Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Verachtering in de genade

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Verachtering in de genade

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Gestoorde groei doet vanzelf denken aan het verachteren van de genade, waarvoor Gods Woord ons vaak waarschuwt. Een klaar onderscheid is intussen wel nodig. Het verachteren moet u niet vereenzelvigen met wat men wel eens het uitvallen van de genade noemt. Neen, wij mogen vast vertrouwen, dat zo wij éénmaal door Gods verkiezende genade het eigendom van Jezus Christus geworden zijn, wij dit tot in eeuwigheid zullen blijven... Er is geen blijvende afval der heiligen. Onze zaligheid hangt niet af van de dunne vezel van onze eigen wilskeuze. Ze is vast in de onveranderlijke wil des Heeren, die niet weer verloren laat gaan, die Hij eenmaal getrokken heeft tot het eeuwige licht. Het ligt niet aan onze standvastigheid en trouw, maar aan de bewarende genade van de Heere. Hij bewaart de erfenis voor de Zijnen, maar Hij bewaart de Zijnen door alles heen ook voor de erfenis. Daar kunnen wij zeker van zijn.


Maar het neemt inmiddels niet weg, dat het mogelijk is om voor kortere of langere tijd van de genade te verachteren. Het getuigt van brutale overmoed om te zeggen: eens genade, altoos genade. De lectuur van de brief aan de Hebreeën is in dit punt buitengewoon leerrijk. Wie maar vlug over de genade heen huppelt, wordt hier scherp herinnerd om in alle vreze te wandelen. Wij mogen ons oordeel niet verzwaren door verslapping. Wij moeten acht op onszelf en anderen geven. Het christenleven heet daarin een wedren in de loopbaan, die alle krachten opeist om niet achter te blijven. Denkt u vooral aan de verzen in het twaalfde hoofdstuk: Jaagt de vrede na met allen en de heiligmaking, zonder welke niemand de Heere zien zal, toeziende, dat niet iemand verachtere van de genade Gods. Wat moeten wij nu onder die verachtering verstaan?


Dit moet wel allereerst vaststaan, dat ver­achtering niet gelijkwaardig is aan een plotselinge struikeling, noch aan een onverwachte diepe val, al kunnen deze er de aanvang van worden. Wij struikelen dagelijks in vele dingen. De zonde kan ook de uitnemendste in de genade overrompelen. De pijlen van de Boze treffen ons onverwacht. Wij raken verward in zijn net, zonder dat wij dit van binnen nu direkt bewust willen of wensen. Natuurlijk stelt ook zulk een overtreding ons schuldig voor de Heere. Maar wordt dit uitglijden geen afglijden, dan zal het verbroken hart dadelijk tot schuldbelijdenis komen en dan wordt er om Christus' wil ook onmiddellijk vergiffenis aan geschonken. Denkt u maar aan Simon Petrus. Hij verloochent de Heere driemaal. Maar door Jezus' blik vlucht hij wenend naar buiten en wordt straks weer in ere hersteld.


Zulk een plotselinge val is uiteraard droevig, maar de verachtering van de genade is toch veel bedenkelijker. Pogen wij de aard ervan te omschrijven, dan kunnen wij opmerken, dat zij het gehele geloofsleven in al zijn openbaringen en werkingen terugzet. Ze is een voortschrijdende verlamming van alle geestelijke vermogens en krachten, min of meer te vergelijken met de man met de verdorde arm, die nog wel een hand bezat, maar haar niet kon uitstrekken en er ook niet mee kon aanpakken. Het genadewerk van God is bij de verachterden niet ongedaan gemaakt, maar de uitwerkingen zijn aan het kwijnen geraakt. Er is geen spanning meer in het gebedsleven. Het worden daar aldoor dezelfde frasen. De strijd tegen de zonde is een achterhoedegevecht. Wij hebben geen smaak meer in Gods Woord. Wij vinden er geen nieuwe gedachten meer in. 't Moet ons in de prediking maar vlak bij de grond blijven. Het is ons al gauw te moeilijk. Het zoet behaaglijke doet ons deugd. Een gehele gemeente of groepering kan in een soort roomsfeer terechtkomen. Het lievige christendom doet daar zijn intrede. De gemeenschap der heiligen lokt ons niet meer aan. Wij huiveren niet meer instinctief voor het kwade terug. Door velerlei kunstige redenaties hebben wij het geweten doen insluimeren. Het geloof is bijna omgetoverd in wee gevoel. Het bewijst zich niet langer als een vernieuwende kracht; er gaan geen levensenergieën van uit. Het is een dood kapitaal, dat geen rente voor het leven afwerpt. Ja, zelfs het schuldbesef doet zich nauwelijks meer gevoelen. Wij vragen niet eens meer of wij wel met dit of dat kunnen meedoen. Er komt over ons een toestand van geestelijke verdoving. Duisternis sluipt aan, omdat de vlam van de Geest onder een korenmaat bedekt is. Zulke situaties zijn levensgevaarlijk. De Schriftwaarheid breekt niet meer door het natuurlijk levensgevoel heen. Wij vallen ten prooi aan stemmingen. En stemmingen kunnen nu eenmaal niet gedefinieerd, afgebakend en geregistreerd worden. Zij zijn atmosferisch, als het ware gasvormig van aard — maar ze zijn belangrijk. Het gevoel is er en je kunt je er niet meer aan onttrekken. En het allergevaarlijkste is dit, dat in de sfeer van die stemmingen beslissingen worden genomen, die soms niet meer te herstellen zijn.


Zo schrijft Sebastian Haffner in zijn boek 'Van Bismarck tot Hitler', dat men omstreeks 1933 er steeds meer van overtuigd raakte in brede kringen van het Duitse volk, dat men in een grootse tijd leefde — een tijd waarin de natie zich weer verenigde en eindelijk de door God gezondene kreeg, een uit het volk opgestane Führer, die zou zorgen voor tucht en orde, alle krachten zou samenbundelen en het Duitse rijk zou leiden naar een nieuwe en grootse toekomst. Dit klimaat stelde Hitler in staat het gehele politieke toneel vrijwel zonder enig verzet schoon te vegen en een situatie te scheppen, waarin niemand buiten zijn eigen gelederen nog tegen zijn wil kon ingaan of zijn plannen kon verijdelen. Die sfeer bedoelen wij nu precies. Het is een geestelijke roes of bedwelming, een overspanning en fantasterij. Er is geen helderheid van geest in het verstaan en beoordelen van de werkelijkheid bij personen en zaken. Dat komt, omdat men losraakt van het Woord. Die geestelijke verduistering komt doorgaans langzaam aansluipen. Het is pijnlijk, dit langzaam afzakken te zien. Wij vinden er sprekende voorbeelden in de Bijbel van, die evenzovele waarschuwingen zijn. Wij denken met name aan Simson en Salomo. De eerste leek aanvankelijk veelbelovend, maar in de omgang met Delila heeft hij zijn kracht moedwillig verspeeld. Hij wist niet eens, dat de Heere van hem was geweken.
De tweede wekt ook in het begin bewondering. En toch is deze onder de invloed van de vreemde vrouwen zozeer verachterd in de genade, dat hij de dienst van de levende God liet overmeesteren door de afgodendienst. Het is naar onze mening geen toevalligheid, dat deze twee bijbelse figuren juist door de begeerlijkheid der ogen en de begeerlijkheid des vleses tot ontucht kwamen. De vreselijke demonische ontucht is altijd het teken geweest van een wegstervende eeuw en van een tot de ondergang zich neigende kultuur.


Nu is er grond voor de mening, dat Salomo zich voor zijn dood voor 's Heeren aangezicht verootmoedigd heeft, denk maar aan de tere toon van de Prediker. Evenmin is de verachtering van de genade voor Simson blijvend geweest. De Heere heeft hem nog eenmaal gesterkt. Maar zulk een inzinking heeft toch heilloze gevolgen gehad. Wat een ontluistering biedt u Simson met uitgestoken ogen en wat moet Salomo wel gevoeld hebben, toen hij bespeurde dat het door zijn eigen hand uitgezaaide onkruid door afgoderij opschoot. Ja, de scheuring van het rijk in twee delen kwam in feite voort uit zijn verachtering. Denk dus nooit, dat een tijdelijke verachtering weinig deert, omdat Gods genade alles tenslotte nog weer goed maakt. De schade is onberekenbaar voor onze omgeving. Wij kunnen geen lichtend spoor nalaten, omdat wij er kiemen van verderf in uitgestrooid hebben. Daar hebben wij soms de oorzaak, dat vrome mensen zo weinig vrucht van zich doen uitgaan. Gedurende hun leven gaat het dan soms in hun kring nog vrij wèl, door de invloed van hun persoonlijke vroomheid. Maar na hun dood komt in hun kring de afval. Ze hebben er geen vaste lijnen en beginselen voor de toekomst in weten te brengen. Hun godsdienstig leven was onordelijk, niet naar de ordinanties van de Heere. Dat kweekt vaak in het nageslacht afval van God.


Zelfs de geringste achteruitgang is zeer te vrezen. Zodra wij bemerken, dat er een verkoeling is ingetreden, dan is het van het hoogste belang te onderzoeken aan welke oorzaak de beginnende eb van het geestelijke leven toe te schrijven is. Doorgaans zullen wij ervaren dat alles aan één onbestreden zonde is te wijten. Zeer vaak is het, zoals bij Simson en Salomo, een sexuele overtreding, die voor menigeen een tirannieke macht bezit. Vleselijke zonden sleuren onweerstaanbaar mee. Wij zien dat in onze levensperiode alom, ook al gaat menigeen er achteloos aan voorbij. In vele opzichten herkent men dit niet eens meer als de wezenlijke oorzaak der geesteloosheid. Biddende waakzaamheid is hier een eerste vereiste. Het is naar de mens gesproken lichter de noodlottige verachtering in die weg te voorkomen, dan haar te genezen, wanneer zij éénmaal ingezet heeft. Maar laat het dan zo zijn, dat zij reeds begonnen is, dat uw peil al gedaald is, wanhoop dan nochtans niet. Word niet moedeloos en geef niet alles verloren. Moedeloosheid verteert ook de rest van uw geestelijke kracht. Belijd uw zwakheid voor de Heere, vraag om Zijn kracht in uw strijd, maak rechte paden voor uw voeten. Begin met de Heere opnieuw in Gods kracht. Dan komt een einde aan de achteruitgang. Een nieuwe weg schiet open.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 maart 1990

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Verachtering in de genade

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 maart 1990

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's