Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Nog nauwelijks in kaart gebracht

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Nog nauwelijks in kaart gebracht

De Nadere Reformatie

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Opnieuw is er een waardevolle bundel met studies over de Nadere Reformatie verschenen, die een overeenkomst laat zien met een vroegere uitgave van dezelfde aard. Men heeft daarbij opnieuw gekozen voor een hoofdzakelijk biografische methode. Aan de hand van een bespreking van het leven en de werken van een zevental vertegenwoordigers van de Nadere Reformatie wil men een indruk geven hoe de verhouding van deze beweging was met het Piëtisme, dat in West-Europa in de zeventiende en achttiende eeuw een grote invloed heeft gekend. Naast de biografische hoofdstukken zijn er net als in de vorige studie ook enkele meer algemener, en tegelijk ook wat meer omvattende en dieper gaande, hoofdstukken ter inleiding en afsluiting. Prof. dr. W. van 't Spijker gaat in een inleidend hoofdstuk na wat de bronnen zijn van de Nadere Reformatie en prof. dr. C. Graafland sluit de bundel af met een hoofdstuk over het zo belangrijke vraagstuk van de verhouding van de Nadere Reformatie en het Labadisme. Het is jammer dat in dit boek de thematische benadering niet nog wat sterker aanwezig is dan de biografische.
Op zich is het boeiend om de levensgeschiedenissen van karakteristieke predikanten te lezen, en het is van grote waarde om de betekenis van hun theologische en geestelijke visie te zien in het licht van hun leven. Er zijn echter al veel van dit soort studies, min of meer diepgaand, verschenen. De thematische doorlichting van de Nadere Reformatie zal op den duur toch meer veld moeten winnen ten opzichte van de biografische. Wat me opvalt is dat er bij de biografische hoofdstukken heel wat 'overbodige informatie' is, als we het tenminste in het licht van het gestelde thema mogen zien. Ik heb dat meer als minpunt ervaren dan in de vorige bundel, die als meer algemeen van karakter was bedoeld dan deze tweede belooft te zijn, als ik tenminste op de titel af mag gaan. Deze opmerkingen willen echter niets afdoen van het vele en waardevolle dat ons hier opnieuw wordt geboden. We willen er in het volgende een impressie van geven. Daarbij kunnen vanwege de beperktheid van een boekbespreking slechts de hoofdlijnen van het gebodene worden aangegeven.
Van 't Spijker geeft ons het resultaat van zijn verkenning van de bronnen van de Nadere Reformatie. Dit inleidend hoofdstuk is erg waardevol, omdat hier in kort bestek een veelheid van feiten en gegevens van primaire en secundaire aard op een inzichtelijke wijze met elkaar in verband worden gebracht. Daarbij is er vooral ook oog voor het geheel van de Nederlandse omstandigheden die van invloed zijn geweest op de ontwikkeling van de Nadere Reformatie binnen de breedheid van de invloed van de Reformatie en het buitenlandse Puritanisme en Piëtisme. Het kerkelijk ideaal van een werkelijke reformatie van de Kerk is in de lijn van Calvijn altijd hoog gehouden. Dit kerkelijk ideaal stond echter ten volle in dienst van de ware vroomheid. Wat de vroomheid betreft meent Van 't Spijker dat ook daar de invloed van Calvijn het zwaarste weegt. Sleutelbegrip is niet devotie. Devotie is tot pietas geworden die haar kern heeft in de gemeenschap met Christus waarin rechtvaardiging en heiliging plaats vinden. Het probleem van de bronnen geldt dus niet primair de kerk en de vroomheid, maar is wel te situeren in haar opvatting over het zedelijk leven. Welke gestalte moet de vroomheid krijgen in het openbare leven? Het hoofdstuk wordt met een aantal belangrijke opmerkingen afgesloten die richting willen geven aan de verdere bestudering van de beweging van de Nadere Reformatie. Daarbij wordt de blijvende waarde van de vroomheid en de ethiek van de Nadere Reformatie ook voor heden nog eens onderstreept. We mogen Van 't Spijker dankbaar zijn voor deze heldere inleiding, die stimulerend werken kan voor de verdere doordenking van de complexe vragen naar de bronnen en de doorwerking van de Nadere Reformatie.
Na de inleiding volgt een aantal biografische schetsen. Van 't Spijker schrijft over Guilelmus Amesius. Na de beschrijving van diens leven en leer komt hij tot de conclusie, dat de verwerking van de ervaring van het geloof binnen de kerk als leefgemeenschap met Christus, zoals we die bij Amesius vinden, van betekenis kan zijn voor de mens van vandaag in zijn roep om ervaring.
Drs. K. Exalto schrijft een hoofdstuk over Godefridus Udemans. Alle aspecten van zijn theologie komen aan de orde. De scribent ziet Udemans staan op het trefpunt van Reformatie, Orthodoxie en Piëtisme. Ondanks diverse krachten die in hem werkten, was hij een 'gaaf man'. Het valt me bij dit hoofdstuk op dat de toespitsing naar het thema van dit boek in de uitwerking van Exalto niet duidelijk te vinden is. Dit geldt trouwens ook van enkele andere biografieën. Ik vind dat jammer en had liever gehad dat een aantal algemene aspecten wat beknopter besproken was om meer ruimte te geven aan de verhouding tot de vroomheid, het piëtisme, bij de besproken vertegenwoordigers.
Het volgende hoofdstuk handelt over Theodorus Gerardi à Brakel en is van de hand van dr. T. Brienen. Brakel behoort tot de mystieken van de Nadere Reformatie. Hij giet zijn gedachten over en ervaringen in het geestelijke leven in termen van middeleeuwse mystiek. Als het gaat om de invloeden op Brakel, worden er wel namen en stromingen genoemd, maar over de aard van deze invloeden wordt niet zo veel gezegd.
Simon Oomius, een 'laat-zeventiende-eeuwse piëtist' wordt besproken door Exalto, die ervoor pleit om een niet al te scherpe tegenstelling te maken tussen orthodox-gereformeerde theologen en hun piëtistische tijdgenoten. Ook bij Oomius ontbrak het scholastieke begrippenmateriaal niet. Exalto stelt dat Oomius voor de middeleeuwse schrijvers van stichtelijke en mystieke werken slechts een relatief positief oordeel heeft gehad.
Het gereformeerd zijn brengt altijd een reserve met zich mee ten aanzien van het piëtisme, dat is wat Exalto vooral, niet alleen hier maar ook in zijn andere bijdragen, nogal eens wil onderstrepen.
Brienen schrijft over Abraham Hellenbroek en belicht in vrij algemene trekken de betekenis van deze predikant als prediker, exegeet en catecheet.
Prof. dr. J. van Genderen levert een bijdrage waarin Johan Verschuir wordt besproken, een 'Groninger piëtist' wiens invloed ver reikend was. Enkele van zijn werken, waaronder het bekendste 'De bevindelijke godgeleerdheid' worden uitgebreid behandeld. Er wordt een ontwikkeling in zijn werken waargenomen van aandacht voor de noodzakelijke vernieuwing van de kerk — daarin is Verschuir vertegenwoordiger van de Nadere Reformatie — naar een concentratie alleen nog op de waarheid in het binnenste, een bedenkelijke ontwikkeling vindt Van Genderen. Toch is de slotconclusie dat ook het piëtisme van dit type behoort tot de gereformeerde traditie.
De laatste biografie gaat over Friedrich Adolph Lampe, geschreven door prof. dr. C. Graafland. Lampe was meer een gereformeerd piëtist dan een vertegenwoordiger van de Nadere Reformatie. Hij was ook een duidelijke vertegenwoordiger van de achttiende eeuw, die een eigen plaats in nam als coccejaan in hart en nieren, die zich anderzijds geheel aan kon sluiten bij het voetiaanse program van nadere reformatie. Graafland eindigt met een persoonlijke noot, waarin de relevantie van Lampes bevindelijk getuigenis tot in het heden wordt onderstreept.
Ter afsluiting van de biografische hoofdstukken het volgende: Het komt mij voor dat de scribenten onderling wel wat verschillen in hun waardering van het Piëtisme, wat te merken is aan de wijze waarop ze naar hun onderwerp kijken. De een schrijft wat onbevangener over invloed en doorwerking van het Piëtisme, terwijl de ander wat meer blijk geeft van zijn beduchtheid voor de piëtistische invloeden. Het is me ook niet altijd even duidelijk geworden hoe Nadere Reformatie en Gereformeerd Piëtisme door de scribenten onderscheiden en/of gescheiden worden. De een is daar wat stringenter in dan de ander.
In het slothoofdstuk bespreekt Graafland de verhouding van de Nadere Reformatie en het Labadisme, een thema dat terecht in dit boek niet kan ontbreken. Hij maakt aan het begin melding van een ambivalente waardering onder de scribenten over de plaats die het Labadisme zou moeten krijgen binnen dit boek. Maar of er nu wel of niet een zo wezenlijk verschil bestaat met de Nadere Reformatie, dat het niet besproken zou moeten worden, het is in ieder geval een beweging geweest die de invloed op het verloop van het Gereformeerde Piëtisme niet heeft gemist, daarover was men het wel eens. Graafland geeft een duidelijke en boeiende historische schets van het leven en werk van Jean de Labadie en het verloop van zijn beweging. Daarin zien we dat het van conflict tot conflict, in Nederland en tot over de grenzen, steeds voortging tot er eindelijk in volstrekt isolement rust werd gevonden in het Friese Wiewerd waar de 'ware gereformeerde gemeente' tenslotte een stille dood is gestorven. Een tweede deel van het hoofdstuk gaat over 'Leer en beleving'. Daarin komen de spiritualiteit en de theologische vooronderstellingen aan de orde. Vooral de 'Eucleria' van Anna Maria van Schurman komt hier uitgebreid in de aandacht. Het derde deel gaat over de bestrijding door de Nadere Reformatie van het Labadisme, daarbij namen Koelman en W. à Brakel een belangrijke plaats in. In de evaluatie maakt Graafland ons tenslotte nog attent op de opvatting dat de felle bestrijding van het Labadisme door vertegenwoordigers van de Nadere Reformatie wellicht ook te maken heeft met het feit dat er grote affiniteit was met de idealen van het Labadisme, hoewel niet zonder diepgrijpende diversiteit. Het brengt hem tot de constatering dat er een ambivalentie valt waar te nemen binnen de Nadere Reformatie, vooral ten aanzien van de plaats van de wedergeboorte, die aan het geloof vooraf gaat als kwalificatie vooraf (Labadie) of de wedergeboorte die er is door het geloof in Christus (Calvijn). De opvatting die in de bestrijding van het Labadisme wordt gegeven komt niet altijd overeen met de praktijk van de bestrijders zelf, meent Graafland, want ook in de heilsorde van Brakel gaat de wedergeboorte aan het geloof vooraf.
Tot zover enkele hoofdlijnen van dit boek, dat een schat aan gegevens biedt en vele aanzetten heeft tot verdere bestudering van de Nadere Reformatie, de beweging, die met alle complexe vragen van bronnen en nawerking, nog maar nauwelijks in kaart is gebracht. Een opmerking over het 'uitwendige' tenslotte. Het boek is op een zeer verzorgde wijze door de uitgever op de markt gebracht, evenals een vorige bundel studies. Ik hoop dat er op den duur met deze vormgeving een hele reeks van studies over de Nadere Reformatie zal ontstaan.

N.a.v. De Nadere Reformatie en het Gereformeerd Piëtisme, dr. T. Brienen en anderen, Boekencentrum B.V., 's-Gravenhage, 1989, 360 pagina's, ƒ 59,90.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 juni 1990

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's

Nog nauwelijks in kaart gebracht

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 juni 1990

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's