Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Boekbespreking

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Boekbespreking

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dr. J.R. Beeke, Verachtering in de genade, kwaal en genezing, uitgeverij De Banier, Utrecht, vertaling van Backsliding, Disease and Cure, 1989, 100 pag., ƒ14,75.
Verachtering in de genade, dit onderwerp waar naar zeggen van de uitgever van dit boekje nog maar weinig over geschreven is, wordt in een aantal preken van dr. J.R. Beeke, predikant van de Nederlandse Gereformeerde Gemeente van Grand Rapids, U.S.A behandeld. Er is onlangs een Nederlandse vertaling van uitgegeven. De preken zijn naar aanleiding van Hosea 11 : 7a en 14:5a.
De verachtering in de genade is een zaak van de kerk in het algemeen, maar ook een ernstig kwaad in het leven van Gods kinderen. Het is een 'God-onterende kwaal', die ook door Gods kinderen te weinig wordt beseft. Beeke handelt over deze zaak met ernst en bewogenheid. Echter, het specifieke van deze zonde en deze nood komt m.i. toch niet duidelijk genoeg aan de orde. Teveel blijft de schrijver bij de bespreking steken bij een algemene tekening van de verdorvenheid van de mens, de noodzaak van waarachtige wedergeboorte en bekering enz. Het is ook wat verwarrend, daar de ene keer de indruk wordt gegeven dat het bij verachtering gaat om een zonde die toch alleen maar aanwezig kan zijn bij Gods kinderen, terwijl er anderzijds in de tekening van mensen die blijven hangen aan hun afkering blijkbaar voortdurend ook gedacht wordt aan mensen die nog totaal vreemd zijn aan de genade. 
De ontdekking van dit kwaad en de genezing worden meer vanuit de ervaring van de mens, naar een menselijk bepaald patroon van de bekeringsweg getekend dan vanuit de teksten van de preken. Dat is jammer, omdat zo de mens met zijn ervaringen, in diepte en hoogte daarvan, wel erg centraal komt te staan. Onderscheidelijk preken is een opdracht van de Schrift Zelf, het werk ook van de Geest. Maar vele onderscheidingen waaraan het geestelijk leven wordt afgemeten zijn mensenwerk, en brengen naar de Schrift toe meer vaagheid dan helderheid. Ondanks de praktische bevindelijke gloed is dit boekje toch wel erg scholastisch geworden in de tekening van het geeste­lijk leven. Het lijkt er overigens soms op alsof het belangrijkste waardoor een kind Gods getroost en bemoedigd kan worden is, dat hij zeker weten mag dat de Heere Zijn werk in hem begonnen is. Het lijkt me bevrijdender als we mogen leren dat onze zaligheid van Godswege vastligt buiten onszelf, in het volbrachte werk van Christus alleen. Om het met Bunyan te mogen zeggen: 'mijn Gerechtigheid staat aan de rechterhand des Vaders'.
Er staan mooie passages in, die in de aanvechtingen van Gods kinderen heel vertroostend kunnen zijn, zoals bijvoorbeeld een bekend citaat van Erskine over het komen en niet kunnen komen tot Christus, op blz. 96. Al met al echter had ik een behandeling van dit onderwerp graag wat bijbelser (dat hoeft niet minder diep en afsnijdend te zijn!) gezien dan in deze systematisch-dogmatische uiteenzetting van het geestelijk leven gebeurt.
Groot-Amers, M.A. van den Berg

Dr. C.A. van der Sluijs, Puritanisme en Nadere Reformatie, De Groot, Goudriaan-Kampen, 1989, 62 blz. Prijs ƒ 12,90.
Lijvige boekwerken over het Puritanisme en over de Nadere Reformatie zijn er vele, kleine boekjes over dezelfde kerkhistorische bewegingen zijn er maar weinig.
Blijkbaar om in deze behoefte te voorzien schreef dr. C.A. van der Sluijs (Rotterdam) zijn 'Puritanisme en Nadere Reformatie', dat maar 62 bladzijden telt, zodat iedereen het behappen kan.
Met te wijzen op de kleine omvang wil ik echter niet suggereren, dat er in dit boekje maar weinig te vinden zou zijn. Wij krijgen hier in beknopte vorm een heel overzicht, met tal van namen, over beide genoemde bewegingen, de een in Engeland en de ander hier in Nederland. Van der Sluijs heeft vooral het verband tussen die beide willen aantonen, door nog eens te wijzen op de invloed die het Puritanisme op de nadere Reformatie heeft uitgeoefend.
Die beïnvloeding heeft hij vooral op één punt toegespitst. Hijzelf noemt dat het voluntarisme. Volgens mij een niet al te gelukkige keus voor de zaak die hij, overigens terecht, ermee wil aanduiden. Voluntarisme komt van voluntas, dat een woord is dat gebruikt wordt voor de menselijke wil. De mannen van de Nadere Reformatie zouden vooral het wilsaspect van hun Engelse geestverwanten hebben overgenomen; en volgens Van der Sluijs zou daar nog steeds te weinig aandacht aan zijn geschonken.
Nu zal Van der Sluijs echter ook wel weten dat er in de literatuur al menigmaal gewezen is op de invloed van de filosoof Petrus Ramus, via mannen als Perkins en Amesius, op een aantal Nederlanders. Evenwel, niet allen hebben daar voor opengestaan. Een man als Voetius waardeerde en accepteerde veel van de puriteinse piëtisten, maar hij bleef bij het primaat van het intellect, aanvaardde niet het primaat van de wil.
Bij een nadere analyse bleek mij dat Van der Sluijs bij de 'wil' ook het 'gevoel', de 'sentimenten' onderbrengt; en dan komt de zaak natuurlijk wel iets anders te liggen. Al of niet ontleend aan de Engelsen zijn ook bij onze Nederlandse piëtisten het gevoel en de sentimenten sterk aanwezig.
Bij Calvijn constateert Van der Sluijs een 'evenwicht', dat hij in later tijd ziet verdwijnen; daarin val ik hem bij.
Van der Sluijs' beschrijving van Puritanisme en Nadere Reformatie is niet geheel kritiekloos, maar wel waarderend in positieve zin.
Het boekje zal goede diensten kunnen verrichten als een eerste inleiding (meer beoogt het ook niet) op het brede terrein van de bestudering van het gereformeerde Piëtisme. Als zodanig zie ik het graag in vele handen.
Tot slot, twee dingen hebben bij mij enige verbazing gewekt. In de eerste plaats dat Van der Sluijs in een 'herijkte gereformeerde theologie' (waarvoor ik ingewonnen ben) de mogelijkheid ziet voor een wederzijds vruchtbaar contact tussen de orthodoxie en charismatische stromingen. Dit laatste zie ik niet zitten. In de tweede plaats, wat is de reden dat Van der Sluijs in zijn literatuurlijst, die toch wel de bedoeling zal hebben de lezers aan te sporen tot verdere studie, wèl een aantal Engelse en Duitse werken over zijn thema's vermeldt, maar niet de in het Nederlands geschreven dissertaties van T. Brienen en W. Verboom, om maar te zwijgen over het grote werk 'De Nadere Reformatie' dat in 1986 is verschenen?
K. Exalto

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 februari 1990

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Boekbespreking

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 februari 1990

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's