Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Globaal bekeken

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Globaal bekeken

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

In Nederland kennen we kerkgenootschappen in soorten. Maar wie (onder de jongeren met name) weet van 'de gemeenten, ontstaan onder de prediking van wijlen ds. Sterl< enburg en Stam'? Ds. J. H. van der Giessen (hervormd predikant te Nieuweroord-Noordseschut) schreef ooit een scriptie over deze gemeenten, later uitgegeven onder de titel 'Rondom Bogaard' (uitgave Verloop, Alblasserdam). Dezer dagen kregen we dat boekje (uitgegeven in 1982) in handen. Hier volgen enkele passages:

• 'Het handboeii van Van Alpfien geeft f(erkeliji< gezien in het l^ort het bijzondere aan van de 'gemeen-• ten, ontstaan uit de predil< ing van wijlen ds. Sterkenburg en ds. Stam, namelijk:

"Deze gemeenten voeren geen naam. Zij hebben zich, daar zij de Ned. Hervormde Kerk als het geopenbaarde lichaam van Christus in Nederland zijn blijven erkennen, niet tot kerk durven institueren, maar wachten het herstel van de breuk der Kerk uit Gods Geest en genade af."

Een pracht van een volzin, die met graagte geciteerd wordt. Altijd, wanneer deze groep van gemeenten in het nieuws komt, wordt er wél een stuk van deze volzin aangehaald. De zin geeft goed het theoretische standpunt weer, zoals men het verdedigde. Het richt zich duidelijk tegen hen, die zich van de Ned. Hervormde Kerk afscheidden. Het is niet geoorloofd om een kerk naast de Ned. Hervormde Kerk te stichten en te zeggen: nu zijn wij "kerk". Dat is het recht in eigen hand nemen. Het herstel van land, volk en kerk is niet te organiseren, maar moet uit Gods Geest komen. Men heeft daar hoop op en men wacht daarop. Land, volk en kerk wordt daarbij als een eenheid gezien: wij maken deel uit van het geheel, wij delen in de kollektieve schuld, die op geheel Nederland ligt God ziet ons als Nederlander aan.

In de Ned. Hervormde Kerk kun je niet zijn. Daar zijn teveel misstanden en daar is de vrijzinnigheid. De afgescheidenen "bouwen kerken en stichten scholen" en dat is een aktiviteit van de vrome, wettische mens, die God niet laat regeren, maar die zelf handelt en doet. Als derde mogelijkheid blijft over: slechts Woord-bediening en sacrament, méér niet. Geen aparte kerk en geen aparte naam, maar samen buigen onder het oordeel, dat over Nederland gaat en hopen op Zijn gena, persoonlijk allereerst en daarnaast voor ons allen. Daarom slechts een nooddak, een schuur, alleen het plaatselijke en het hoogst nodige, met zo min mogelijk organisatie.

Mensen, die "liepen onder de breuk van land, volk en kerk, " worstelden met deze dingen. Niet een ieder werd dit "opgelegd", dat vond eerst plaats bij hen, die bewust gerechtvaardigd waren en het "eigendom van Christus geworden waren". En dan nog lang niet ieder van hen kreeg daarmee te doen. Anderen huldigden theoretisch dit standpunt. Zij vonden het juist, maar niet belangrijk. Het persoonlijk heil was belangrijker.'

• Dan iets 'uit het gemeenteleven':

'Een administratie ontbrak geheel. Wel werden er huwelijken ingezegend, maar er was geen huwelijksregister. Er werd wel gedoopt, maar dat werd niet bijgehouden; er was geen doopboek.

Vooral dat laatste gaf later grappige problemen. Als iemand belijdenis wilde doen in een andere kerk, dan kwam men bij het latere kerkbestuur voor een doopbewijs. Het kerkbestuur kende natuurlijk wel de familie, en dus nam men aan, dat de doop had plaatsgevonden. Maar nu de vraag wanneer. Zeer waarschijnlijk enkele weken né de geboorte. Maar op welke dag? Op een zondag uiteraard. Via een eeuw-kalender werd er dan een zondag ongeveer in die tijd uitgekozen en die werd als de doop-zondag aangewezen. Toen men Bogaard eens vroeg: "Wat moet ik zeggen, als men mij vraagt, waar ik gedoopt ben", zei hij: "Zeg maar: — Ik ben gedoopt op de puinhopen van Jeruzalem."

In Wilnis zit het karwei van de Kerkrenovatie er bijna op. Het zesde nummer van 'De Krachttoer' kondigt de opening aan. Hier volgt een stukje kerkgeschiedenis uit de 'reformatorische periode' (1586-1795).

'Bij het begin van deze tijd moeten we ons voorstellen, dat toen de landsregering, de Staten van Utrecht, overgingen naar de "nije leer", ook de dorpsparochiekerk en de kerkelijke goederen genaast werden voor de gereformeerde eredienst

Dit was in 1586. De reformatie werd van hogerhand gebracht Het is dan ook voor te stellen, dat er in die tijd in ons dorp wel een gereformeerde kerk was, maar weinig gereformeerden en voorlopig dus alles bij het oude bleef

Bij de eerste protestantse kerkvisitatie, 7 jaar later, blijkt dan ook dat pastoor Wicher Janssen, een Wilnisser van geboorte, zich houdt aan het oude, zodat de eerste gereformeerden dan ook elders ter kerk gaan.

De Staten, die hei benoemingsrecht hadden overgenomen, stelden naar aanleiding van dit kerkelijk onderzoek een andere voorganger aan, wiens naam was Wigbold Belida, vermoedelijk een geëxamineerd pastoor. Deze handelwijze kwam veel voor, daar bij de reformatie een groot tekort aan predikanten was (...).

De reformatie was een moeizame zaak; het was dan ook geen zaak uit het volk maar van bovenaf opgelegd.

Omstreeks 1600 meldt de eerste predikant Henricus ten Brinck, 30-40 toehoorders te hebben. In een verzoekschrift aan de Staten ter ondersteuning van de hervorming noemt men naast onwilligheid van de overheid ook allerlei superstitiën: bedevaart op sacramentsdag, het luiden van de klok over de dood, en tijdens de predikatie de doden in de kerk voor de preekstoel brengen. Ook noemt men het misbruiken van de zondag voor markt herbergen van drankgelegenheden en "andere woestigheden van huislieden".

Ook had de predikant de koster niet mee. De toenmalige Dirk weigerde om als voorzanger dienst te doen en had nog vele andere "stoutigheden". Deze predikant is wel oud geworden, maar geen 114 jaar zoals op het predikantenbord is vermeld. Zijn werkelijke leeftijd bedroeg 94 jaar Hij was beroepen op 41-jarige leeftijd en is met emeritaat gegaan na een ambtsperiode van 36 jaar. Op 84-jarige leeftijd heeft hij zijn kleinzoon Jacobus nog gedoopt die later schout van Wilnis is geworden.

De lijn Ten Brinck wordt voortgezet door de tweede Henricus, die schoolmeester te Thamen was en eer-

der beroepen is geweest te Waverveen. Hl] is bekend geworden door zijn protestbrieven tegen de toen nog verboden R.K. godsdienst en tegen de voll< sbijgelovigheden.

Van zijn tiand is ool< tiet oudste nog aanwezige boel< , een lidmatenboel< . Dit register werd weliswaar 10 jaar na zijn bevestiging aangelegd met de opmerking dat het noodzakelijk was "omdat mijn vader tiet boek daarvan getiouden heeft".

Te bedenken valt, dat het juist de tijd was, dat ds. G. H. Kersten het grootste aantal van de Ledeboeriaanse gemeenten samenbracht in het kerkverband van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland (1907) en dat dr. A. Kuyper en zijn synode te Utrecht (1905) besloten enkele zinnen uit artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis te schrappen en daarmee kerkelijk te pleiten voor een neutrale overheid en een eerbiediging van de "souvereiniteit in eigen kring". Bogaard was zowel tegen Kuyper als tegen Kersten. Het was in zijn ogen eigen gerechtigheid, het tekende de vrome mens, die wat kón en wat wés, en daarom wat wilde. Zij meenden in staat te zijn God een handje te helpen, en dat verfoeide Bogaard. Je kunt je niet losmaken van het geheel. De oprichting van de Gereformeerde Bond in 1906, en de Statutenverandering van deze Bond in 1909, waarbij het toch ging om herstel van de totaliteit van de Ned. Herv. Kerk, deed Bogaard echter niet van richting veranderen. Hij had daar kennelijk geen vertrouwen in en bezag dat waarschijnlijk ook als een door hem veroordeelde aktiviteit.'

'Bogaard wilde geen "dominee" genoemd worden en zeiker geen "meneer". (i.t.t. H. A. Hofman, Ledeboerianen, 122). In navolging daarvan ook Hofman en Vlot niet. Hofman zei dan: "Ik ben maar een schippersjongen" en Vlot zei: "Ik kom van de werf'. Dat bracht het kerkelijk standpunt mee. Ze misten de echte studie en dat wisten ze. Wat ze deden, deden ze echter omdat de nood hun opgelegd was. Ze waren in een noodsituatie. Ze vonden zichzelf in feite ongeschikt, maar wie kan God weerstaan? Hofman zei: "Zeg maar Hofman". En tegen Bogaard zei men gewoon "Bogaard". Daardoor stond hij dicht bij het volk. Hij sprak plat dialect en volks. Hij was één van hen. Er wóren wel geestelijke standen, maar, bedoelde Bogaard: In Adam zijn we allen één. Dat ontving sterke nadruk en dat was een gemeenschappelijke basis voor gesprek. We moeten het allemaal van het werk Gods aan onze ziel hebben en daarom is de één niet hoger dan de ander, obk hijzelf. Bogaard, stond niet boven hen.

Wars was hij van kenmerken; daar trekt de vrome mens zich aan op. Fel was hij tegen mensen, die "iets" geworden waren met hun geestelijke ervaringen. Hoogmoed noemde hij dat. Die geestelijke ervaringen erkende hij wel, maar niet het steunen daarop. Hij stond niemand rust toe omdat men vroeger wel eens iets "genoten" had. Een traan, een versje, een keer goed kunnen bidden, iets "opgedaan" hebben: dat alles dient om tot Christus te leiden, om in Hem ingelijfd te worden, maar op zichzelf is het Christus niet. In dat verband zei hij eens: "Breng die rommel maar naar Joost Brand". En Joost Brand was de vuilnisman.'

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 september 1989

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Globaal bekeken

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 september 1989

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's