Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Openliggende zaken naar februari-synode

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Openliggende zaken naar februari-synode

Combisynode 29 november 1989

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vorige week woensdag werd in De Blije Werelt te Lunteren weer een gecombineerde synode gehouden. Na de opening door ds. B. Wallet, de praeses van de generale synode van de Ned. Herv. Kerk, kwam om kwart voor elfde Interimregeling betreffende de geldigheid van attestaties aan de orde. De­ ze regeling houdt in dat 'degene die zich met een attestatie of een doop attest, afgegeven door de kerkeraad van een gereformeerde kerk (resp. hervormde gemeente — RvK), bij de kerkeraad in zijn woonplaats aanmeldt ter overgang naar de Nederlandse Hervormde Kerk (resp. de gere-

formeerde kerk) wordt door de kerkeraad van de hervormde gemeente (resp. de gereformeerde kerk) als belijdend lid resp. dooplid van de gemeente opgenomen. De inschrijving geschiedt na ontvangst van de desbetreffende attestatie resp. van het desbetreffende doopattest (resp. doopbewijs).'

Eenvoudig geformuleerd: vanaf heden kan de overgang van een lid van een Gereformeerde Kerk naar de Hervormde gemeente in zijn/haar woonplaats net zo verlopen als binnen een kerk in geval van verhuizing van de ene plaatselijke gemeente naar de andere. Dit betekent praktisch dat een kerkeraad geen onderzoek meer hoeft te doen naar de beweegredenen die leiden tot zo'n overgang en tevens dat de zgn. derde belijdenisvraag niet meer gesteld mag worden.

Vanuit hervormde classicale vergaderingen waren bij dit voorstel nog wel wat kritische vragen en kanttekeningen geplaatst. Zo werd er gewezen op allerlei vormen van misbruik die er van deze regeling gemaakt zouden kunnen worden. De classis Breda opperde bijv. dat op deze wijze aan groepen 'eigengereiden' de mogelijkheid geboden wordt om in m.n. kleine gemeenten 'de macht over te nemen'. Zelf heb ik aan de hand van een praktijkvoorbeeld gewezen op de mogelijkheid dat men van buiten deze kerken komend de ene (ruimer denkende) kerk zou kunnen kiezen als een sluiproute naar de andere.

Ds. P. Schravendeel van Commissie II antwoordde hierop dat misbruik altijd mogelijk blijft, maar dat dit geen belemmering mocht vormen voor deze regeling als logische konsekwentie van de staat van hereniging.

Enkele andere classes spraken uit er moeite mee te hebben dat deze regeling niet alleen de Samen op Weg-gemeenten raakte maar heel de kerk en dat dit in strijd zou zijn met de gedane belofte dat het SOW-'proces geen enkele dwang zou bevatten.

Ds. P. V. d. Heuvel antwoordde hierop dat SOW heel de kerk raakt en dat dat ook geldt van de tussenorde. Of de belofte dan niet gedaan was? Hij bracht nadrukkelijk naar voren dat de belofte alleen dit inhoudt dat geen enkele gemeente tot federatie gedwongen zal worden. Tevens wees hij op de konsekwentie van deze regeling dat een plaatselijke kerkeraad wel een pastoraal gesprek kan aangaan, maar geen recht heeft om een zich aanmeldend lid te weigeren. Na deze bespreking werd de interimregeling met acht stemmen tegen aanvaard.

Beheer

Hierna kwam de Interimregeling voor de gezamenlijke verzorging van stoffelijke aangele genheden aan de orde. Het was de vierde keer dat deze zaak op de agenda stond, (resp. 1982; dec. '84 en mei '86). Vanuit reeds gefedereerde gemeenten en gemeenten die op het punt staan tot federatie over te gaan werd steeds weer (en dat terecht!) op zo'n regeling aangedrongen. Op verschillende plaatsen moest men zelf maar maatregelen nemen om de financiële aspekten van de federatie te regelen. Zo ont­ stond er allerlei 'wildgroei'. Dat deze regeling zo lang op zich liet wachten is te verklaren uit het feit dat de hervormde kerkvoogdij-en de gereformeerde Commissie van Beheer-structuur nogal wat van elkaar verschillen. In deze regeling is voor de hervormden afwijkend dat de eindverantwoordelijkheid komt te liggen bij de kerkeraad en voor de gereformeerden dat zij nu te maken krijgen met een bovenplaatselijke, provinciale commissie van advies. Dat de regeling aan allerlei bezwaren tegemoet kwam werd duidelijk uit het feit dat zij uiteindelijk onveranderd met algemene stemmen werd aangenomen.

Werkorde

Hierna opende ds. Wallet het 'meest spannende' punt van de agenda. Hij gaf de synode gelegenheid om in gesprek te gaan met de moderamina van beide synoden n.a.v. de bij de stukken meegestuurde 'brief van de moderamina inzake nog openliggend zaken vanuit de gezamenlijke vergadering van synoden van oktober 1988.'

Hieronder wU ik proberen de problematiek zo eenvoudig mogelijk weer te geven. Op de combisynode van oktober 1988 kwam het rapport van de subwerkgroep Werkorde aan de orde. Deze werkgroep houdt zich bezig met de te ontwerpen werk-/kerkorde van de toekomstige herenigde kerk. Dit rapport stond in oktober 1988 alleen voor een informatieve bespreking geagendeerd, omdat het hervormde advies hierover nog niet binnen was. Ter synode kwam een voorstel toch een besluit te nemen over het conceptbesluitvoorstel. Dit voorstel werd uiteindelijk verworpen. De latere gereformeerde synode van Almere nam dit voorstel alsnog aan (art. 128).

Het moderamen van de generale synode van de NHK heeft zich bij schrijven van 12 april 1989 afwijzend uitgesproken over de in het rapport-Werkorde gedane aanbevelingen.

Na intensieve besprekingen kwamen het moderamen van de GKN en de Raad van Deputaten SOW op dezelfde lijn te zitten. Dit was voor zeven prominente figuren binnen de Werkgroep Toekomstige Vormgeving en subwerkgroep Werkorde aanleiding om in juni jl. via de pers te laten weten, dat zij vanwege deze koersbepaling geen verantwoordelijkheid meer konden dragen voor deelname aan het SOW-proces.

Maar hoe diep ingrijpend zijn dan de meningsverschillen en waar draait het uiteindelijk om? Het gaat om de vraag voor welke weg gekozen wordt om te komen tot een juridische éénwording van de beide kerken.

De subwerkgroep 'Werkorde' stelt voor een kerkordemodel te maken dat groei mogelijk maakt. Zij willen een 'statuut' waarin het gemeenschappelijk aanvaarde ­recht — in toenemende mate — wordt opgenomen. Het statuut is dan 'een lege huls' die gaandeweg gevuld moet worden. Later zal dan wel blijken hoe allerlei fundamentele ecclesiologische zaken kerkrechtelijk verwoord gaan worden. Het moderamen van de Hervormde Kerk heeft hier principiële bezwaren tegen. De Kerkorde is meer dan een optelsom van een heleboel regels. Zij verwoordt allereerst op kerk-juridische wijze de theologische visie op kerk-en gemeente-zijn. Het moderamen is dan ook van mening-dat de startpositie van een statuut minstens duidelijkheid moet bezitten over de onderwerpen, de grondprincipia die in de zgn. Romeinse Artikelen van onze kerkorde zijn neergelegd en dat temeer waar een nieuw statuut boven de kerkorde gaat en geldt voor heel de kerk.

Hier ligt de pijn. Het moderamen wil uitgaan van de bestaande kerkorde en zo zorgvuldig verder gaan. De zeven prominente adviseurs willen veel meer ruimte voor vernieuwing en voortgang van de geschiedenis. Het SOW-proces biedt een unieke mogelijkheid om allerlei zaken op geheel nieuwe wijze te formuleren. We moeten ons bij deze nieuwe start niet al te veel al vooraf door het verleden laten bepalen. We moeten met de lege huls' juist in vertrouwen samen op weg gaan en zien hoe de dingen zich verder allemaal ontwikkelen.

Dat de vrees van het moderamen voor deze voorgestelde route niet ongegrond is, bleek m.i. duidelijk uit de bespreking. De nieuwe hoogleraar mevr. prof. dr. R. Bons-Storm bracht nadrukkelijk naar voren dat ecclesiologie gaandeweg geformuleerd moet worden op het raakpunt van Kerk en Wereld. Ze sprak zelfs van ecclesiogenese. Volgens haar gaat het bij SOW om iets nieuws. We bevinden ons op een enorm belangrijke wissel: wij mogen de nieuwe wijn voor de wereld niet verpakken in de oude zak van de Hervormde Kerkorde. Op ds. P. van der Kraan na, die het moderamen prees voor de heldere opstelling en brief, klaagden de overige sprekers over versluiering en onduidelijkheid. Na deze sprekersronde gaven de moderamina antwoord. Ds. Wallet zette nog eens uiteen waar het in het diepste wezen om gaat en waarom de weg van 'een lege huls' niet gevolgd kan worden. Ook gaf hij het verschil aan tussen de Hervormde Kerkorde en die van de Gereformeerden. In het verleden vormden de Gereformeerde Kerken een eenheid, terwijl bij de Hervormden de kerkorde ook de band is die de pluriformiteit bijeen houdt. Ook verklaarde hij de synodeleden, die hun informatie over 'de zeven' alleen — eenzijdig — vanuit de pers kregen, dat hij na vele gesprekken met hen toch weer perspektief zag voor verdere deelname. Tevens zei hij toe dat er op de combisynode van febr. '90 een stuk op tafel zal komen waarin de problematiek uitgelegd zal worden en dat met het doel tot besluitvorming te komen. Dr. Blei gaf — op de vraag naar het verschil met vorige moderamina die de problemen van de 'lege huls' dan blijkbaar niet onderkend hadden — toe dat er inderdaad al veel op tafel lag, maar hij stelde tegelijk nadrukkelijk dat de echte knopen steeds vooruitgeschoven werden.

Aan prof Bons gaf hij ten antwoord dat zij inderdaad eeji kernvraag aan de orde gesteld had, nl. dat de ecclesiogenese plaatsvindt op het raakpunt van Evangelie en wereld, maar tevens wees hij haar er op, dat haar betoog slechts één kant van de zaak raakte. We moeten niet doen alsof wij nu de kerk geboren laten worden, de kerk is er al. Het gaat niet om een krampachtig buiten de deur houden van de chaos maar om bezinning en deze mag niet met een beroep op de Geest als onwenselijk van de hand gewezen worden. Z.i. zou

de tegenstelling met 'de zeven' best overbrugbaar zijn.

Ds. Overeem moest vervolgens aan de Gereformeerden uitleggen waarom het gereformeerde moderamen blijkbaar art. 128 van de synode van Almere naast zich neergelegd had. Hij wees er op dat dit eenzijdige aanvaarden van 'het lege hulsmodel' bedoeld was als een uitnodiging aan de hervormden tot de dans. Later heeft de Hervormde synode uitgesproken het niet als een uitnodiging te er\/^aren, maar als een klap met de natte handschoen. Deze weg bleek voor de Hervorm­ den niet haalbaar en zonder de bedoeling het besluit van Almere te vernietigen, stond het gereformeerde moderamen wel voor de opdracht hier op in te spelen. Tegelijk zei hij toe de gestelde vragen mee te zullen nemen naar het overleg tussen de beide moderamina en de Raad van Deputaten 'Samen op Weg'.

Na deze afronding van het gesprek met de beide moderamina werd de combisynode gesloten door ds. E. Overeem.

Afgevaardigde classis Amersfoort

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 december 1989

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Openliggende zaken naar februari-synode

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 december 1989

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's