Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het voordeel van de twijfel

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het voordeel van de twijfel

Nieuwe opzet kerkelijke opleiding

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Altijd weer, als ik langs de Amsterdamse Boelelaan rijd, moet ik denken: dat is het dus geworden. Het kleine schooltje, door Abraham Kuyper gestart in 1881, is uitgegroeid tot een imposant instituut. Ook wie, zoals ondergetekende, de mening is toegedaan dat de Doleantie van 1886 met het oog op die Vrije Universiteit van Kuyper in het leven is geroepen, zal moeten toegeven, dat er een instituut staat dat er in wetenschappelijk opzicht zijn mag. Wetenschappen van verschillende snit bloeien er. Me dunkt echter dat Kuyper heeft bedoeld, dat de theologie er de koningin der wetenschappen zou zijn. Enkele tientallen jaren geleden echter is de VU doorgegaan onder het juk van vermeende feitelijkheid van de natuurwetenschappen.
Toen prof. dr. J. Lever zijn radiolezingen had gehouden over het evolutievraagstuk (gebundeld onder de titel Waar blijven we?) hield prof. dr. H.M. Kuitert lezingen over het Schriftgezag (gebundeld onder de titel 'Verstaat gij wat gij leest?). Daarmee gingen de natuurwetenschappen heersen over de theologie. De theologiebeoefening aan de Vrije Universiteit is dan ook binnen korte tijd stuurloos geworden en heeft bepaald niet meer die bijbels-dienende functie naar de gemeenten toe, die Kuyper voor ogen had toen hij de VU stichtte om gereformeerde dominees te kweken, omdat dat aan de rijksuniversiteiten niet meer kon.


Ook Hoedemaker heeft nog enige tijd aan het schooltje van Kuyper gearbeid. Maar toen het hem duidelijk werd welke kerkelijke consequenties dit alles zou hebben, trok hij er om des gewetenswil tussenuit. Onze kinderen zullen elkaar later spreken, voegde hij Kuyper in de kerkelijke kwestie van die dagen toe.
Welnu, wij vormen de generatie kinderen, die met elkaar spreken moeten over de erfenissen van Kuyper en van Hoedemaker, en dan vooral met betrekking tot de opleiding van de dienaren des Woords. De hervormde synode en de synode van de Gereformeerde Kerken moeten zich namelijk gaan uitspreken over een herstructurering van de kerkelijke opleidingen. En daarbij gaat het om een principiële positiekeuze.

Duplex ordo
De kranten hebben de laatste tijd bol gestaan over de kwestie van de kerkelijke opleidingen. In geding is de zogeheten Duplex Ordo. Vrij vertaald is de duplex ordo zoiets als een tweestromenland in de kerkelijke opleiding. Vanuit de verbinding tussen kerk en staat in het verleden hebben de openbare universiteiten ook een staatsfaculteit voor de theologie. De staat benoemt daarvoor hoogleraren, die wetenschappelijk geschoold zijn (van wèlke overtuiging ze dan ook mogen zijn) en die theologie als wetenschap beoefenen, zoals ook andere wetenschappen bedreven worden aan de rijksuniversiteiten.
De kerken echter, waaronder de Nederlandse Hervormde Kerk, konden moeilijk het theologisch onderwijs geheel uitbesteden aan de staat. Zeker niet na de scheiding van kerk en staat sinds de Franse Revolutie. Vandaar dat er ook een eigen kerkelijke opleiding is ontstaan. Vanaf 1876 heeft de Hervormde Kerk zo rechten ontvangen aan de openbare universiteiten, in dié zin, dat kerkelijke hoogleraren mochten worden aangesteld. Die hoogleraren worden door de synode van de Hervormde Kerk benoemd, na ruggespraak met de staatsfaculteit. De bekostiging van de kerkelijke hoogleraren is dan overigens helemaal een staatsaangelegenheid.


De kerkelijke opleiding, geleid door kerkelijke hoogleraren, voor de aanstaande predikanten vindt overigens in het huidige systeem pas plaats aan het eind van de studietijd. De eerste jaren van de studie zijn hoofdzakelijk een 'staatsaangelegenheid'. Aan het eind van de weg is er dan nog wel het hervormd seminarium. Daar vindt een kèrkelijke (na)scholing plaats. Dit seminarium wordt door de overheid gesubsidieerd.


Al met al neemt de Hervormde Kerk, gegeven haar historische positie, een aparte plaats in met betrekking tot de theologische opleiding van de dienaren des Woords. In andere kerken is de theologische opleiding louter aan de kerken gebonden. In de Hervormde Kerk is de binding tweeledig: aan de kerk en aan de staat.

Nieuwe opzet
Thans staat een nieuwe opzet op stapel met betrekking tot de kerkelijke opleiding van de aanstaande dienaren des Woords, in de Hervormde kerk met náme. Een commissie onder leiding van prof. dr. H. Oberman heeft de theologische opleidingen doorgelicht op hun wetenschappelijk en effectief gehalte. In wetenschappelijk opzicht scoorden Kampen (vrijg. geref.) en Apeldoorn laag. Maar daar gaat het dan ook om een louter kèrkelijke opleiding. Hoewel, de theologische faculteit aan de openbare Universiteit van Amsterdam scoorde nog lager. Daar was wetenschap kennelijk een ideologische zaak. De faculteit van de Rijksuniversiteit in Leiden scoorde hoog. Maar dáár is de spanning tussen kerkelijke hoogleraren en staatshoogleraren intussen altijd het hoogst geweest. De Leidse staatshoogleraren hadden sinds jaar en dag zo hun èigen interpretatie van wetenschappelijkheid. Die stond echter vaak op gespannen voet met de eigen inbreng van de kerken in de theologische wetenschap.


In Utrecht, dat in wetenschappelijk opzicht redelijk scoorde, liggen de verhoudingen tussen de staatsfaculteit en de kerkelijke opleiding behoorlijk mild. Daar is sprake van goed grensverkeer tussen de kerkelijke hoogleraren en de staatshoogleraren. Vele staatshoogleraren, die zich nauw verbonden wisten en weten met de kerk, waartoe zij behoorden, mogen met ere worden genoemd: Maarten van Rijn, J.A.C. van Leeuwen, J. Severijn, W.C. van Unnik, H. Hulst, Doeve, S. Van der Linde. Er waren, wat de duplex ordo betreft, zo goed als géén problemen.


Financieel gezien is er, met betrekking tot de duplex ordo, sprake van een deal met de staat, een overeenkomst inzake de gelden, die de overheid beschikbaar stelt. De kerkelijke hoogleraren worden van staatswege betaald. Het kan echter evenwel niet worden ontkend, dat de rooms katholieken het hoogst scoren als het gaat om de bijdrage van de overheid. De gereformeerden volgen als goede tweede. En de hervormden staan onder aan de financiële ladder, ook als in rekening wordt gebracht, dat de kerkelijke opleiding gebruik maakt van de staatsfaciliteiten aan de openbare universiteiten. Dan nòg zitten hervormden in het achtertouw.

Deetman
Het is de verdienste geweest van minister Deetman — minister, als het gaat om bezuinigingen op onderwijsgebied —dat hij de discussie betreffende de kerkelijke opleiding heeft open geworpen. Deetman zelf komt uit de bloedgroep van de CHU en heeft — blijkens eigen inbreng bij Hoedemaker-herdenkingen — de nodige affiniteit met Hoedemaker. Uitgerekend onder zijn bewind zijn nieuwe plannen ontwikkeld voor het theologisch wetenschappelijk onderwijs naar de toekomst toe. In samensprekingen met vertegenwoordigers van de Nederlandse Hervormde Kerk, zijn plannen ontwikkeld voor de komende tijd. De Nederlandse Hervormde Kerk krijgt een eigen instituut voor de kerkelijke opleiding. Niet dat dit betekent dat de regering extra gelden beschikbaar zal stellen voor een eigen hervormde universiteit, met eigen gebouwen en aanverwante zaken. Deetman stelde in het vooruitzicht dat het een kwestie zou zijn van communicerende vaten. De gelden, die beschikbaar zullen zijn voor het eigen hervormde instituut, zouden worden onttrokken aan de bekostiging van de gehele theologische opleiding van de staatsfaculteiten. Dat laatste nu heeft onrust teweeg gebracht onder de hoogleraren in de theologie aan die faculteiten. Komen de staatsfaculteiten zo immers niet in het gedrang?
Van verschillende zijden is de verzekering gegeven, dat het nieuw te vormen hervormde instituut inderdaad meer geld ontvangt dan tot nu toe voor de kerkelijke opleiding het geval is geweest. Echter zal dit niet ten koste gaan van de staatsopleiding op zich.
Er zal sprake zijn van een integrale reorganisatie van het theologisch-wetenschappelijk onderwijs, zowel met betrekking tot de hervormden als voor de gereformeerden en de rooms katholieken. Eén en ander zal voor de hervormden een verbetering betekenen, een inhaling van een achterstand die hervormden al sinds jaar en dag hebben op rooms katholieken en gereformeerden.
Overigens zal de structurele opzet voorlopig niet veel anders betekenen dan dat een kantoor voor het te vormen hervormd instituut wordt opgezet in Utrecht. Vandaaruit wordt het nieuwe instituut geleid. Maar verder blijft alles bij het oude. Er worden geen nieuwe gebouwen geplaatst of nieuwe departementen gesticht. Maar wel krijgt de Nederlandse Hervormde Kerk groter bevoegdheid omtrent de eigen invulling van het vakkenpakket en de structurering daarvan voor de studenten, die zich willen toerusten voor het ambt van dienaar des Woords.

Evaluatie
Ten aanzien van het nieuw te vormen instituut dienen, dunkt me, enkele met elkaar tegenstrijdige aspecten in het oog te worden gevat.
De vraag kan namelijk worden gesteld of we niet een stuk theologische wetenschappelijkheid prijsgeven wanneer we de theologiebeoefening opbergen in een instelling, die aan één bepaalde kerk is verbonden. Een en ander betekent immers een versmalling, gegeven de kerkelijke verdeeldheid? Daar staat echter tegenover dat we, vanwege de voortgaande secularisatie te maken krijgen met het feit, dat méér en méér de kans ontstaat dat theologiebeoefening aan de staatsfaculteiten in handen komt van niet-christenen, a- of anti-kerkelijken, die van staatswege theologischwetenschappelijk deskundig worden geacht maar intussen geen positieve bijdrage zullen leveren aan de opbouw van het kerkelijk leven. Voor mij ligt hier het 'voordeel van de twijfel' ten aanzien van het te vormen instituut. Het mag waar zijn dat tot heden de kerkelijke hoogleraren de tak waren, waarop de staatshoogleraren zaten (aldus wijlen prof. dr. W.C. Van Unnik) maar het is evenzéér waar dat de zegeningen van de duplex ordo er waren ondanks de duplex ordo (dr. Anton Vos). En de vraag is of bij verder voortschrijdende secularisatie die zegeningen nog zo groot zullen zijn. Me dunkt dat het een goede zaak is dat de Hervormde Kerk van meet af, dat wil zeggen vanaf het begin van de studie theologie, greep heeft op de opleiding. Hoofdvakken als dogmatiek en exegese — om één voorbeeld te noemen — móéten toch een plaats hebben binnen de kèrkelijke opleiding en kunnen toch, zeker vandaag niet, aan de staat worden gedelegeerd? Welnu hierin voorziet het nieuwe instituut in een leemte.
Als ik in het bovenstaande heb gezegd, dat de duplex ordo voortkomt uit de verbinding tussen kerk en staat in het verleden, dan hebben we te bedenken dat we al tweehonderd jaar de scheiding van kerk en staat kennen. De gevolgen ervan hebben zich eerst langzaam vertoond, omdat ons volk nog in meerderheid, — hóé dan ook — een christelijk volk heette te zijn. Maar de gevolgen van de scheiding tussen kerk en staat tekenen zich scherper af en voltrek­ken zich in versneld tempo. Daarom is het goed dat de duplex ordo wordt aangepast of wordt opgerekt. Meer dan een aanpassing is het voorlopig niet. De financiële gelijkschakeling van rooms katholieken, gereformeerden en hervormden met betrekking tot hun eigen theologische opleiding is daarbij een billijk uitgangspunt.

Bezwaren en vragen
De vraag is intussen wèl hoe de Nederlandse Hervormde Kerk haar eigen instituut gaat inrichten. Ik bedoel dan niet formeel maar inhoudelijk. Een kerk, die in de traditie van de Reformatie wil staan en krachtens haar kerkorde ook stáát, zal ook de theologiebeoefening hebben te hoeden, in dié zin, dat deze ook gebaseerd is op Schrift en belijdenis. Het gaat er in de opleiding om dat gereforméérde predikanten worden gevormd. Nu hebben onder de duplex ordo diegenen, die altijd de nadruk hebben gelegd op 'Schrift en belijdenis', niet zóveel weldaden genoten als het ging om benoemingen van hoogleraren. Al eerder hebben we in deze kolommen gezegd dat de sector van de Gereformeerde Bond vanaf 1951 drie, zegge drie kerkelijke hoogleraren heeft gehad en in deze eeuw drie, zegge drie staatshoogleraren. Dat er dan nog zoveel gereformeerde dominees van de universiteiten kwamen had te maken met het feit dat er een gereformeerde bodem was gelegd in de gezinnen en in de gemeenten waaruit de studenten kwamen, terwijl er ook gezorgd is voor enige bijscholing. De trouw des Heeren over Zijn gemeente was intussen doorslaggevend.
De vraag is nu of het benoemingsbeleid onder het nieuwe instituut beter zal worden, anders gezegd of ook in de toekomst 'de Gereformeerde Bond' door zal blijven gaan onder het juk van de repressieve tolerantie van de Midden Orthodoxie. Of wordt de nieuwe instelling een instituut waar kerkpolitieke gevechten geleverd gaan worden? De drukking der melk zal dan overigens boter voortbrengen.


Er is een tweede vraag te stellen. In het eerste punt van de conclusies, die in het rapport dat nu op de synodetafel ligt, worden getrokken, wordt gezegd dat De Nederlandse Hervormde Kerk en de Gereformeerde Kerken in Nederland elk overgaan tot het creëren van een instelling als boven omschreven 'met als juridische vestigingsplaats Utrecht, waaraan de predikantsopleiding wordt toevertrouwd'. Dit alles met het oog op Samen op Weg. Welnu, de verkenningscommissie voor de doorlichting van het theologisch onderwijs heeft gesteld dat de VU en Kampen, waar de opleiding voor de Gereformeerde Kerken plaatsvindt, moeten gaan samenwerken. De VU ligt echter dwars, vreest dat er teveel bevoogding door de kerken zal komen. Kunnen we ná gaan hóézeer het karakter van de VU, sinds de stichting door Kuyper, is veranderd. Theologie moest de gemeente dienen. Nu vreest men bevoogding door de kerk. Terwijl de VU met name de Gereformeerde Kerken diepgaand beïnvloed, zeg veranderd heeft in niet-gereformeerde zin. Intussen staat de vorming van 'elk' der instellingen, met juridische standplaats, Utrecht, wèl in het kader van Samen op Weg. De vraag is hoelang het woord elk van kracht blijft. Als er in de toekomst één hervormd/gereformeerd instituut zou ontstaan, hoe dominant zal dan niet de plaats van met name de VU zijn, àls het overigens al tot een samenwerking met Kampen komt?

Niemand kan in de toekomst zien. De beslissing omtrent de herstructurering van het theologisch onderwijs is van ingrijpende betekenis voor de predikantsopleiding van de toekomst. In bovenstaande beoordeling heb ik me dan ook niet door kerkpolitieke overwegingen laten leiden. Wat is het beste voor de theologiebeoefening in de toekomst? Er zijn vragen te stellen bij de nieuwe opzet. Maar die vragen zijn juist ongetwijfeld ook interne vragen binnen de Nederlandse Hervormde kerk: wat is het bijbels, gereformeerde gehalte van de opleiding; hoe gereformeerd zal onze eigen kerk zijn? Maar de externe situatie is gestempeld door de nood der tijden. Dat gebiedt een kerkelijke grip te hebben op de integrale opleiding. We moeten als hervormden dan intern maar uitmaken (liever dan uitvechten) hoe de opleiding er zal uitzien. De kerkelijke hoogleraren zullen in ieder geval minder werkdruk krijgen, althans dat is één van hùn argumenten — waardoor hun eigenlijke opdracht naar de gemeente toe meer accent kan krijgen.

Ik hoop dan ook van harte dat de synode aan de nieuwe instelling het voordeel van de twijfel geeft.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 maart 1990

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Het voordeel van de twijfel

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 maart 1990

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's