Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Is het Evangelie naar Mattheüs een Joods geschrift? (3)

Bekijk het origineel

Is het Evangelie naar Mattheüs een Joods geschrift? (3)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het Mattheüs-evangelie en het Oude Testament
Tot zover een aantal voorbeelden waaruit blijkt, dat de verkondiging van Mattheüs in sterke mate steunt op het Oude Testament. Uiteraard is dit ook zo met de andere evangeliën. Ook daarin wordt de Heere Jezus ons verkondigd als de reeds in de Tenach, ons Oude Testament, beloofde Verlosser. De Tenach was dan ook voor de jonge christengemeenten, die uit Joodse gemeenschappen zijn ontstaan, het Woord van God. En op die Tenach beriepen zich de eerste christenen in hun gesprek met de Joden. Het Mattheüsevangelie echter — ontstaan in Joods-christelijke kring — richt er zich in 't bijzonder op om aan te tonen, dat Jezus de in het Oude Testament beloofde Messias is. Tekstvergelijking van Mattheüs met de andere evangeliën bevestigt dit. Zo komen de verwijzingswoorden, 'opdat vervuld zou worden', èn 'gelijk geschreven is', waar deze door de evangelist zelf worden gebruikt in dit evangelie twaalfmaal voor. In de evangeliën naar Markus, Lukas en Johannes achtereenvolgens, één-, één- en driemaal. Dan zijn er de verwijzingen naar teksten in het Oude Testament, die wij aantreffen in de Bijbelvertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap. Het gaat hierbij om woorden en daden van de Heere Jezus, en om gebeurtenissen in Zijn levenstijd, die in het Oude Testament zijn voorzegd, of die met Israëls geschiedenis verband houden. Als wij deze tekstverwijzingen in de vier evangeliën nagaan, blijkt, dat — mede gelet op de omvang van deze geschriften — Mattheüs er verreweg de meeste heeft.

Uitzicht aan het slot van het evangelie
Bij dit onderzoek aangaande karakter en inhoud van Mattheüs, komen wij aan het einde van het evangelie. Twee vrouwen uit Jezus' kring gaan naar Zijn graf om het te bezien, (28, 2). Dan is er een aardbeving. Het natuurgeweld, dat losbreekt als Gods Zoon uit de dood verrijst, maakt de bewakers van het graf 'als doden'. Daarna verschijnt Jezus aan de vrouwen en Hij zegt hun, dat zij aan Zijn broeders, de discipelen, zullen zeggen, dat zij naar Galilea moeten gaan. Daar zullen zij hem zien.
Als de Heere Jezus daar aan de elf discipelen verschijnt, zegt Hij: 'Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde'. Vervolgens geeft Hij het zendingsbevel en de doopopdracht: 'Gaat dan henen, maakt al de volken tot mijn discipelen en doopt hen in de naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes en leert hen onderhouden al wat Ik u bevolen heb', (28, 18, 19). Bij het zendingsbevel zouden wij kunnen spreken van een plotseling en onverwacht afscheid van de Oud-Testamentische tijd. De ruimte van Israël wordt doorbroken. De heilsprediking van de Heere Jezus zal nu over de gehele wereld gaan. Echter deze voortgang van het evangelie lag reeds in, de Oud-Testamentische profetie besloten. Ook hiervan kan gezegd worden, dat dit is 'gelijk gesproken is' door de profeet Daniël. Die zegt van de Mensenzoon: 'en hem werd heerschappij gegeven en eer en koninklijke macht, en alle volken, natiën en talen dienden hem' (Dan. 7, 13).
Ook tijdens Zijn aardse leven bleef de Heere Jezus niet ten achter bij het uitzicht, dat in de Psalmen en door de profeten werd geopend: De Knecht van de Romeinse legerhoofdman wordt door Hem genezen. Het geloof van deze bevelhebber verwondert Hem. Bij niemand in Israël heeft Hij zo'n groot geloof gevonden, jezus ziet in de toekomst en zegt: 'Ik zeg u, dat er velen zullen komen van oost en west en zullen aanliggen met Abraham en Isaak en Jakob in het Koninkrijk der hemelen; ...', (8, 11). Dan geneest Jezus de dochter van een heidense vrouw in het gebied van Tyrus en Sidon, en Hij prijst deze moeder om haar volhardend geloof, (15, 22-28).
De Heere Jezus weet Zich van God gezonden voor Zijn verlossend werk in Israël èn voor de wereld. Zijn handelen is in overeenstemming met wat het profetenboek Jesaja zegt: 'Het is te gering, dat gij Mij tot een knecht zoudt zijn om de stammen van Jakob weder op te richten en de bewaarden van Israël terug te brengen; Ik stel u tot een licht der volken, opdat Mijn heil reike tot het einde der aarde', (Jes. 40, 6). Het is in dit perspectief, dat wij het zendingsbevel in het Mattheüsevangelie moeten plaatsen.
En dan is er de doopopdracht: Dopen in de naam van Vader, Zoon en Heilige Geest. Een doop in de naam van de Drie-enige God. Dit is de doopformule, ook thans in de christelijke kerk in gebruik. Er is een theologische opvatting, die zoekt te onderscheiden tussen Jezus' prediking en het gedachtengoed van de zich ontwikkelende Kerk. Wie in dit spoor denken, komen er toe om bij deze doopopdracht te spreken van 'gemeente-theologie'. Deze doopformule zou zijn ontstaan bij de ontwikkelingen van het dogma van de Goddelijke Drie-eenheid in de jonge christelijke kerk.

Doopgedachten en Dooppraktijk in Israël
Hier tegenover kan worden opgemerkt, dat Jezus' doopopdracht moet worden gezien in samenhang met de toen bestaande dooppraktijk. Israël kende reeds de proselietendoop, de doop der bekeerlingen. Dan is er de doop van Johannes de Doper, èn het evangelie vermeldt, dat ook Jezus en Zijn discipelen doopten, (Joh. 4, 2).
Wat aangaat de tekst van de doopopdracht: Die sluit aan bij de prediking van Johannes de Doper, en bij wat in Israël over de Openbaring van God leefde. Johannes getuigt daarvan in zijn verwachting van de komende Godsheerschappij: 'Het koninkrijk der hemelen is nabij gekomen', (3, 2). Nabij is de komst van Hem, die door Jezus met de naam Vader wordt genoemd. Het is Hij over wie ook Psalm 103 als vader spreekt, (Ps. 103, 13).

Ook ziet Johannes komen, en wijst hij zijn hoorders aan de Messias-Mensenzoon. Hij kondigt Hem aan met de woorden: 'Hij, die na mij komt, is sterker dan ik; ik ben niet waardig Hem zijn schoenen na te dragen', (3, 11). Hier spreekt Johannes van Jezus als de Sterkere. Wij denken dan aan de eindtijdelijke Zoon de mensen in Zijn oordeelsmacht, (Dan. 7, 13). Hij is het die zijn dorsvloer zal zuiveren en het kaf verbranden, (zie 3, 12). En wat Johannes hier zegt over Jezus als de Sterkere, de Messias-Mensenzoon wordt door God bij Jezus' doop bekrachtigd: Een stem uit de hemel wijst Hem aan als: 'Mijn Zoon, de geliefde, in wie Ik mijn welbehagen heb' (3, 17). Dit hemels getuigenis over Jezus wordt herhaald bij de verheerlijking op de berg, (17, 1-18). Wat de Heere Jezus in deze beide gebeurtenissen ervaart, is Goddelijke openbaring van wat met overeenkomstige woorden aangaande de Knecht des Heeren is voorzegd door de profeet Jesaja, (Jes. 42, 1; zie ook Ps. 2, 7). En dan is er de verwachting van Johannes over de uitstorting van Gods Geest: 'Ik doop u met water tot bekering, maar Hij, die na mij komt, is sterker dan ik; ... die zal u dopen met de Heilige Geest...', (3, 11). Volgens Jesaja is het de Messias, waarop de Geest des Heeren zal rusten, (Jes. 11, 2). Hij is het die doopt met de Geest, dat wil zeggen, die Zijn Geest uitstort. Deze Geestesdoop is in het Oude Testament op verschillende plaatsen voorzegd, o.a. in Joël 2, 28: 'Ik zal mijn Geest uitstorten op al wat leeft'.
Tot zover de prediking van Johannes de Doper. Die is, zo wij zagen, gefundeerd in het Oude Testament. En daarin ligt reeds besloten wat aan de gemeente van het Nieuwe Verbond aangaande Gods beloften is geopenbaard. En in de lijn van de verwachting, die deze Johannes-prediking oproept is er nu de Doopopdracht: Dopen in de naam van Vader, Zoon en Heilige Geest, tot bevestiging van de beloften van het Verbond Gods. Die beloften zijn er voor allen, die zich bekeren tot God en die Jezus Christus aannemen onder belijdenis van hun zonden, (3, 6). De 'Drie-eenheidsdoop is dus geen vinding van de latere Kerk. De christelijke gemeente kent vanaf haar begin de belijdenis van Vader, Zoon en Heilige Geest en die is de inhoud van de Doop.
Behalve om hen te dopen krijgen de discipelen ook opdracht om de volken te leren: '... leert hen onderhouden al wat Ik u bevolen heb', (28, 19). Hierbij denken wij o.a. aan de Bergrede. Zo wij zagen worden daarin gegeven de levensordeningen van het Nieuwe Verbond en voor de komende wereld van God. En door Gods genade kunnen ook wij een ernstig voornemen hebben om, in Christus' kracht, naar die geboden te leven. Immers, als Jezus aan de elven opdraagt om de volken te leren, gaat dit ook ons aan. Zijn geboden gelden ook nu. Jezus zelfwijst hierop in de laatste zin van dit evangelie. Het staat er als belofte en als waarschuwing. 'Zie Ik ben met u al de dagen, tot aan de voleinding der wereld', (28, 20). Tot die tijd is de Heere Jezus bij ons, in de verkondiging van het Woord Gods en door de werking van Zijn Heilige Geest. Hij is daarmee bij ons met Zijn genade en met Zijn oordeelsmacht.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 maart 1990

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Is het Evangelie naar Mattheüs een Joods geschrift? (3)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 maart 1990

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's