Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Jeremia (3)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Jeremia (3)

Zijn persoon en zijn tijd

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een gevoelig gemoed
Al met al is er geen profeet over wiens karakter wij beter zijn ingelicht dan over dat van Jeremia. Het boek van zijn profetieën is doorweven met tal van persoonlijke uitingen waardoor wij een diepe blik kunnen slaan in zijn innerlijk leven. Jeremia is een man met een zeer gevoelig gemoed. Dat blijkt al dadelijk bij zijn roeping. De man, die van voor zijn geboorte bestemd is tot het profetenambt, is er niet mee ingenomen wanneer hij er daadwerkelijk toe geroepen wordt. Hij deinst terug voor de ontzaglijke last. Geconfronteerd met datgene wat hij te doen en te zeggen krijgt, breekt hem om zo te zeggen het zweet uit. Dat hangt samen met de inhoud van zijn prediking, uiteraard. Maar het grijpt ons aan: hier is een mens, die vis à vis met God en met de wetenschap van wat er komt, ineenschrompelt. Hij kan niet spreken, want hij is jong. Onthutst, ontredderd is hij. En dat is niet alleen vanwege de ontvangst, van het Woord Gods op zichzelf. In cap. 15 : 16 staan die onvergankelijke woorden: 'Als Uw woorden gevonden zijn, zo heb ik ze opgegeten en Uw Woord is mij geweest tot vreugde en tot blijdschaps mijns harten'. Maar... ontvangen, dat is één. Echter preken, boodschappen, dat is twee. Het áán moeten zeggen, niet te mogen zwijgen... Daartoe acht Jeremia zichzelf onbekwaam. Hij vindt zich te jong om met gezag tegen ouderen te kunnen optreden. Het werd immers in de oosterse samenleving niet geduld dat jonge mensen een rol van betekenis speelden. Wie jong is, mist levenservaring en levensrijping, bezonnenheid en het onmisbare aanzien. Jeremia is er ons eigenlijk te beminnelijker om. Wat moet dat toch: jonge mensen, die optreden — ook in de dienst van God — als zijn zij volleerde predikers, als beschikken zij over alle wijsheid en inzicht, als zijn zij doorkneed in al de wegen des Heeren? Moet menige dienaar van het Woord later al evengoed niet terug? Er liggen ook in het ambt zoveel 'zonden der jonkheid' en later zeggen wij — hopelijk! — wat wist ik er nog weinig van, maar ik had een wóórd als was ik één der diepst ingeleiden en ingewijden... Mag ik zeggen tegen de broeders, die nog vóór de dienst staan: weest alstublieft jong?! En wéét dat u jong bent. Het maakt uw boodschap heus niet ongeloofwaardiger. In dat opzicht moesten wij allen veel meer vrezen. Wij hebben de hoge geheimen van het Woord Gods vaak zo huisbakken gebracht en verkondigd, zo zonder vrees en beven. En denken de jongeren vandaag: eerstdaags zal ik de kudde van Christus moeten weiden, o God, ik beef bij de gedachte alleen reeds, wie ben ik en waarmee ga ik beginnen? Ziet maar hoog op tegen de bediening en haar verhevenheid en bedenkt dat de ootmoed preken en zeker over de ootmoed preken nog wat anders is dan haar te beoefenen. Weest alstublieft schuchter. Die gemoedsstemming is duizend maal beter dan de opgeblazenheid van hen, die van alle teerheid in het heilige gespeend zijn en de kerk zo nodig deelgenote moeten maken van hun inzichten en in hun verwatenheid dromen dat met hun verschijning op de kansel het rechte licht in de kerk eerst is opgegaan. Dat is een strik waarin de duivel en ons ijdel hart ons willen doen vallen: jong te zijn maar te doen alsof je reeds de wijsheid bezit, die de kroon der ouden is.
Dat alles neemt niet weg dat de Heere Jeremia corrigeert. Zijn jeugdige leeftijd moet hem niet verhinderen om te spreken. 'Zie, Ik geef Mijn woorden in uw mond'. Spreek op Mijn autoriteit. Hoe machtig aangrijpend is dat: leeftijd, bezwaren, angst en schrik, de marteling van het 'ben ik wel en kan ik wel en heb ik wel' verslonden in dat goddelijke Ik! Wie dat ervaart en doorleeft, telkens weer, die spréékt. Die heeft ook wat te zeggen. Die treedt met de boodschap uit de overhuiving door het goddelijke tevoorschijn met het Wóórd. Tegelijk treedt hij zelf terug achter dat getuigenis, dat ver boven ons staat en toch door ons heen tot klinken komt.

Liefde voor het volk
Behalve een man met een gevoelig gemoed is Jeremia ook een mens, die zijn volk liefheeft. Een man met een warm hart voor Juda. En dat is weer een ding, dat borg staat voor een diep conflict in de kern van zijn bestaan. De mens en de profeet staan ook in dit opzicht tot elkaar in een spanningsvolle betrekking. Het snijdt hem door zijn ziel dat zijn volk zo verhard is en hij het daarom Gods gestrenge oordelen moet aankondigen. Veelzeggend is in dit verband het woord uit cap. 17 : 16 'Ik heb toch niet aangedrongen meer dan een herder achter u betaamde; ook heb ik de dodelijke dag niet begeerd. Gij weet het; wat uit mijn lippen is gegaan is voor Uw aangezicht geweest'. Zo'n woord geeft, meer dan wat ook, stem aan de innerlijke strijd èn aan de gedachten, die het volk koesterde ten aanzien van de profeet. Men verdacht hem sterk van het begeren van Juda's dodelijke dag zijn prediking van het gericht werd uitgelegd als de hetze van een gedesillusioneerde dwarsligger en onverbeterlijke pessimist. Maar wie is Jeremia? Luister: 'O, mijn ingewand, mijn ingewand! Ik heb barenswee, o wanden mijns harten! Mijn hart maakt getier in mij, ik kan niet zwijgen; want gij, mijn ziel, hoort het geluid der bazuin en het krijgsgeschrei. Breuk op breuk wordt er uitgeroepen; want het ganse land is verstoord; haastig zijn mijn tenten verstoord, mijn gordijnen in een ogenblik. Hoe lang zal ik de banier zien, het geluid der bazuin horen?' (4 : 19-21). En dan deze ontboezeming: 'Mijn verkwikking is in droefenis; mijn hart is flauw in mij; de oogst is voorbijgaande, de zomer is ten einde, nog zijn wij niet verlost. Ik ben gebroken vanwege de breuk der dochter mijns volks; ik ga in het zwart, ontzetting heeft mij aangegrepen' (8 : 18, 20). En hoe aangrijpend klinken de klachten in waarschuwingen, geladen met de laatste ernst: 'Zult gij dan nog niet horen, zo zal mijn ziel in verborgen plaatsen wenen vanwege de hoogmoed en mijn oog zal bitter tranen, ja van tranen nederdalen omdat des Heeren kudde gevankelijk is weggevoerd' (13 : 17). Voorbeelden, die met vele andere te vermenigvuldigen zijn. Het moet in strikte gehoorzaamheid het gericht aankondigen maar het hart van deze man bloedt. Want het gaat geheel en al tegen zijn persoonlijke wensen in. Daarom schreit hij hete tranen over het lot van zijn volk, zijn vaderland, zijn kudde en wenst hij dat zijn hoofd water ware en zijn oog een springader van tranen (9 : 1).
De keerzijde van deze liefde tot zijn volk, die zich uit in tranen en zuchten, is de vurige begeerte dat zijn volk gered wordt. In die hoog-rijzende gestalte doet Jeremia ons voortdurend denken aan Mozes en aan Samuël en aan andere voorbidders uit de Schrift. Allen gekenmerkt door dat éne: dat hun bestaan een afschaduwing was van het leven van de grote Voorbidder van het nieuwe verbond, onze Heere Jezus Christus. De liefde van Jeremia's ziel schreit in zijn tranen en worstelt met en bedelt bij God in zijn voorbede. Mij dunkt, één van de karakteristieken van iemand, die met lijf en ziel één is met het volk waaronder hij dient met het Woord.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 april 1990

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's

Jeremia (3)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 april 1990

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's