Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Thomas en de aanraking

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Thomas en de aanraking

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het nadeel van de twijfel
Thomas... hij stond nogal op zijn stuk. Zien wilde hij, tasten moest en zou hij. Jezus lichamelijk aanraken. En anders?... nu, dan had hij het van nu af wel bekeken. Géénszins geloven! Daarmee diende hij zijn zegslieden die zeiden dat Jezus ècht uit de dood was opgestaan van repliek. Al waren het ook zijn eigen broeders, dan moest de band met hen ook maar radicaal doorgesneden worden. Dan zocht hij het zelf wel verder uit. Hoewel hij diep in zijn hart wel voelde dat er niets meer uit te zoeken zou zijn, in geval dat hij gelijk kreeg. Het was trouwens vandaag niet voor het eerst dat hij twijfelde. De gelovige Thomas had veel en vaak te kampen gehad met zijn ongeloof.
Het maakte hem sinds Golgotha tot wat wij noemen 'een ongelovige Thomas'. Daar moeten we het vooreerst maar even bij laten. Hoewel... ik wil niet nalaten erbij te zeggen dat Thomas' ontrouw Gods trouw niet teniet kan doen. Maar dit laatste komt voor rekening van Christus, die ook voor Thomas heeft gebeden dat zijn geloof niet op zou houden.
Wat is de aard van Thomas' twijfel? Het ligt aan zijn zwaarmoedig karakter, meent de een. Hij was een oerpessimist, beweert de ander.
"k Ben nu eenmaal zo,' verweert zich elk, die als het op geloven aankomt zichzelf 't liefst het voordeel van de twijfel gunt. Lieve twijfelaartjes, pastoraal nauwelijks te benaderen. Ze voelen zich veiliger in de twijfel dan in het geloof. Bij zulk soort twijfelzuchtigen wil ik Thomas niet scharen. Daar was het bij hem te echt en te eerlijk voor.
Ja, dat is waar ook, over de aard van diens twijfel zou ik iets willen zeggen. Zij staat in verband met gebrek aan geloofsinzicht in de Zelfopenbaring van God in Jezus Christus in deze wereld.
Ter illustratie lezen we een paar bladzijden terug in het Johannes-evangelie (Joh. 14), dat Jezus zijn discipelen maant en troost met deze woorden: gijlieden gelooft in God, gelooft ook in Mij.
Rijk en ruim opent Christus daar het perspectief van het Vaderhuis met zijn vele woningen. De Heere Jezus sprak hierover als was het de gewoonste zaak ter wereld. Waar Ik heenga weet gij, en de weg weet gij. Prompt interrumpeert Thomas: Heere wij weten niet waar gij heengaat en hoe zouden wij de weg weten?
Wij begrijpen van al uw woorden bijna niets. Hier blijkt dat in de openbaring van Jezus Christus, in Zijn werken en in Zijn Woord, niet alleen voor Thomas, maar voor al de discipelen het eigenlijke nog gesloten was. Dat lag niet aan Christus. Want even later vraagt hij, naar aanleiding van een verzoek van Filippus: ben Ik zo lange tijd met u, en hebt ge me niet gekend, Filippus? De aard van de twijfel is gebrek aan geloof. Dat levert niets dan nadeel op. Zeker als de discipelen, Thomas incluis en Thomas vooral op Golgotha belanden. Daar heeft Thomas gezien wat hij bang vermoed had. Bergafwaarts was het gegaan met Jezus, juist toen Hij de kruisheuvel besteeg en omdat Hij Golgotha be­klom. Al het waarachtige, mooie en edele wordt verstikt en het sterft weg.
De wereld is een hele mooie illusie armer geworden, de Koning van het rijk, waar wij op hoopten hangt doodgebloed aan het vloekhout. De twijfel houdt niets over dan het nadeel van een dode Jezus. En de twijfel aan de lichamelijke opstanding van Christus, van eeuwen her èn van recente datum, vindt zijn oorzaak hierin dat men in het Kruis van Golgotha de openbaring Gods niet ziet. De twijfel aan de opstanding is naar haar ware aard het ongeloof dat Christus gestorven is om onze zonde, en het kruis, inplaats van de verse en levende weg tot God, het grootste obstakel is.
In het verlengde daarvan ligt de twijfel aan de opstanding.
Want aldus redeneert Thomas: ik heb de nagelen in Jezus' handen gezien, dáárom kan ik niet geloven die wereld waarin de overwinning op de dood geproclameerd wordt.
Een leeg graf? Dat moet ik eerst nog zien.
Nu is tegelijk het nadeel van de twijfel ook:

De gruwel van de twijfel
U stelt zich voor hoe de dingen gegaan zijn. Op de avond van de eerste dag van Jezus' opstanding kwam de verheerlijkte Levensvorst in het midden van Zijn gemeente. Thomas had verstek laten gaan. Hij moet met zichzelf alleen zijn. Niemand moet voorlopig iets tegen hem zeggen. Zijn hart was te verslagen, zijn denken te verward. Koestert hij zijn verdriet? Laten we niet te hard oordelen. Hij heeft op de rouwkaart gezet: geen bezoek. Komt hij eindelijk de kring der kerk weer binnen, dan wordt hij enthousiast begroet met het Evangelie der opstanding. 'Wij hebben de Heere gezien', roepen zij hem toe. Thomas belieft er geen steek van te geloven. Dan volgt van zijn kant de uitbarsting.
Indien ik in Zijn handen niet zie het teken der nagelen en mijn vinger steke in het teken der nagelen, en steke mijn hand in Zijn zijde, ik zal geenszins geloven.
Pertinent niet. Het conflict in zijn ergste vorm is dat. De gruwel van de twijfel. Niet geloven als het mag, maar als het niet anders kan.
Geloven op gezag? Omdat het mij gezegd wordt, nota bene van Godswege? Het gezag de Schrift laten spreken? Geloven zonder bewijs? Jullie kunnen me nog meer vertellen. De anderen stonden verslagen. Wat te doen? Een commissie in het leven roepen om het overtuigend bewijs te leveren? Wie kan er tegen het ongeloof van mensen als Thomas op? Een ongeloof als een rots, die niet te vermorzelen was.
Er lopen parallellen met het ongeloofsdenken tussen Thomas, die het nog wel eens zou willen zien, en 'gelovigen' die beweren dat een leeg graf, en een opstanding van Christus met een verheerlijkt lichaam, niet voor waarachtig kunnen houden.
Er lopen parallellen evenwijdig met het denken van uw hart wellicht.
Gij hebt hier geen individueel geval, maar gij hebt hier de mens in het algemeen, die het gezag, de zeggingskracht van Gods Woord niet wil laten gelden.
Gij hebt hier de uitbeelding van u en mij, en van alle zielen, die van het geloof niet af (willen) weten.
Maar ik wil om 's Heeren wil toch de verschillen tussen Thomas en andere ongelovigen naar voren brengen. Hoe moeilijk Thomas het heeft, hoe gruwelijk zijn twijfel mag zijn, hoe schuldig zelfs, hij zou zich zeker niet thuis gevoeld hebben bij degenen, die met een zeker welbehagen achter allerlei waarheden, tot en met de waarheid van Christus' opstanding zomaar een vraagteken zetten, en die graag aan eenvoudige zielen het geloven op gezag overlaten.
De gruwel van de twijfel is ten diepste dat ze Godonterend is. Gruwelijk is het ook dat die twijfel meer en meer veld wint, en het gaat er grif in als beweerd wordt met kracht van bewijs: de wereld kent wel Golgotha's, dood en verderf, honger en uitbuiting, haat en nijd, rampen en besmettelijke ziekten, maar de wereldgeschiedenis vertelt niet van geopende graven. Dergelijke dingen gebeuren nu eenmaal niet. Het zou wel mooi wezen, maar zo is het leven niet. Al het mooie is bestemd om te gronde te gaan. Thomas gaat ver, heel ver. Hij wil eigenlijk zeggen: gij hebt u laten beetnemen door een of andere bedrieger, die zich verkleed heeft als Jezus om u blij te maken.
En als iemand vandaag buigt voor het gezag der Schrift dan zegt men iets dergelijks. Het staat toch in de Bijbel dat Jezus is opgestaan? Het is toch een feit? Welnee simpele ziel, het is inkleding van een geestelijke gebeuren, meer niet.
Maar, werpt een eenvoudige gelovige tegen, Jezus is toch meermalen verschenen? Ach jullie onnozele zielen van discipelen, u bent de dupe geworden van een soort zinsbegoocheling, een hallucinatie, die des te wreder is, omdat ze zulke grote verwachtingen in u gewekt heeft. Nee, ik geloof het niet.
En weet u wat ook nog de gruwel van de twijfel is? Dat de wereld waarin wij leven voor het gevoel van de meeste mensen een onzinnige wereld is. Zij wordt volgens de ongeloofsopinie geregeerd door God, maar die hele regering van God is één groot raadsel. God laat telkens weer al het goede verstikken en verwoesten door het kwade. Iedere mooie beweging loopt dood, verzandt in de woestijnen der werkelijkheid. Ik zou zo graag God willen aanraken, met Hem in aanraking komen, maar ik krijg geen kans. Dat dit niet aan God ligt, maar aan uw blinde ogen, ach wie weet dat? Daarvoor wil de geschiedenis van Thomas ons in elk geval ook nu de ogen openen.

De overwinning van de twijfel
Acht dagen later was Thomas met de andere discipelen vergaderd. Eindelijk, hij heeft zijn isolement opgegeven, hij zoekt weer gemeenschap. Omdat Christus trekt en de kracht van Zijn opstanding werkt. Toen en nu. Thomas gesteld tot teken dat ons toont, dat zijn hoop niet totaal was uitgeblust.
Opnieuw verschijnt Jezus, zonder verwijt en voor Thomas alleen. Niet minder dan drie voorwaarden had Thomas gesteld, aleer hij wilde geloven. Christus treedt op hem toe en voldoet aan alle.
Ik moet in Zijn handen zien het teken der nagelen. Jezus zegt: Zie Mijn handen. Ik moet mijn vinger steken in het teken der nagelen, en Jezus zegt: Breng uw vinger hier. Ik moet mijn hand in Zijn zijde steken, en Jezus zegt: Breng uw hand en steek ze in Mijn zijde.
Hier blijkt Jezus' liefde. Je mag Mij aanraken Thomas, voelen zien, tasten met hemelse permissie is het u toegestaan. Liefde is het antwoord op de brute woorden van de ongelovige worstelaar. Thomas had Jezus verloren, maar Jezus had Thomas niet verloren. Ik sluit me aan bij hen die zeggen dat Jezus Thomas beschaamt; en het 'wees niet ongelovig, maar gelovig' maakt Thomas' twijfel tot schuldige twijfel.
Om door de grond te gaan van schaamte. En zeggen we teveel als we menen dat Thomas wel liever door de grond had willen zinken, dan nu uitvoeren wat hij zo met klem betoogd had? En dan is dit weer het wonderlijk mooie, het genadevolle, dat die dwaze, eenzame, cynische Thomas het met tranen uitroept: Mijn Heere en mijn God!
Nu perst het in hem omhoog: het is tòch waar, Jezus leeft tòch. Niet het kruis heeft het laatste woord, maar het open graf; niet de dood maar het leven; niet de duivel maar God; niet het cynisme van het ongeloof, maar het woord des geloofs.
Jezus aanraken? Goed voor de twijfel die rakelings altijd langs de werkelijkheid heengaat. En al zou iemand bewijzen kunnen dat Jezus waarlijk is opgestaan, dan geldt ook ten aanzien van alle ongeloofsbeweringen het woord van de gelijkenis: Indien iemand van de doden opstond, ze zouden zich niet laten gezeggen.
Het geloof heeft geen vleselijke aanraking nodig, omdat het Christus evenwel omhelst als mijn Heere en Mijn God.
Ge meent toch niet dat door tasten de zekerheid verkregen wordt?
Waar blijft, als het door tasten en zien was, de plaats voor het geloof?
Weet u wat Jezus wèl gedaan heeft? De ganse twijfel van Thomas en de 'ongelovige Thomas' incluis, in staat van beschuldiging gesteld.
En in het schuldbesef daarover komt er plaats voor het geloof, breekt de ongeziene en nochtans geloofde waarheid van de opstanding door, met een klaarheid als van de middagzon. En wat aan te vangen met degenen die beweren: Jezus opgestaan? Het bestaat niet! We moeten maar niet teveel met hen redeneren, maar we moeten roepen om bekering en geloof in het Evangelie.
Want het geloof komt niet alleen met de Opgestane van Pasen in aanraking, maar in verbinding; de zondaar wordt in Christus ingelijfd en staat in levensrapport met de Vader, door de Zoon, in de Heilige Geest.
Waar de twijfel onder de schuld is doodgemaakt, komt het geloof.
Jezus loopt — dat is de opstanding — tegen de twijfel aan en vermorzelt die. Onze zekerheid ligt niet in wat wij zien, maar ligt in het Woord van God en Zijn beloften.
De werkelijkheid der opstanding zien we pas als we er binnen staan, als we met Christus opgewekt zijn, dan hebben we de zekerheid van de wereld van Gods onzienlijke dingen.
Tenslotte citeer ik met instemming een woord van dr. J.H. Bavinck.

'Als ik aan Thomas denk, dan valt het mij vaak op dat hij de meest moderne is van alle discipelen. Ik kan in mijn gedachten Thomas met zijn gecompliceerdheid en met zijn cynisme en pessimisme zo maar overplaatsen naar onze tijd. Ik kan hem zien als type van de moderne mens. Zo zijn wij! Zo zijn er zo onnoemelijk veel in onze eeuw. Met bittere gedachten, koppig, hoogmoedig, door en door eenzaam, pessimistisch, bijna sarcastisch en toch tegelijk zo zielig en ellendig, omdat ze met al hun spot niet weg kunnen lachen dat kleine beetje verlangen en hoop, dat diep in hun hart ligt te smeulen. Arme, gebonden mensen, die hard zijn voor hun medemensen, en die gemakkelijk de domper kunnen zetten op elke enthousiaste beweging, maar die o zo graag zouden willen dat ze het zelf nog geloven konden. Mensen die lachen om de Kerk, om geestdriftige betogingen en wien het woord "suggestie" of "autosuggestie" op de lippen bestorven ligt. Mensen die altijd twijfelen, die altijd zoeken, die altijd spotten, die altijd moedeloos zich afwenden. Voor zulke mensen heeft Johannes ons Thomas getekend. Opdat die allen zouden weten, dat er ook voor zulke mensenredding is in Jezus Christus, als ze het offer willen brengen, van hun hooghartigheid en eigenwijsheid, en als ze samen met anderen willen komen tot Hem die leeft. En dan zullen ook zij de Thomas-ervaring doormaken, dat het wel schijnt in de wereld alsof het laatste woord is aan het kruis, maar dat in werkelijkheid het open graf alle nederlaag omzet in overwinning.'

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 april 1990

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

Thomas en de aanraking

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 april 1990

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's