid heeft gezondigd. In Jezus zag hij de Christus niet, zelfs niet eens de profeet, maar een mens, die zich op valse manier tot Messias opgeworpen had en in zijn volle hoogmoed zich Gode evengelijk had gemaakt. Zo te zondigen was te zondigen tegen de Mensenzoon, dat is tegen één, in Wie men niet meer zag dan een mens, blind voor het hoge en heilige dat aan Hem was. Of het nu met de Farizeeën van straks ook al zo stond, dan wel of zij tegen de Heilige Geest zondigden, doet hier niets ter zake. Het zij ons genoeg te weten dat de onvergeeflijke zonde slechts door hem bedreven wordt, die in Christus meer dan een mens ziet. Schuldig aan haar zouden de Farizeeën staan, reeds indien zij van Jezus in hun hart geloofd hadden, dat Hij een profeet was en nochtans uit boosheid tegen eigen geweten in Zijn wonderen aan de duivel hadden toegeschreven. Het is klaar als de dag - hadden zij geweten dat Hij een profeet was, dan zouden zij ook geweten hebben dat Zijn wonder door de Geest Gods gewerkt werd, omdat een profeet van zichzelf toch niets kan doen. En op die manier zouden zij eigenlijk tegen de Geest, die in Christus was, gezondigd hebben. Het komt in feite in alle eenvoud hierop neer: men is in aanraking geweest met de werkingen des Geestes en is zich bewust, dat zij van de Geest zijn en tegen beter weten in, uit vijandschap, schrijft men die werkingen toe aan de Satan en lastert zo de Geest.

Het is voor het bedrijven van deze zonde juist niet nodig, dat men de heilige persoonlijkheid van de Geest als in het aangezicht lastert. Op die manier zal deze zonde slechts heel zeldzaam worden bedreven. Het dichtst nabij zijnde voorwerp van deze zonde kan Christus Zelf zijn of mogelijk ook Zijn volk, met dien verstande, dat Hij of de Zijnen steeds door de zondaar wordt gekend en beschouwd als een Zodanige, Die de waarheid aan Zijn zijde heeft en heüig is. Daarom juist ontbrandt de haat tegen Christus en de Zijnen. Die haat valt samen met de haat tegen de waarheid en de heiligheid zelf. Hij uit zich in een lastering van hun drager. Hier is duivelachtige boosheid in het spel. Keren wij nog even terug naar de bijbelwoorden hierboven aangehaald en zien wij deze in het verband, waarin zij voorkomen, dan doen ze duidelijk zien, dat de lastering tegen de Heilige Geest niet aan het begin en in het midden, maar aan het einde van de weg der zonde bedreven wordt. Zij bestaat daarin dat een mens, niettegenstaande alle voorwerpelijke openbaring en onderwerpelijke verlichting, in weerwil dat hij de waarheid als waarheid erkend en gesmaakt heeft, toch met volle bewustheid en opzettelijke wil met hart en mond haar voor leugen uitmaakt en Christus scheldt als een werktuig van satan. In haar gaat de menselijke zonde in de demonische over. Zij bestaat niet in twijfel en ongeloof, maar sluit deze evenals alle berouw en gebed ten enenmale uit. Ze is over alle twijfel en ongeloof, over alle berouw en gebed ver heen. Niettegenstaande de Heilige Geest als Geest van de

Vader en de Zoon geloofd en erkend wordt, wordt Hij in duivelse boosheid gelasterd. De zonde wordt in haar voleindiging zo goddeloos brutaal, dat zij alle schaamte uitschudt, alle bedekselen van zich afwerpt, alle schijngronden versmaadt en uit zuiver lust in de boosheid zich tegenover Gods waarheid en genade stelt.

Nu is wel enige onderscheiding nodig; afkeer van het ware en heilige is elke natuurlijke mens als het ware van huis uit eigen. Maar daar staat tegenover dat zijn geweten hem van de verkeerdheid hiervan overtuigt en dat vrees hem terughoudt om het te lasteren. Opwelling van natuurlijke vijandschap is nog geen lastering van de Heilige Geest. Deze grijpt eerst plaats, als men vooraf voer gegeven heeft aan zijn eigen aard, en verhard en verstokt geworden voor het uiterste niet meer terugdeinst. Uit het bovenstaande blijkt, dat niemand de onvergeeflijke zonde bedrijven kan, die niet soortgelijke indruk van Christus ontvangen heeft, als de schare bij het zien van het genoemde wonder. Voor de lastering van de Heilige Geest is daar alleen maar plaats, waar het licht van het Evangelie schijnt. Een heiden, die nooit van Christus gehoord heeft, kan deze zonde niet bedrijven, en evenmin een hoorder van het Woord, die nimmer iets van de kracht van de waarheid heeft gevoeld. Des te meer ligt voor deze zonde bloot wie verlicht is geweest, maar het licht de rug heeft toegekeerd.

Nu moet men wel oppassen hen hiermee gelijk te stellen, die in spottend gezelschap wel eens mee gedaan hebben om de vromen belachelijk te maken. Doorgaans komt dat niet uit pure haat tegen het heilige en ware voor. Hier is geen opzet in het spel geweest om te lasteren. De gebreken, niet de deugden van de godvrezenden gaven er oorzaak toe. Het doorgaand gedrag was met dit spotten niet in overeenstemming. Men keurde bij enig nadenken eigen daad af. De lastering tegen de Heilige Geest is veel vreselijker. God wil deze zonde niet vergeven, maar geeft de bedrijvef over aan zichzelf. Laat het dan zijn, dat soms het geweten ontwaakt, het helpt niets meer. Men vervalt tot wanhoop. Genade wordt niet meer gevraagd. Het wordt volledig duister in het zieleleven.

Uit de gegeven beschrijving kan de lezer zien hoe de oprechte geen oorzaak behoeft te hebben om zich ongerust te maken over de vraag of hij die zonde bedreven heeft. Wie het pijn doet God Zijn eer niet te hebben gegeven, hij die behoefte heeft om Hem voortaan te verheerlijken, hij moet maar in alle eerlijkheid om genade vragen. Zij zal hem niet worden geweigerd. Was hij echt schuldig aan de zonde tegen de Heilige Geest, dan kwam er in zijn leven verharding en wanhoop. En dat is nu juist het teken, dat God Zich voor eeuwig met Zijn genade van hem afgewend heeft en Zich tegen hem gekeerd had. Daarbij moet wel een kanttekening worden gemaakt. Handel zeer voorzichtig met iemand, die de waarheid tegenstaat door hem zonder ophouden te bestraffen. Dring hem niet om zo te spreken met geweld tot bekering. Het zou anders wel eens kunnen gebeuren, dat zulk een wordt geprikkeld tot de besproken zonde. Zeer fijne kiesheid is daarvoor nodig. Aandrang is geoorloofd, maar aandrijven overschrijdt de grens. Met eerbied gezegd: men moet het voornaamste aan de Heere overlaten om de ziel te buigen.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 maart 1989

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

De zonde tegen de Heilige Geest

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 maart 1989

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's