Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

God, de Allerhoogste, de Schepper  van hemel en aarde (II)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

God, de Allerhoogste, de Schepper van hemel en aarde (II)

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

God als persoonlijk Tegenover

'In den beginne schiep God de hemel en de aarde...' Hij staat aan het begin, Hij is de Schepper. Eer de bergen geboren waren was de Heere er. 'Gij hebt voormaals de aarde gegrondvest, en de hemel is het werk Uwer handen.' (Ps. 102 : 26). Daarmee belijden we dat de Heere, vergeleken met de schepping, onvergelijkbaar, uniek, is. Er is een grens gegeven tussen God en de mens. 'Want Ik ben God en geen mens, de Heilige in het midden van u....' (Hosea 11:9). De Heere is onderscheiden van alles wat er verder is. Dat besef van het anderszijn van God wordt niet alleen gevoed door Zijn bijzondere Openbaring, maar wortelt ook in het besef dat de Heere de Schepper is. 'Gij zijt die Heere alleen, Gij hebt gemaakt de hemel, de hemel der hemelen en al hun heir, de aarde en al wat daarop is, de zeeën en al wat daarin is, en Gij maakt die allen levend; en het heir der hemelen aanbidt U.' (Neh. 9 : 6). Wanneer wij mensen de tegenwoordigheid Gods opmerken, dan worden we overweldigd door de oneindige grootheid en het oneindig anders zijn van God. Daarvan zijn verschillende voorbeelden te noemen: braham (gen. 18 : 27), Mozes (Ex. 3 : 5), Paulus (Hand. 9:4), Johannes (Op. 1 : 17).

Als we, zoals prof Van de Beek, grote nadruk leggen op de geschiedenis die Schepper en schepsel samen doormaken, op de Geest die de kosmos vervult, dan doen we afbreuk aan een wezenlijk element in de scheppingsleer. We sluiten dan teveel het tegenover elkaar staan uit. Wie schepping zegt, zegt ook onderscheid, dualiteit, ongelijkheid! Schepping houdt in dat er geen symmetrische verhouding is tussen God en mens. Dit besef speelt ook een rol bij de openbaring, wanneer de Heere zich bekend maakt in deze geschapen werkelijkheid. Hij is de Ander die zich bekend maakt. Vanuit dit besef zeggen we dat de Heere een persoonlijk Tegenover van de mens is. Bij alle nadruk op de verbondsgeschiedenis moet dat ook gehoord worden.

Zonder dit besef van God als Tegenover lopen we het gevaar dat we God en mens in eikaars verlengde zien liggen. Humaniteit en Koninkrijk Gods sluiten dan bijna naadloos op elkaar aan. De huidige theologie loopt het gevaar dat ze God en mens zo wezenlijk samenziet, dat het besef van het Tegenover niet meer uit de verf komt. 'Want alzo zegt de Hoge en Verhevene, Die in eeuwigheid woont, en wiens Naam heilig is: k woon in de hoogte en in het heilige, en bij dien, die van een verbrijzelden en nederigen geest is, opdat Ik levend make den geest der nederigen, en opdat Ik levend make het hart der verbrijzelden.' (Jes. 57 : 15).

Zeker, de Heere is de God van het VerboAd, Hij heeft Zijn Zoon gezonden, Hij is Immanuel, God-met-ons, Hij ontfermt zich over de zondaar. Maar bij die belijdenis kan het andere niet gemist worden: Hij is ook de Schepper van hemel en aarde. Ook daarin kennen wij Hem als de Heilige, Eeuwige en Allerhoogste. En dat betekent o.a. distantie. Zonder de belijdenis dat de Heere de Schepper is komt dit besef van distantie niet uit de verf

Schepping-zondeval

Wel kunnen we de afstand tussen God en de mens vanuit verschillend gezichtspunt bekijken. Aan de ene kant is er de afstand tussen Schepper en schepsel. God is de Almachtige, de Eeuwige. Hij is de souvereine God, die waardig is te ontvangen de heerlijkheid, en de eer, en de kracht; 'want Gij hebt alle dingen geschapen, en door Uw wil zijn zij, en zijn zij geschapen' (openbaring 4 : 17). Over die scheppingsrelatie moeten we niet negatief denken, alsof die distantie teniet gedaan zou moeten worden. God heeft de schepping gewild. Hij heeft de wereld in het aanzijn geroepen, en nu staat de schepping voor Gods aangezicht. Zo staat ook de mens daar, en alleen zo kan de mens God loven en Zijn Naam verheerlijken. Ook de eredienst wordt daardoor bepaald. In de kerkdienst beginnen we met een loflied. We treden voor Zijn aangezicht om Hem te verheerlijken. Hoe zouden we Hem kunnen verheerlijken als we geen begrip zouden hebben van die distantie? De mens aanbidt de Heere, looft Zijn Naam, eert Hem in de eredienst en in het leven van iedere dag. Wie de Heere kent in Zijn schepping komt met de psalmen tot de lofprijzing op Zijn Naam (Psalm 136, 33, 148). De Heere wordt geprezen. Hij toont Zijn macht en majesteit in de scheppingszegen (Psalm 104) en in de uitreddingen in de geschiedenis.

Die eredienst (lofprijzing, aanbidding, dienst) komt alleen tot zijn recht wanneer we het onderscheid tussen God en mens, tussen Schepper en schepsel, goed in het oog houden. Wordt het anders geen afgodendienst? Immers, dan vervangen we de majesteit van de onvergankelijke God door hetgeen gelijkt op het beeld van een vergankelijk mens (Rom. 1 : 23).

Ten tweede, deze dualiteit tussen God en mens, qua schepping, moeten we nog weer onderscheiden van de tege«stelling tussen God en mens in de zonde. De zonde geeft een breuk aan, en daardoor krijgt de afstand tussen God en mens een heel andere betekenis. De mens gaat godsdienstig en zedelijk tegen de wil des Heeren in. 'Tegen U, U alleen, heb ik gezondigd, en gedaan dat kwaad is in Uw ogen...' (Psalm 51 : 6). Die breuk wordt alleen verzoend in Christus.

Tweeërlei kennis?

Volgens Calvijn horen schepping en voorzienigheid bij de algemene Godskennis. Dat wil niet zeggen dat we ze buiten Christus om kennen, maar ze is wel onderscheiden van de bijzondere kennis waardoor we met God verzoend worden in Jezus Christus. 'Zo is het toch iets anders te gevoelen, dat God, onze Schepper, ons door Zijn goedheid onderhoudt en ons elk soort van zegeningen schenkt, dan de genade der verzoening, in Christus ons voorgesteld, te omhelzen' (Institutie I.:2:1).

De kennis van God als Schepper en onderhouder mogen we dus niet gelijk stellen met de kennis van de verzoening in Christus. Het zijn onderscheiden zaken, ook al komen ze beide tot ons in Christus, in de bijbelse Openbaring. Ook pastoraal en liturgisch is dat heel wezenlijk: pastoraal mag er alle aandacht zijn voor de lotgevallen van de konkrete werkelijkheid en de konkrete mens. Wie daaraan voorbijgaat heeft geen oog voor de Schepper en Onderhouder. In de eredienst klinkt de lof des Heeren, de lof voor de aardse zegeningen. Het schepsel looft de Schepper en weet zich daarin verbonden met de woordeloze lof van de schepping. Maar ook klinkt de klacht over de gebrokenheid van het leven. Op die tweeërlei kennis komen we terug in het volgende artikel.

Onderhouding

Calvijn zegt dat we Gods schepping niet alleen mogen beperken tot 'in den beginne'. 'God te maken tot een Schepper van een ogenblik, die slechts eenmaal zijn werk tot stand bracht, zou wel wat al te kil en bekrompen zijn.' (Institutie I.:16 : 1). God onderhoudt de wereld ook, dat geeft iets aan van de voortdurende zorg die de Heere heeft voor Zijn schepping. Bij de schepping speelt vooral de distantie een rol, bij de onderhouding de voortdurende betrokkenheid. Maar zowel in het voortdurend bestaan der wereld als in haar eerste oorsprong ontmoeten we de tegenwoordigheid der goddelijke kracht.

In psalm 19 horen we dat de hemelen Gods eer vertellen en dat het uitspansel het werk Zijner handen verkondigt.

God is het die de bergen vastzet door Zijn kracht, Hij stilt het bruisen van de zee en doet het regenen op de omgeploegde aarde (Psalm 65). Hij heeft de aarde gegrondvest, maar Hij doet ook het gras uitspruiten (Psalm 104).

Ook in het N.T. is er sprake van dat de Heere onderhouder van de wereld is. God doet de zon opgaan over bozen en goeden en regent over rechtvaardigen en onrechtvaardigen, zegt Jezus (Math. 5 : 45). En de leliën des velds zijn met grotere heerlijkheid bekleed dan Salomo (Mattheus 6:28), en ook de vogels worden door de hemelse Vader gevoed.

En in Romeinen 1 lezen we: Zijn eeuwige kracht en goddelijkheid wordt sedert de schepping der wereld uit zijn werken met het verstand doorzien. Dus niet alleen bij de schepping, maar ook in de onderhouding openbaart zich Gods eeuwige kracht.

God heeft zich niet onbetuigd gelaten aan de volkeren door wel te doen en heeft regen en vruchtbare tijden gegeven (Hand. 14 : 16, 17). Paulus zegt zelfs dat Hij niet ver is van een ieder van ons (Hand. 17 : 26, 27). De Nederlandse Geloofsbelijdenis verge lijkt deze wereld met een 'schoon boek, waarin alle schepselen, grote en kleine, gelijk letteren zijn, die ons de onzienlijke dingen Gods, namelijk zijn eeuwige kracht en Goddelijkheid doen aanschouwen.'

De Heere laat zich kennen als de Onderhouder van Zijn schepping. Hij heeft zich als Schepper niet teruggetrokken om de wereld aan haar lot over te laten. Wanneer ik geloof dat de Heere de natuur niet prijs-

geeft, maar onderhoudt, dan mag ik de natuur ook niet gebruiken als wegwerpartikel. De natuur is geen zelfstandige grootheid. Zij is afhankelijk van de Heere, en daarom kan ik er niet mee doen wat ik wil. De schepping is er ter ere Gods. Maar gaat er nog sprake uit van een vervuilde aarde? Komt Gods majesteit en heerlijkheid naar voren in een stervend milieu? Is het niet veeleer een aanklacht tegen de mens en de hoogmoed van de mens?

Wat is de mens?

De Heere is de Almachtige, de Levende, Hij schept het leven. En wat is de mens? De mens is schepsel, hij ontvangt het leven uit Gods hand. De Heere blaast hem de levensadem in, en zo wordt hij tot een levend wezen (Gen. 2 : 7). Maar neemt de Heere de adem weg, dan sterven zij en keren zij weder tot hun stof (Psalm 104:29).

In psalm 8 wordt zowel de afhankelijkheid èn nietigheid van de mens, als ook zijn glorie zo schitterend vertolkt. Wat is de mens dat Gij zijner gedenkt? Tot die oproep komt de mens wanneer hij de heerlijkheid en de majesteit Gods in de schepping opmerkt. 'O Heere, onze Heere! hoe heerlijk is Uw Naam op de ganse aarde' klinkt het refrein. Onder de nachtelijke hemel zie ik de majesteit Gods. Wie komt er dan niet onder de indruk? 'Als ik Uw hemel aanzie, het werk Uwer vinge­ ren, de maan en de sterren, die Gij bereid hebt.' Wat is Gods macht oneindig groot! Zuigelingen, die nog geen woord kunnen spreken, loven Hem.

Maar wat is dan die nietige mens? Heb je niet het gevoel dat je wegzinkt in dat oneindige heelal? Hoe nietig zijn wij, stof uit de aarde.

Inderdaad! 'Wat is de mens dat Gij zijner gedenkt.' God gedenkt dat nietige schepsel. De Heere heeft speciaal de mens op het oog en zoekt de mens op. Door dat gedenken en opzoeken van de Heere wordt de mens recht op zijn voeten gezet. God kroont hem met eer en heerlijkheid. Gij hebt hem bijna goddelijk gemaakt. God geeft de mens een koninklijke positie. Die kleine mens is de kroon der schepping.

Waarin bestaat dan die heerlijkheid van de mens? 'Gij doet hem heersen over de werken Uwer handen.' Dat doet denken aan het scheppingsverhaal uit Genesis waar God zegt dat de mens heerschappij zal hebben over de vissen der zee, over het vee, en over de gehele aarde (Gen. 1 : 26-28).

De koninklijke mens! Maar wat maakt de mens in zijn zonde van dit rentmeesterschap? Is de zondige mens zich de plaats nog wel bewust die hij inneemt in Gods schepping? Geldt nu niet des te meer? wat is de mens dat Gij zijner gedenkt!

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 augustus 1989

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

God, de Allerhoogste, de Schepper  van hemel en aarde (II)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 augustus 1989

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's